11
‘Eh…’ De stem van Thomas klonk aarzelend tussen het geroezemoes door. Het werd doodstil.
‘Ik geloof dat ik al iets heb. Ik kreeg gewoon een mail, vanuit het niets, met daarin een nieuw IP-adres. Een onzichtbare postbus of zo.’
‘Oké mensen…’ Peeters ging voor de groep staan. ‘Geef een teken Thomas als je er bent en dan iedereen direct kopiëren.’
‘Nu?’ Thomas keek Peeters vragend aan.
‘Ga maar jongen.’
Op het grote scherm verscheen opnieuw de virtuele wereld. Hetzelfde plein, veel poppetjes.
‘Oh, Thomas, blijf een beetje low profile. Ga ergens anders heen, zorg dat je geen berichten beantwoordt. Vlieg wat rond en speel een beetje.’ De jongen knikte. Peeters richtte zich weer tot de groep. ‘Groep A, breng het geheel in kaart en ga op zoek naar de bronnen. Groep B, geef alles wat je tot nu toe hebt door aan Interpol. Daarna gewoon weer verder. Groep C, zoek de filmpjes, vind uit hoeveel er zijn en kopieer alles.’
Vijftig mensen achter beeldschermen. Hij legde zijn krant opzij en keek gefascineerd toe. Het was bijna sereen. Opperste concentratie. Iedereen naar het beeldscherm kijkend, snel tikkende vingers, muisbewegingen.
Op het grote scherm vloog hun poppetje opnieuw door de lucht. Een wat ander landschap dit keer. Nogal woestijnachtig. Slechts een paar stipjes in de kleine kaart rechts onderin het beeldscherm. Thomas landde het poppetje ergens op een heuvel. De wind was zachtjes te horen. Het mannetje vloog verder, een ander landschap. Veel groen, bijna idyllisch. Grote watervallen, bloemen. Geen stipjes onder in de kaart.
‘Ander scherm.’ Peeters riep het tegen iemand in de hoek. Op het grote scherm verscheen een wereldkaart met heel veel puntjes en lijntjes. De lijntjes liepen kriskras door elkaar. Er was nauwelijks enig patroon in te ontdekken.
‘Nu zijn we eindelijk in bedrijf.’ Peeters kwam naast hem zitten en keek ook naar de kaart.
‘Die lijntjes zeggen nog niet zoveel. Het zijn waarschijnlijk allemaal omleggingen. Die jongens gebruiken andere computers voor hun verbindingen, waarschijnlijk op totaal andere plekken dan waar ze zelf zitten. Maar daar kunnen we achter komen. Je zult zien dat er langzaam een patroon in komt.’
‘En dan kun je precies nagaan waar zo’n whizzkid zit?’
‘In principe wel, maar dat duurt een tijdje en het lukt alleen als degene al die tijd online is.’
‘Oké.’ Hij keek opnieuw naar de kaart en zag inderdaad enige verandering maar nog steeds te weinig voor een duidelijk patroon.
Peeters ging verder. ‘Maar goed, we doen dit niet alleen. In Londen doen ze tegelijkertijd met ons mee. Parijs is nog in overleg, Berlijn en Washington ook. En het leuke is, wij hebben de leiding. Voorlopig althans, is ook niet slecht voor ons imago.’ Peeters stond op. ‘Maar dat zal wel veranderen als Washington wakker wordt.’
Hij keek Peeters na, stond toen zelf op en ging naast Thomas zitten die nog steeds aan het rondvliegen was. Dit keer vloog hij over een waterwereld met allemaal paalwoningen.
‘Vermaak je je een beetje?’
‘Het is wel aardig, mooi gemaakt op zich. Allemaal net iets beter dan Second Life. Een stuk kleiner dat wel, maar met een stuk meer overzicht ook.’
Ze keken naar een paalwoning, met lieflijke houten bootjes aan één kant en een groot visnet aan de andere kant. Thomas keek hem aan ‘Raar is dat eigenlijk.’
‘Wat is raar?’
‘Nou, het ziet er allemaal zo mooi uit. En waar ze mee bezig zijn is zo anders. Zo tegenovergesteld.’
‘Tja, de mens is nu eenmaal wat raar jongen.’ Een dom antwoord, maar hij had niet veel beters.
Hij liep terug naar zijn hoek en keek opnieuw naar de wereldkaart. Iets meer patroon. De stipjes en lijntjes leken zich nu te voornamelijk te concentreren op de bovenste helft van de kaart. Peeters kwam weer naast hem zitten. ‘Dat verhuizen hebben we inmiddels ontdekt. Dat doen ze elke week, op een vaste dag. Uit veiligheidsoverwegingen. De bewoners krijgen dan een paar uur later een mail met de nieuwe verbindingscode.’
‘Slim.’
‘Best wel. We weten inmiddels ook dat ze virtueel geld hebben dat omgezet kan worden in echt geld. Hoe ze dat doen zonder ontdekt te worden is mij een raadsel.’
‘Ongetwijfeld het banksysteem gekraakt.’
‘Waarschijnlijk, maar dan nog. Over de filmpjes weten we trouwens ook iets meer. Elke dag zijn er verkiezingen op dat grote plein. Daar worden de nieuwste filmpjes getoond waar bewoners vervolgens op kunnen stemmen. Het beste filmpje krijgt een dagprijs, omgerekend toch al snel een paar 1000 euro. De beste dagfilmpjes doen weer mee voor de weekprijs, zo is er ook een maandprijs en zo verder.’
‘Hm, voor sommige kids genoeg geld om actief mee te gaan doen.’
Peeters knikte. ‘Niets zo’n goede motivatie als geld.’
Een stem klonk, achteruit de zaal. ‘We worden aangevallen! Ik heb een hacker in zicht.’
Peeters stond op. ‘Verdomme!!!’
‘Ik ook.’ Een andere plek, iemand vooraan.
‘En hier!’ Een stem vanuit het midden van de groep.
Peeters ging voor de groep staan. ‘Oké, iedereen die er nu direct uit kan, ga van het net af. De rest zo snel mogelijk. Jij als laatste Thomas.’
Binnen vijf minuten was het stil in de zaal. Iedereen keek naar Peeters in afwachting van de volgende stappen. Peeters keek even voor zich uit, dacht na en keek toen de groep aan.
‘Goed. Luister. Waarschijnlijk zagen ze een grote toename in dataverkeer en zijn ze een kijkje gaan nemen. Scan elke computer op virussen en spyware en kijk of de gegevens niet zijn aangetast. Daarna voorlopig even niets.’