Bij en in het château van Mosset

Vrijdagavond 29 mei 2009

Zonnig. Windstil, +29°

29

Ik beëindig het gesprek met Melissa, terwijl ik de Costa del Castell op rijd. Ik zucht. Na het vertrek van Melissa had ik een dip. We hadden samen een fijne week beleefd, ondanks het absurde van mijn situatie. Het feit dat zij de enige persoon is die ik in vertrouwen durfde te nemen, heeft onze relatie verdiept. Ze werd mijn partner in crime en stapte op het vliegtuig met een klapper vol informatie. We bellen veel en elke avond stuur ik haar een ‘ik ben oké’-sms.

Die psychopaat houdt me voortdurend onder hoogspanning. Hij heeft inmiddels ook het internet ontdekt, want sinds de opening van de expositie stuurt hij me mails en geeft me het ene commando na het andere, vaak op onmogelijke momenten, waardoor mijn hele planning in de soep loopt en ik klanten met goedkope smoesjes moet afbellen. Via een automatiseringsvriendje van Melissa heb ik geprobeerd om het IP-adres te achterhalen, wat lukte: hij mailt vanaf een lunchroom met internetcafé in Prades. Een drukke plek, waar veel toeristen komen. Slim, want hierdoor is hij niet traceerbaar, terwijl hij wel steeds dieper mijn bestaan kan binnendringen.

Voor de zekerheid heb ik de instellingen van mijn Nokia zodanig aangepast dat mijn verzonden berichten niet worden bewaard. Mocht mijn belager mij met mobieltje te pakken krijgen, dan kan hij op basis van verzonden items niet weten dat Melissa op mijn dagelijkse melding wacht. Melissa en ik hebben bovendien samen een Hotmail-account aangemaakt en mijn computer met een wachtwoord beveiligd. Alleen zij en ik kennen het password. Naar dit mailadres stuur ik vrijwel dagelijks de updates van mijn onderzoeksbestanden. Dus als ze op een dag geen sms ontvangt, zal ze een ‘actieschema’ afwerken. Met als eindresultaat dat mijn complete dossier via Hotmail binnen 24 uur op het bureau van monsieur Trubert ligt. Zijn e-mailadres en mobiele nummer zitten al in haar map.

Mijn onderzoekswerk heeft het aantal verdachten al wat uitgedund. Er staan nog ‘maar’ negentien namen op mijn lijstje. Vorige week heb ik een grote slag geslagen, toen Joséphine een overzicht met de inwoners van Mosset, Molitg en Campone uit 1983 had geregeld. Een stoffige vriend van haar man bleek al jaren onderzoek te doen naar stambomen en beschikte over alle gewenste documenten. Jammer genoeg vielen alleen vage bekenden van mijn lijstje af. De dierbare mensen blijven verdacht en het wordt steeds moeilijker om ‘normaal’ met hen om te gaan. Vooral figuren met een scherp waarnemingsvermogen signaleren dat, zoals Alphonse. Daarom blijf ik ook uit zijn buurt en werk ik constant.

Ik heb nu twee grote projecten. Een wijnkasteel bij Rivesaltes dat door Britten wordt gerenoveerd en een grote mas bij Sournia die door een Deens stel wordt verbouwd. Ik krijg 5 procent commissie op de totale verbouwingssom voor mijn dagelijkse bouwbegeleiding en de wekelijkse rapportages over de voortgang. Een mooie deal. Ik kan hier, als ik zuinig ben, wel even van leven, maar de projecten vergen veel van me.

Ik parkeer mijn Toyota onder de knoestige platanen op La Terrassa en check mijn make-up. Wie weet is Benoît nog op de bouw? So be prepared. Ik dep mijn gezicht, pak een Stimorol voor frisse adem, en loop rap richting Plaçal, terwijl ik mijn vochtige linnen jurkje wat fatsoeneer. Ik heb me kapot gezweet vandaag, zowel op de bouw in Sournia als tijdens die twee uur heen en terug in de auto. Hoe ga ik dat in de zomer doen, als het nóg warmer wordt? Airco kan ik voorlopig immers niet betalen. Het duurt namelijk nog even voordat ik mijn commissie kan opstrijken, en ik heb mijn laatste cash uitgegeven aan een vliegticket naar New York.

Ik passeer de Tour de Mascarda en het château verschijnt. De laadbak van Raphael Pérez staat er nog, naast een goed gevulde puincontainer. Hij blijft altijd tot laat in de avond, is mij opgevallen. Heel opmerkelijk. De opvolger van Georges Pena is een dikbuikige Catalaan en een harde werker. Hij komt zijn afspraken na, maar hij mist dat sociale. Hij praat nauwelijks en antwoordt alleen op vragen die ik stel. Er zit iets naars aan deze man. Zijn ogen staan koud. Ik voel me niet prettig in zijn nabijheid, zonder dat ik precies kan benoemen waarom.

Daarom mis ik Georges. Met hem kon ik overleggen en hij had een goede inborst. Die ex-politieman in de auberge had trouwens gelijk, las ik vanochtend in de Indépendant. De gendarmerie is een onderzoek naar zijn dood gestart, daar men toch uitgaat van moord. Over de motieven werd in de krant driftig gespeculeerd.

Ik ben benieuwd hoe ver Pérez en zijn werklui zijn gekomen. De afgelopen dagen ging ik al om zeven uur ’s ochtends van huis en was ik pas laat in de avond terug. Op de bouw in Sournia wordt op dit moment de elektriciteit aangelegd en daar moet ik als bouwbegeleider constant bij zijn. Ik kon daardoor niet mijn dagelijkse controle hier in het château doen. Colette heeft dat van me overgenomen. Ik heb haar een checklist gegeven, gebaseerd op het bouwschema voor Slot Hoogduyn. Colette volgt alle aanwijzingen trouw op. Ik heb mezelf nog vaak gefeliciteerd met mijn helderheid van geest om kort voor de scheiding een kopie van al mijn bestanden bij TB Invest te maken. Die back-up is nu in ieder geval goud waard. Ook in de rechtszaal. Met een beetje geluk krijg ik mijn aandeel in TB Invest terug, waarna ik weer geld heb.

Enfin, het sloopwerk zal nu wel zijn einde naderen. Ik schat dat Pérez volgende week al kan beginnen met het vernieuwen van het dak. Net op het moment dat ik naar de USA vlieg voor de bruiloft van Koen. Slechte planning. Maar goed, Benoît houdt ook toezicht en kan eventueel ingrijpen, na telefonisch overleg met mij en Colette. Ik kijk op mijn horloge. Acht uur. Ik hoop tegen beter weten in dat Benoît er nog is. Want we mijden elkaar. Of beter gezegd: hij mijdt mij. Ik weet dat hij regelmatig komt kijken en gesprekken heeft met Pérez, samen met Colette, maar dat is altijd overdag, als ik er niet ben. De keren dat wij elkaar noodgedwongen moesten spreken, verliep de communicatie geforceerd, alsof we een toneelstuk opvoerden. Bovendien waren we nooit alleen.

Net wanneer ik het château in loop, komt Raphael Pérez naar buiten. Hij draagt twee kisten met gereedschap. Zijn dag zit erop.

Bonsoir, madame Clement,’ zegt hij met een korte knik.

Bonsoir, monsieur Pérez,’ antwoord ik. ‘En, schiet u goed op?’ vraag ik, terwijl hij de deur van zijn bestelbus opent en zijn materiaal inlaadt.

‘Jazeker. De ramen aan de dalkant zijn nu open en wij hebben een stenen wenteltrap gevonden, die leidt naar de derde verdieping.’

Punt. Geen toelichting. Maar ik kan vandaag voor het eerst het uitzicht op het dal bewonderen. Fantastisch.

‘Oké, ik ga even kijken. Blijft u in de buurt voor het geval ik vragen heb?’

Oui, madame Clement.

Hij pakt een bezem en begint wat rotzooi naast de ingang bij elkaar te vegen. De man houdt alles erg netjes.

Nieuwsgierig ga ik naar binnen, wandel door gangen en kamers, en verbaas me over het vele werk dat de afgelopen week is verricht. De hal naar de zuidoostzijde is doorgebroken en de poreuze vloeren tussen de begane grond en de hogere verdiepingen zijn er nagenoeg allemaal uitgehaald, evenals de rotte raamkozijnen en de asbestplaten die ertegenaan getimmerd waren. Alles oogt ineens hoog en helder. Ik volg het licht en haast me enthousiast naar het dichtstbijzijnde raam, steun tegen de muur en staar verrast naar de overkant.

Mijn wereld wordt langzaam stil en verandert. Geluiden en geuren bereiken me. Kwetterende spreeuwen storten zich enthousiast op een kersenboom in een tuin links onder mij. De zoete aroma’s van ontluikende bergbloemen hangen in de vallei. Ik leun tegen de opening. Mijn blik volgt de contouren van de bonte vallei en de witte Canigou. Alle kleuren passen bij elkaar, alle lijnen kloppen. Totale harmonie. Zo anders dan vanaf mijn terras. Zo volmaakt. Dit lijkt wel computeranimatie. Wonderbaarlijk. Ik wil ín het nauwe gat klimmen, naar buiten leunen en dichter bij de Canigou komen. Gehaast kijk ik om me heen en zoek een blok hout of ladder voor het maken van een verhoging.

In een hoek in de verte, in het opengebroken deel, zie ik een stenen trap. Zou die naar de toren gaan? Nog hoger? Met een nog mooier uitzicht? Hoopvol loop ik naar de plek waar de opgang begint en ontwaar een smalle wenteltrap. Op de wit afbladderende muur zitten allemaal bruine plekken. Ze zijn gelijkmatig verspreid. De wand ziet eruit als de huid van een dalmatiër. Als een kunstwerk. Ik nader de trap en stop, terwijl ik mijn adem inhoud. Mijn God! Die bruine bobbels zijn dode spinnen. Ik slik. Talloze harige spinnen, allemaal platgedrukt op een gelijke afstand van elkaar, in een vast raster.

Meestal gruwel ik van spinnen en vlucht ik weg als ik ze zie, maar nu niet. Deze boeien me vanwege de artistieke wijze waarop ze gerangschikt zijn. Ik kom dichterbij en blaas wat bouwstof weg. Met de lange nagel van mijn pink raak ik er eentje aan. Zijn beige haartjes zijn nog zichtbaar. Net als zijn zwarte uitpuilende oogjes. Zijn buikje plakt tegen de muur. Helemaal leeggedrukt. Dit was gerichte liquidatie. Uitgevoerd door iemand die geestesziek is.

Ontzet kijk ik om me heen. Dit deel van het château was eergisteren nog dichtgetimmerd en onbereikbaar, en toch werd deze ruimte gebruikt. Redelijk recent nog. Tenminste daar lijkt het op. Voilà. Het volgende bewijs, dat er een vluchtweg is.

Boven me hoor ik een geluid. Bijna als antwoord. Ik verstijf en kijk omhoog. Het klonk als gekraak. Haast onhoorbaar. Shit. Hier is iemand. Ik ben niet alleen. Ik weet het zeker. Maak dat je wegkomt! Zachtjes zet ik enkele stappen naar achteren, terwijl ik mijn blik op de wenteltrap houd. Ik draai me om, versnel en storm de ruimte uit. Ik hol door kamers en gangen, naar de uitgang en kom even later happend naar adem aan bij de toegangspoort.

Raphael Pérez staat op het punt om in zijn camion te stappen en te vertrekken. Hij had dus niet op mij gewacht. Ondanks mijn instructies. Ben ik dan zo lang binnen geweest? Hijgend loop ik naar hem toe. De veilige realiteit van de Plaçal neutraliseert mijn besef van gevaar. Waar ben ik mee bezig? Waarom laat ik me zo opdrijven? Wie jaagt hier op wie? Hè, Clement. Jij bent hier nog niet klaar. Kom op, naar binnen. Ja, er is nog werk te doen, maar wel met een sterke vent naast me. Die Pérez moet bij me blijven.

Monsieur Pérez, wilt u mij even helpen? Ik heb assistentie nodig bij het berekenen van afstanden.’

Hij knikt en gooit de deur van zijn auto weer dicht.

Mais oui, Madame Clement,’ antwoordt hij.

Bien. Komt u mee?’

Ik draai me om en been naar de ingang, terwijl ik check of mijn stiletto nog grijpklaar in het zijvak van mijn handtasje zit. Ja. Dat voelt veilig. Ik pak direct mijn notitiemap met afstandscalculator uit het binnenvak. Ik ga snel wat zaken opmeten, om te checken of onze oorspronkelijke calculaties kloppen met de werkelijkheid. Als er afwijkingen zijn, kan ik dat nu nog op de tekening aanpassen. Straks niet meer. Bovendien wil ik dit gebouw doorgronden. Ik wil weten waar ik kans maak om die vluchtweg op te sporen, want in de kapel heb ik tot dusver nog niets ontdekt wat op een deur of opening lijkt, en toch moet de geheime gang er zijn. De bewijzen zijn er, maar alleen met meer kennis vind ik die. Ik hef mijn hoofd en blik uitdagend naar het château.

‘Ik krijg jou wel,’ zeg ik sissend tegen de façade.

‘Que dites-vous, madame?’ vraagt Pérez.

‘O, ik sprak tot mezelf,’ zeg ik kortaf, stap vastberaden naar binnen en start mijn metingen. In een hoog tempo gaan we van zaal naar zaal, inclusief kapel. Mijn concentratie heft mijn angst iets op. Ik fixeer me op de volumes en tegen de tijd dat het begint te schemeren, zijn we zo goed als klaar en passeren we de stenen trap met de platgedrukte spinnen.

De weerzin overvalt me opnieuw en ik kijk snel naar boven. De wenteltrap is smal en gaat steil omhoog. Ik wil weten waar hij heen leidt en klim de trappen op. Pérez volgt zwijgend. We komen uit in een ruime torenkamer met een gebogen dakconstructie en twee grote openingen in de metersdikke muur. Ik loop naar het smalle raam dat op de Canigou uitkijkt en met vertraging realiseer ik me dat dit de plek is vanwaar op 1 januari sneeuw naar beneden viel. Ik blik om me heen. Zijn er nog bewijzen van bewoning te zien? Nee, niets. De ruimte is de afgelopen week door de bouwlui volledig overhoop gehaald. Wat stom dat ik op dat moment niet hier was. Alle bewijsmateriaal is nu letterlijk weggepoetst.

Ik kijk naar buiten. De Canigou glinstert oranje in de avondzon. Als betoverd leun ik tegen de nis. Dieu! Wat een uitzicht! Nog intenser dan vanuit dat raam beneden. Magisch mooi. Ik sta bewegingsloos en staar naar de overkant. Het lijkt wel alsof die berg aan me trekt, alsof hij me door die opening naar zich toe zuigt. Een gedachte vormt zich. Eerst vaag, maar al snel worden de beelden concreter en krijgen vaste vormen. Jazeker! Dit wordt míjn appartement! Op deze plek ga ík wonen, zodat ik iedere dag naar de Canigou kan kijken. Dit geef ik niet aan de Mairie. Ik leun verder naar voren en mijn hand reikt naar de Canigou. Zo volmaakt en van mij…

Venez, madame Clement. Het wordt al laat. Het is zo donker.’

De stem van Pérez komt van ver en ik wil hem toebijten dat hij me met rust moet laten, maar galmende stemmen in de Carrer Sota Muralla trekken me terug naar de werkelijkheid.

‘Ja, ik kom,’ zeg ik, terwijl ik me nieuwsgierig voorover buig. Mijn ogen laveren over de daken en straatjes van Mosset. Ik staar naar beneden en grijp een uitstekende steen vast. Vanaf deze plek zie je inderdaad alles… Mijn vermoeden was juist. Hij ziet alles. Bij God! En wat is het uitzicht aan de andere kant, op de Cercle Sacré? Ik slik, kom rap uit de nis en schiet naar de noordelijke opening, kijk naar buiten en verstar. De heilige cirkel oogt vanaf hier als de bühne van een theater. Die plek is zo dichtbij. O, nee. Ik heb nu zekerheid. Hij kon alles zien en hij weet dus wat ik gedaan heb.

Madame Clement, we moeten nu echt gaan,’ zegt Raphael Pérez, terwijl hij me op mijn schouder tikt. Ik draai me naar hem toe en we kijken elkaar aan. Zijn koude blik laat me huiveren. Ik moet oppassen voor hem..

Ik schiet langs hem heen en loop naar de wenteltrap, haast me naar beneden en ren naar de uitgang. Mijn klikkende hakkenschoenen weerklinken schel door de hoge kamers. Opgelucht nader ik de poort.

‘Gaat u maar naar huis, monsieur Pérez. Ik sluit wel af,’ zeg ik als hij even later rustig aan komt wandelen en ik de sleutel al in het slot heb gestoken.

Rond zijn mond speelt een vage glimlach. Zou hij vermoeden dat hij me zojuist de stuipen op het lijf joeg?

Très bien. Fijne avond madame Clement.’

‘Ja, voor u ook, monsieur Pérez.’

Terwijl hij wegrijdt, sluit ik de deuren. Even later loop ik piekerend over platgedrukte spinnen en onwerkelijke uitzichten via de Escaler de Bonavista naar beneden. De rode gloed van de wegzakkende zon laat de besneeuwde toppen gloeien als vuur. Het steegje doet zijn naam nu eer aan: ‘de trap met het mooie uitzicht’. Hoe waar.

Ik ga zitten op een bankje en bewonder het vlammende schouwspel, maar een innerlijke onrust dwingt mij om mijn notities te pakken. Ik til mijn blocnote uit mijn tas, bestudeer de getallen, zoek mijn rekenmachientje, calculeer en vergeet de zonsondergang. Er klopt iets niet, en eigenlijk wist ik dat daarstraks ook al, toen ik met Pérez door het château liep. Binnen en buiten matchen niet. Vanbinnen is het gebouw kleiner dan vanbuiten. De volumes corresponderen niet met elkaar, zelfs niet als je de dikte van de muren ruim neemt.

Ik ontleed de tekeningen en tik de maten opnieuw in, zorgvuldig, als extra controle. De uitkomst blijft gelijk… Ik kom daadwerkelijk tussen de vijf en tien meter tekort. Dat zijn ruwweg twee appartementen minder. Scheelt me zeker 250.000 euro. Dat kan toch niet? Waar zit hem dat in? De enige verklaring die ik hiervoor kan verzinnen, is dat ik de knik in de noordelijke vleugel fout heb ingeschat, omdat ik daar onmogelijk bij kon, vanwege die steile afgrond en de ondoordringbare garrigue. Of ik heb zojuist niet goed gemeten. Dat zou ook nog kunnen. Hoe kom ik daar achter?

Nadenkend blik ik over de roze daken naar de smeulende bergen en zie de oplossing ineens voor me. Natuurlijk! Het dak! Boven op een dak kun je exact de omtrek van een pand uitrekenen. Raphael Pérez start volgende week met de renovatie van de dakconstructie. Net wanneer ik in de USA ben. Dus ik kan het niet zelf nameten. Hij moet dat doen. Het is niet anders. Ik geef hem maandag meteen een kopie van de bouwtekening met daarop mijn berekeningen en vraag hem zaken na te meten als hij daarboven bezig is. Per muur. Per onderdeel. Wanneer ik na zijn exercitie nog steeds vijf tot tien meter tekortkom, dan schort er kennelijk iets aan mijn beoordelingsvermogen.

Ik stop mijn spullen in de tas en bekijk de overkant. De zon glijdt langs de bergen en de toppen kleuren grijs. Het uitzicht was fenomenaal vanavond, een zeldzaamheid, maar ik liet het me afpakken doordat mijn gedachten alweer bij het château waren. Dat zijn ze continu de laatste tijd. Het is goed dat ik de komende weken weg ben. Joséphine zal mijn bouwprojecten in Sournia en Rivesaltes waarnemen en Colette en Benoît zullen de verbouwing van het château beslist goed begeleiden. Een time-out zal me hopelijk wat rust geven. Hier krijg ik mijn gedachten niet meer stil.