5
Een dikke man in het blauwe hes van een bediende deed open nadat de prior had aangeklopt. Hij nam ons bezorgd op. ‘Dringend bezoek voor de abt, van de vicaris-generaal. Is hij er?’
De bediende boog diep. ‘Die gruwelijke moord.’ Hij sloeg ijverig een kruis. ‘Wij zijn niet van uw komst op de hoogte gesteld, heren. Abt Fabian is nog niet terug, hoewel hij er elk ogenblik kan zijn. Maar komt u binnen.’
Hij ging ons voor naar een grote hal, waar de lambrisering was beschilderd met jachttaferelen.
‘Misschien wilt u in de ontvangkamer wachten,’ stelde de prior voor.
‘Waar is dr. Goodhaps?’
‘Boven, in zijn kamer.’
‘Dan willen we eerst hem spreken.’
De prior knikte naar de bediende, die ons op de brede trap voorging naar boven. De prior bleef staan voor een dichte deur en klopte luid. Uit de kamer klonk een kreet; toen hoorden we het omdraaien van een sleutel en de deur ging op een kier open. Een smal gezicht met slordig wit haar staarde ons angstig aan.
‘Prior Mortimus,’ zei de oude man met een schrille stem, ‘waarom bonkte u zo hard op de deur? Ik schrok ervan.’
Even plooide Mortimus’ gezicht zich in een sardonisch grijnsje. ‘O ja? Neem me niet kwalijk. U bent nu veilig, doctor, want Lord Cromwell heeft een gezant gestuurd.’
‘Dr. Goodhaps?’ vroeg ik. ‘Gezant Matthew Shardlake. Ik ben in antwoord op uw brief hierheen gestuurd. Ik kom van Lord Cromwell.’
De oude man staarde me even aan en deed toen de deur open om me toe te laten in een slaapkamer. De kamer was ingericht met een hemelbed met een gordijn ervoor en dikke kussens op de grond; een raam bood uitzicht op de drukke binnenhof. Er lag een stapel boeken op de vloer, onder een dienblad met een kan wijn en tinnen kroezen. In de haard brandde een houtvuur. Mark en ik liepen er meteen naartoe, want we hadden het allebei erg koud gekregen. Ik draaide me om naar de prior, die in de deuropening waakzaam stond te kijken.
‘Dank u, broeder. Laat me weten wanneer de abt terug is.’ Hij boog en deed de deur achter zich dicht.
‘Doe de deur op slot, bij de naam van onze Verlosser,’ riep de oude man handenwringend. Hij zag er deerniswekkend uit met zijn verwarde witte haar en zijn gekreukte en bevlekte zwarte pij. Aan zijn adem te ruiken had hij al van de wijn gedronken.
‘De brief is aangekomen? Gode zij dank! Ik vreesde dat hij zou worden onderschept. Met hoeveel mensen bent u gekomen?’
‘We zijn met ons tweeën. Mag ik gaan zitten?’ vroeg ik en ik liet me voorzichtig op de kussens zakken. Toen mijn gewicht erop rustte, voelde mijn rug veel beter. Goodhaps merkte nu pas mijn misvorming op; daarna keek hij naar Mark, die zijn zwaard aflegde.
‘De jongen is zwaardvechter? Kan hij ons beschermen?’
‘Als het moet. Is het waarschijnlijk dat we ons moeten verweren?’
‘Na wat er hier is gebeurd – we worden door vijanden omringd, meester Shardlake…’
Ik zag dat hij doodsbang was en glimlachte hem geruststellend toe. Een nerveuze getuige moet net als een schichtig paard voorzichtig worden bejegend.
‘U kunt gerust zijn. We zijn vermoeid en zouden dankbaar zijn voor een slokje van die wijn terwijl u ons vertelt wat hier is gebeurd.’
‘O mijnheer, bij de Lieve Vrouwe, het bloed…’
Ik stak mijn hand op. ‘Begint u bij het begin, bij uw aankomst.’
Hij schonk ons wijn in, ging op het bed zitten en haalde een hand door zijn lange witte haar.
‘Ik wilde hier niet heen,’ zei hij zuchtend. ‘Ik werkte in de wijngaard in Cambridge, waar ik van het begin af aan voor de hervorming heb gearbeid, en ik ben te oud voor dit soort opdrachten. Maar Robin Singleton had bij me gestudeerd en vroeg me hem te helpen dit huis dat de pest herbergt tot overgave te dwingen. Hij had een jurist nodig die het canonieke recht kende, begrijpt u. Een oproep van de vicaris-generaal kon ik niet naast me neerleggen,’ voegde hij er rancuneus aan toe.
‘Dat is moeilijk,’ beaamde ik. ‘Dus u bent hier zo’n week geleden aangekomen?’
‘Ja. Het was een zware rit.’
‘Hoe verliepen de onderhandelingen?’
‘Slecht, zoals ik had voorzien. Singleton zette hard in door te stellen dat dit een verrot en zondig huis was en dat ze er goed aan zouden doen de toelagen aan te nemen en hun verzet op te geven. Maar abt Fabian wilde er niet van weten; hij houdt te veel van zijn leven hier. Voor landjonker spelen, de baas zijn over de rentmeesters en baljuws. Hij is maar de zoon van de plaatselijke handelaar in scheepsbenodigdheden.’ Goodhaps dronk zijn kroes leeg en schonk zich nog eens in. Ik kon het de hulpeloze oude baas niet kwalijk nemen dat hij, helemaal alleen hier, zijn toevlucht had gezocht tot de kan.
‘Hij is slim, abt Fabian. Hij wist dat er geen gedwongen sluitingen meer zouden plaatsvinden, na de opstand in het noorden. De gezant droeg me op iets in mijn wetboeken te vinden om hem mee te bedreigen. Ik zei dat het tijdverspilling was, maar Robin Singleton had geen wetenschappelijke instelling; hij was van de harde aanpak, God hebbe zijn ziel,’ voegde hij eraan toe, hoewel hij als goede hervormer geen kruis sloeg.
‘Wat u zegt is wel waar,’ beaamde ik, ‘tenzij er andere vergrijpen tegen de wet kunnen worden gevonden. Er was sprake van sodomie, heb ik vernomen, en diefstal. Allebei halsmisdaden.’
Goodhaps zuchtte. ‘Deze ene keer vergist Lord Cromwell zich. De plaatselijke rechter is een goede hervormer, maar zijn melding van landverkoop tegen te lage prijzen is niet steekhoudend. In de boekhouding is niets onregelmatigs te vinden.’
‘En de zonde waarvan sprake was?’
‘Niets. De abt beweert dat ze na het bezoek allemaal aanhangers van de hervorming zijn geworden. De vorige prior moedigde die smerige praktijken aan, maar hij is verwijderd, met een paar van de ergste bedrijvers, en die Schotse bruut heeft zijn plaats ingenomen.’
Ik dronk mijn kroes leeg, maar vroeg niet om meer. Ik was doodmoe en door de wijn en de warmte van het vuur wilde ik naar bed en slapen, maar ik moest nog een paar uur helder blijven.
‘Wat vindt u van de broeders?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Net als overal. Lui en voldaan. Ze kaarten en jagen – u hebt wel gemerkt dat het hier wemelt van de honden – en raffelen de diensten af, maar ze houden zich aan de verordeningen, de preken zijn in het Engels en er lopen geen veile vrouwen rond in het klooster. Die prior met zijn rode gezicht is erg gespitst op tucht. Hij doet het voorkomen dat hij een aanhanger is van Lord Cromwells verordeningen, maar ik vertrouw ze geen van allen. Op de ambtsdragers onder de monniken valt niets aan te merken, ze zijn slim, en ongemerkt hangen ze nog alle oude ketterse gebruiken aan. Maar dat houden ze verborgen. Afgezien van die kreupele kartuizer, maar die maakt geen deel uit van de gemeenschap.’
‘O ja, broeder Jerome. Die hebben we ontmoet.’
‘Weet u niet wie hij is?’
‘Nee.’
‘Een verwant van koningin Jane, God hebbe haar ziel. Hij heeft geweigerd de eed af te leggen, maar hij kon niet zoals de andere kartuizers ter dood worden gebracht. Ze hebben hem gemarteld tot hij bereid was tot de eed en daarna hebben ze hem hier opgeborgen; een andere verwant is een grote landeigenaar in de omtrek. Ik zou hebben gedacht dat de dienst van Lord Cromwell op de hoogte zou zijn van zijn aanwezigheid.’
Ik boog mijn hoofd. ‘Papieren raken soms weg, denk ik, zelfs in zijn kantoor.’
‘De andere monniken mogen hem niet omdat hij ze beledigt; hij noemt ze slap en lui. Hij mag het terrein niet af.’
‘Ongetwijfeld heeft gezant Singleton met veel broeders gepraat om te zien wat hij te weten kon komen. Sommigen van degenen die bij het sodomieschandaal betrokken waren zijn toch nog hier?’
‘Die lange met het wilde blonde haar misschien?’ vroeg Mark.
Goodhaps haalde zijn schouders op. ‘O, die. Broeder Gabriel, de sacristein. Ja, hij was er één van. Ziet er heel normaal uit, hè? Lang en breed. Maar hij heeft soms een wilde blik in zijn ogen. Singleton heeft aangedrongen, maar ze zeggen allemaal dat ze zo rein als engelen zijn tegenwoordig. Hij heeft me een paar gesprekken laten voeren, door laten vragen over hun leven – al ben ik een geleerde, en heb ik me daar nooit in bekwaamd.’
‘Singleton had zich niet populair gemaakt, begrijp ik? Trouwens, ik heb hem zelf gekend. Hij kon heel hard zijn.’
‘Met zijn bruuske optreden maakte hij inderdaad geen vrienden, maar daar was hij niet op uit.’
‘Vertel me eens hoe hij is gestorven.’
De oude man trok zijn schouders op en leek kleiner te worden.
‘Hij had zijn pogingen opgegeven om de monniken onder druk te zetten. Hij droeg me op een lijst te maken van de manieren waarop een klooster de canonieke wetten kan overtreden – kennelijk was hij aan het eind van zijn Latijn. Hij begon zich zorgen te maken, hij had iets nodig voor Lord Cromwell. De laatste paar dagen heb ik hem amper meer gezien, want hij was druk bezig met de boekhouding van de thesaurier.’
‘Waar zocht hij naar?’
‘Alle fouten die hij kon vinden. Aan het eind van zijn Latijn, zoals ik al zei. Maar hij had enige ervaring met die nieuwe Italiaanse manier van boekhouden, waarbij alles twee keer wordt opgevoerd.’
‘Ja, een dubbele boekhouding. Dus daar wist hij meer van dan van de kerkelijke wetten?’
‘Ja.’ Hij zuchtte. ‘Die laatste avond aten we zoals gewoonlijk apart. Singleton leek in een betere stemming. Hij zei dat hij naar zijn kamer zou gaan om een nieuw boek te bekijken dat hij de thesaurier had ontfutseld. De thesaurier zelf was die avond weg – de avond waarop het is gebeurd.’
‘Is de thesaurier soms een dik mannetje met zwarte ogen? Zo iemand hebben we op de binnenplaats gezien, waar hij een twistgesprek voerde over geld.’
‘Dat is hem. Broeder Edwig. Zeker weer aan het twisten met de sacristein over de bouwkosten. Ik mag broeder Edwig wel, hij is praktisch ingesteld. Geeft niet graag geld uit. Zo iemand zouden we bij ons aan de universiteit goed kunnen gebruiken. Als het om de dagelijkse gang van zaken in het klooster gaat, hebben prior Mortimus en broeder Edwig samen de teugels in handen, en die laten ze niet vieren.’ Hij nam weer een slok wijn.
‘Wat gebeurde er toen?’
‘Ik werkte nog een uur door, zei mijn avondgebed en ging naar bed.’
‘En daarna hebt u geslapen?’
‘Ja. Omstreeks vijf uur werd ik wakker. Er was onrust in de gang en er werd hard op de deur gebonkt – precies zoals de prior zojuist deed.’ Hij huiverde. ‘De abt en tien of twaalf monniken stonden daar. De abt leek buiten zinnen door de schok. Hij zei dat de gezant dood was, iemand had hem vermoord, en ik moest meteen komen.
Ik kleedde me aan en ging met hen mee naar beneden. Het was allemaal zeer verwarrend. Ze praatten allemaal door elkaar over afgesloten deuren en bloed en ik hoorde iemand zeggen dat het de wraak van God was. Ze vonden flambouwen en we liepen door de verblijven van de monniken naar de keuken. Het was zo koud in al die eindeloze donkere gangen, monniken en bedienden stonden in groepjes bijeen en leken bang. En toen deden ze die deur naar de keuken open. Lieve God.’ Tot mijn verbazing sloeg hij snel een kruis.
‘Er hing een geur…’ Hij liet een onzeker lachje horen, ‘…als in een slachterij. Overal brandden kaarsen, ze waren neergezet op de lange tafels, op de provisiekasten, overal. Ik trapte ergens in en de prior trok me weg. Toen ik mijn voet optilde, was die kleverig geworden. Er lag een grote donkere plas vocht op de vloer en ik wist niet wat het was.
Toen zag ik dat Robin Singleton daar middenin lag, op zijn buik, met besmeurde mantel. Ik wist dat er iets mis was, maar mijn ogen konden het eerst niet bevatten. Toen besefte ik dat hij geen hoofd had. Ik keek glazig om me heen en toen zag ik het liggen, zijn hoofd, onder een boterkarn, en het keek dreigend naar me op. Pas toen besefte ik dat de plas bloed was.’ Hij sloot zijn ogen. ‘Lieve God, wat was ik bang.’ Hij deed zijn ogen weer open, dronk zijn kroes leeg en stak zijn hand opnieuw uit naar de kan, maar ik dekte die af met mijn hand.
‘Voorlopig is het wel even genoeg, dr. Goodhaps,’ zei ik vriendelijk. ‘Vertelt u verder.’
Hij kreeg tranen in zijn ogen. ‘Ik dacht dat ze hem hadden vermoord, ik dacht dat het een terechtstelling was en dat ik de volgende zou zijn. Ik keek naar hun gezichten, zocht degene die de bijl in zijn hand had. Ze keken allemaal zo grimmig. Die kartuizer was er ook bij en hij riep: “Mij is de wrake, zegt de Heer.”’
‘O, zei hij dat?’
‘Ja. De abt snauwde hem toe dat hij zijn mond moest houden en kwam naar me toe. “Meester Goodhaps,” zei hij, “u moet zeggen wat we moeten doen,” en toen besefte ik dat ze allemaal net zo bang waren als ik.’
‘Mag ik iets zeggen?’ vroeg Mark. Ik knikte.
‘Die kartuizer had niet iemands hoofd kunnen afhakken. Dat vergt kracht en een goed gevoel voor evenwicht.’
‘Inderdaad,’ zei ik. ‘Daar heb je gelijk in.’ Ik richtte me weer tot de oude man. ‘Wat zei u toen tegen de abt?’
‘Hij vond dat we ons tot het burgerlijk gezag moesten wenden, maar ik wist dat Lord Cromwell als eerste moest worden ingelicht. Ik wist dat er politieke gevolgen zouden zijn. De abt vertelde dat de portier, de oude Bugge, had verklaard dat hij Singleton nog geen uur eerder op zijn nachtronde was tegengekomen. Hij had tegen Bugge gezegd dat hij een afspraak had met een van de monniken.’
‘Op dat tijdstip? Zei hij ook met wie?’
‘Nee. Singleton zou hem hebben afgescheept.’
‘Juist ja. En toen?’
‘Ik gelastte alle monniken het zwijgen te bewaren. Ik verklaarde dat er geen brieven uit het klooster mochten worden verstuurd zonder mijn voorafgaande toestemming, en gaf mijn brief mee aan de postbode uit het dorp.’
‘Daar hebt u goed aan gedaan, meester Goodhaps, u hebt juist gehandeld.’
‘Dank u.’ Hij wreef met zijn mouw over zijn ogen. ‘Ik was erg bang. Ik ben teruggegaan naar mijn kamer en ben hier gebleven. Het spijt me, meester Shardlake, deze gebeurtenis heeft me beroofd van mijn manmoedigheid. Ik had een onderzoek moeten instellen, maar… Ik ben meer een man van het boek.’
‘Nu ja, wij zijn er nu. Wie had het lijk trouwens gevonden?’
‘De ziekenbroeder, broeder Guy. De donkere monnik.’ Hij huiverde. ‘Hij zei dat er een oude broeder ziek lag in de infirmerie en dat hij melk uit de keuken wilde halen. Hij heeft een sleutel, hij deed de buitendeur van het slot en ging door het gangetje naar de keuken. Toen hij de deur opendeed, stapte hij in de bloedplas. Hij sloeg alarm.’
‘Dus normaal gesproken is de keuken ’s nachts op slot?’
Hij knikte. ‘Ja, om te voorkomen dat de monniken en bedienden zich te buiten gaan. De monniken doen niets liever dan zich volproppen; u zult zien hoe dik de meesten zijn.’
‘Dus de moordenaar had een sleutel. In combinatie met de afspraak waar de portier over heeft verteld, wijst dat op iemand uit het klooster zelf. Maar u schreef in uw brief dat de kerk was ontwijd, een reliek gestolen?’
‘Ja. We stonden allemaal nog in de keuken toen een van de monniken het nieuws bracht dat…’ Hij slikte. ‘Dat er een haan was geofferd op het altaar. Later werd duidelijk dat de Reliek van de Berouwvolle Dief ook was gestolen. De monniken zeggen dat een buitenstaander die zich heeft ingedrongen om de kerk te ontwijden en de relikwie te stelen, de gezant op een van zijn late omzwervingen heeft ontmoet en hem heeft vermoord.’
‘Maar hoe kan een buitenstaander in de keuken zijn doorgedrongen?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Misschien een bediende omgekocht om de sleutel na te maken. Dat denkt de abt, hoewel de kok de enige bediende was met een sleutel.’
‘En die relikwie? Was die waardevol?’
‘Dat ellendige ding! Een hand die op een stuk hout was vastgespijkerd. In een gouden kist versierd met edelstenen: echte smaragden, meen ik. Er zou een geneeskrachtige werking van uitgaan bij gebroken of gekneusde botten, maar het is gewoon weer bedrog om de onnozelen te misleiden.’ Een ogenblik laaide het hervormersvuur op in zijn stem. ‘De monniken vinden het verdwijnen van de relikwie erger dan de moord op Singleton.’
‘Wat denkt u?’ vroeg ik. ‘Wie kan dit volgens u hebben gedaan?’
‘Ik weet niet wat ik ervan moet denken. De monniken praten over duivelsvereerders die in de kerk zouden hebben ingebroken om de relikwie te stelen. Maar ze haten ons, dat is aan alles te merken. Mag ik, nu u hier bent, terug naar huis?’
‘Nog niet. Misschien binnenkort wel.’
‘In elk geval heb ik nu u en de jongen hier bij me.’
Er werd op de deur geklopt en de bediende stak zijn hoofd naar binnen.
‘De abt is terug, heer.’
‘Mooi. Help me met opstaan, Mark, ik ben stijf geworden.’ Hij hielp me overeind en ik klopte mezelf af.
‘Dank u, dr. Goodhaps, misschien spreken we elkaar nog. Wat is er trouwens gebeurd met de boekhouding die de gezant bestudeerde?’
‘Die heeft de thesaurier teruggehaald.’ De oude man schudde zijn witte haren. ‘Hoe heeft het zover kunnen komen? Het enige wat ik wilde zien was hervorming van de kerk; hoe is het gekomen tot een wereld waarin deze dingen gebeuren? Opstand, verraad, moord. Ik vraag me soms af of er wel een uitweg is.’
‘Er is zeker een uitweg door mysteriën uit mensenhand,’ zei ik beslist. ‘Daar geloof ik in. Ga mee, Mark. We hebben een onderhoud met de abt.’