5
Hij keek naar de twee brieven die voor hem op tafel lagen. Een kinderhandschrift, zo leek het. Gewoon met balpen geschreven op uitgescheurde velletjes uit een ringband blok. Er was meer kinderlijks aan. De schrijftaal was een vreemde mengeling van een zakelijke afstandelijkheid en kinderlijk woordgebruik.
“Aan de Politie
Ik moet waarschuwen voor een man die moorden pleegt. Hij heeft er al veel gepleegd en zal door gaan tot hij gepakt word. Ik kan niet meer zeggen, want dan loop ik gevaar. Ik zal een aantal moorden beschrijven, ze zijn allemaal door hem gedaan.”
Vervolgens kwam er een opsomming van vijf kantjes lang. Per moord genoeg details die een buitenstaander niet kon weten. Hij keek of hij iets opvallends zag aan het papier zelf. Het leek gewoon alledaags papier, geen vlekken die misschien iets konden vertellen. Wel veel aanhalingen, doorstrepen en opnieuw beginnen. Dat kon ook duiden op een kind. Volwassenen denken meer na voor ze dingen opschrijven. De fouten waren bovendien volledig doorgestreept, waardoor de fout zelf niet meer herkenbaar was. Een vorm van schaamte waarschijnlijk.
De tweede brief was korter.
“Ik heb eerder verteld over een man die moorden pleegt. Hij gaat opnieuw een moord plegen. Volgende week. De vrouw woont in Velsen. Annette Voorman heet ze. Meer kan ik niet zeggen.”
Annette Voorman werd door een buurvrouw gevonden, met ingeslagen schedel in haar huiskamer.
De moordenaar was een man dus. Als de brieven klopten. Veel meer kon hij er niet uit wijs worden. Hij maakte fotokopieën van de brieven, voegde de kopieën toe aan de stapel dossiers en liet de brieven terugsturen naar Peeters
En nu? Hij had alle dossiers, de brieven. Er moest actie komen, maar welke actie? Hij kon alle moordplekken gaan bezoeken, dat was logisch om te doen. Het zou wel een hoop tijd kosten maar goed, hij had carte blanche. Hij kon de betrokken agenten interviewen, was ook vrij intensief. Veel van hun informatie was echter al verwerkt in de dossiers.
Hij had geen idee. Opnieuw alle dossiers doornemen? Beter door nemen, anders door nemen? Mee naar huis en dan een dag lang, een weekend lang, speuren? Aantekeningen maken?
Misschien toch nog maar een keer daar beginnen. Opnieuw de dossiers doorbladeren, schuin doorlezen, snel lezen, grof doorlezen. Zoeken naar de afwijking. Hij zuchtte, hij had er
weinig zin in maar het leek de enige logische werkwijze. Hij begon de dossiers in te pakken, vier volle dozen en liet ze naar zijn auto brengen.
Hij zat achter de grote tafel in zijn huiskamer naar buiten te staren. Het was nog niet heel donker. Maar zo laat was het ook nog niet. Hij hoorde buiten kinderen spelen, voor hen was het wel laat. Maar tegenwoordig waren bedtijden ongetwijfeld anders dan in zijn jeugd. Rechts naast de tafel lag de stapel dossiers die nog moesten gebeuren, de stapel Nog Te Doen, links de stapel Afgewerkt. In het midden, op zijn bureau, een groot wit vel papier met daarop zijn aantekeningen. Daarnaast een fles jenever en een asbak. De stapel Nog Te Doen was een stuk groter dan Afgewerkt. Het vel papier was nog grotendeels leeg. Wat getekende poppetjes, dat kon hij best goed. Poppetjes tekenen. Niet goed genoeg voor een carrière als striptekenaar, maar een zeker talent had hij toch wel. Hij schonk zichzelf nog een glas jenever in. Voorzichtig daarmee, jenever was een verraderlijk goedje. Een schrijversdrankje, je werd er helder van zonder moe te worden. Je kreeg er zelfs energie van, mits je binnen de grens bleef. De juiste hoeveelheid drank in de juiste hoeveelheid tijd. Ging je over die grens heen, dan werd je stomdronken. Hij pakte een nieuw dossier en begon opnieuw te lezen. Maar, dan een vorm van creatief lezen. “Glanzen” noemde hij dat, vernederlandst Engels: to glance. Gewoon over de pagina’s heen schieten en pas echt gaan lezen bij datgene wat je opvalt.
Drie uur later was de stapel Nog Te Doen een stuk kleiner dan Afgewerkt. De fles jenever ietsje leger.
Een uur later was er nog maar één stapel. Op zijn vel papier stonden veel poppetjes en één woord: België.