9
Hij draaide zich om en zocht een weg naar boven. Hij liep een hoek om en stond in een grote donkere hal met een grote stenen trap, als in een oud schoolgebouw. Dat was het natuurlijk ook geweest. Een basisschool waarschijnlijk, toen hier nog jeugd was. Boven was het een stuk donkerder. Hij zag nauwelijks een hand voor ogen. Hij liep naar links, de donkere gang in en viel gelijk voorover. Pijn schoot in zijn rechteronderbeen. Hij vloekte hard. Hij voelde bloed langs zijn been lopen, een flinke snee waarschijnlijk. Hij keek waarover hij gevallen was. Hij lag in een grote hoop bouwmateriaal: een wirwar van metalen buizen, stangen, platen en gebroken glas.
Hij stond voorzichtig op, zijn been klopte een beetje en er zat een flinke scheur in zijn broek. Dit was niet één van zijn beste plannen geweest. Hij twijfelde, hij kon niet al te lang meer blijven. Het lawaai was ongetwijfeld buiten te horen geweest. Hij liep snel door, ondertussen goed de vloer in de gaten houdend. Zes lokalen, net zo leeg als beneden. Ietsje meer opgeruimd maar geen teken van bewoning.
Hij liep terug naar beneden en voelde hoe de pijn in zijn been toenam. Straks naar kijken, niet te lang mee wachten. Bij de ingang zag hij opeens autolichten naar binnen schijnen. Politie ongetwijfeld! Collega’s of niet, hij zou veel vragen moeten beantwoorden en daarna nog meer en op geen enkele zou hij een goed antwoord hebben. Hij zag een agent door de voordeur naar binnen kijken. Hij liep snel de donkere gang in, opende de achterdeur en rende de tuin in om zich tussen de struiken te verschuilen. Hij zat nog maar net tussen de bosjes toen er licht over hem heen zoefde. De twee agenten stonden stil bij de openstaande achterdeur. Hij hoorde ze even praten in de mobilofoon, om daarna voorzichtig naar binnen te gaan. Het moment om weg te gaan.
Een warm bad, precies wat hij nodig had. Hij bekeek de wond aan zijn rechterbeen die dieper was dan hij gedacht had. Het bloeden was gestopt maar er zou toch wel verband om heen moeten. Dat zou hij straks wel doen. Wat jodium er op, dan kwam het wel goed. Beneden in het café was het nog steeds vrij druk geweest. Alleen Sietze van den Boer, die zag hij niet meer. Hij was snel voorbij gelopen. De mensen hadden hem waarschijnlijk niet eens gezien. Een verloren avond, hij was niets opgeschoten. Of… toch wel. Hij had weer iets geleerd. In het kunstcentrum was weinig te vinden, in ieder geval geen fotograaf. Weer een feit en een antwoord. Niet helemaal een verloren avond dus.
Hij liet zich dieper in het warme water zakken, deed zijn ogen dicht en dacht aan Suzanne. Aan hun vrijpartij, en hoe ze nu thuis was en misschien hetzelfde deed met haar man. Geen fijne gedachte. Hij probeerde andere gedachten op te roepen. Dat lukte niet echt. Hij hield op met proberen en luisterde naar zijn ademhaling, naar de stilte. Beelden kwamen voorbij: Suzanne, het lijk, de Daihatsu, vogeltjes en weilanden en toen een hele tijd niets.