6
Hij stak een sigaret op en keek naar buiten. Opnieuw een mooie lenteochtend. Hij hoorde Suzanne’s ademhaling, een lichte snurk. Snurkende vrouwen vond hij leuk, een mooi contrast met het verzorgde uiterlijk van overdag. Vrouwen die winden laten vond hij ook grappig. Misschien was hij gewoon wat kinderlijk.
Hij keek naar haar naakte lichaam, wat kleine sproetjes op haar rug. Een mooi lichaam, natuurlijke verhoudingen: niet te dun, niet te dik. Hij moest oppassen niet opnieuw verliefd te worden. Dan werd hij jaloers, ging haar missen en ging vervolgens vervelend doen. Het was allemaal als vanzelf gegaan. Suzanne had haar spullen op haar kamer gezet, was zijn kamer binnen gekomen en begon zich uit te kleden. Ze spraken niet, het was duidelijk genoeg. Ze hadden seks, goede seks. De seks was altijd goed. Best vreemd eigenlijk, omdat hij het met andere vrouwen vaak genoeg anders had mee gemaakt. Ook nu zouden ze niet praten. Ze zou wakker worden, douchen en… het er niet over hebben. Geen punt, hij hoefde er niet over te praten.
‘Wanneer stop je daar nou eens mee?’ Suzanne had zich omgedraaid en keek hem geïrriteerd aan.
‘Goedemorgen mevrouw… nooit waarschijnlijk. Wilskracht is niet zo mijn ding en ik vind het lekker. Blijf het lekker vinden, ook. Minderen zou misschien wel goed zijn hoewel ik al niet zoveel meer rook.’
Ze haalde haar schouders op en draaide zich toen weer om. Hij stond op en trok de dekens van haar lichaam. ‘Kom! De zon schijnt, de zon schijnt, het is een mooie dag.’ Hij zong het zachtjes, op een kindermelodie.
‘Kind!’
‘Nog steeds ja.’ Hij was blij. Te blij, verliefd waarschijnlijk. Ze draaide zich om, keek hem aan en trok hem voorzichtig naar haar toe. Hij kuste haar voorhoofd en toen haar lippen. Ze liet hem even begaan en nam toen zelf het initiatief. Hij zong opnieuw. ‘De zon schijnt, de zon schijnt, het is een mooie dag.’
‘Als je blijft zingen, hou ik op!’
‘De zon schijnt, de zon… Au!’ Ze kneep hard in zijn bovenarm.
‘Niet meer doen, hè.’
‘Nee, mevrouw.’ Hij hield zijn mond, ging achterover liggen en neuriede in gedachten verder… “het is een mooie dag”.
Suzanne parkeerde haar auto in de berm, bijna op exact dezelfde plek als eerder. Hij stapte uit en liep naar de greppel. Op de plaats waar eerder het lijk had gelegen, lagen nu bloemen. Witte tulpen, netjes gerangschikt, precies zoals eerder het lijk had gelegen: de vorm van een verstilde hardloper.
‘Wat is dit?’ Suzanne was naast hem komen staan.
‘Een eerbetoon? Een nagedachtenis?’
‘Lijkt me sterk… het is eerder wat luguber.’ De tulpen lagen er al een tijdje. Ze waren wat verkleurd en verwelkt. Een dag of drie oud gokte hij. Hij deelde de informatie.