4
Hij keek door het raam naar buiten, mistroostig weer. Motregen, een grijze lucht. Herfst…
Michielsen kwam zijn kantoor binnen en legde een dossier op het bureau. ‘Ik heb wat gegevens verzameld over onze dame. Nogal een achtergrond. Behoorlijk kunstzinnig allemaal.’
‘Heb je al rond gebeld? Familie, vrienden?’
‘Eén zus, die heb ik gesproken. Ouders overleden. Vrienden heb ik nog niet kunnen vinden. De zus was nogal ongerust, zei dat dit niets voor haar was. Ze komt vanmiddag op het bureau.’
‘Mooi…’
Michielsen draaide zich om en liep het kantoor weer uit. Hij ging achter het bureau zitten en bladerde door het dossier. Wat persfoto’s, een uitgebreide c.v.: Conservatorium Klassieke Zang en Lichte Muziek. Daaropvolgend een reeks aan zangcursussen en masterclasses in binnen-en buitenland. Dat alles tot zo’n 11 jaar geleden. Daarna hield de cv grotendeels op. Wel stonden er nog enkele soloprogramma’s vermeld, in voor hem onbekende theaters. De nachtclub stond er niet bij. Hij bladerde verder. Persoonlijke gegevens. 43 jaar oud. Burgerlijke staat: ongehuwd. Eén kind, Robert Schalekamp. Hij keek er wat langer na. Waar was dat kind gebleven? In haar huis geen sporen van een kind. Misschien de vader… Welke vader?
Michielsen kwam zijn kantoor binnen gevolgd door een jonge vrouw. Eind dertig gokte hij. Ze leek op Diane Evans of Linda Schalekamp. Een iets boller gezicht, maar hetzelfde opvallend donkerzwarte haar. Michielsen schoof een stoel voor het bureau en ging zelf achter in de kamer zitten. De vrouw ging zitten zonder een woord te zeggen. Hij keek haar aan. ‘U
bent Margriet Schalekamp?’
Ze knikte. ‘Eh… Schalekamp-Kolthof.’
‘U heeft inmiddels gehoord dat uw zus verdwenen is?’
‘Pas toen die agent belde. We hebben niet zo veel contact…In ieder geval niet dagelijks.’
Hij ging wat onderuit zitten. ‘Wat denkt u?’
‘Ik heb geen idee. Ze is altijd heel stabiel, geen gekke dingen en zo. Dit is niets voor haar…’
‘Depressie misschien?’
De vrouw schudde haar hoofd. ‘Niet meer dan anders… Als u aan zelfmoord denkt, dan had ze het al eerder gedaan.’ Ze keek even door het raam naar buiten. ‘Mijn zus is de laatste jaren … eh… donker geworden. Dat is ook de reden dat we elkaar wat uit het oog zijn verloren. Ze trok zich steeds meer terug, minder attent, minder geïnteresseerd…’
Ze stopte even, keek hem toen aan met een kleine glimlach op haar gezicht. ‘Vroeger was ze heel anders. U had haar moeten zien. Vol ambitie, levenslust. Altijd plannen, nieuwe ideeën. Ze had talent genoeg maar…. Ergens onderweg is er iets veranderd.’
Hij knikte, keek langs de vrouw naar Michielsen die wat afwezig naar zijn schoenen zat te kijken. ‘Hoe zit het met dat kind?’
‘Wie? Oh, Robert.’ De vrouw staarde even naar de grond. ‘Het is eigenlijk nooit haar kind geweest. Geestelijk gehandicapt, zware vorm. Ze heeft hem vrijwel direct na de geboorte afgestaan. Daarna heeft ze nauwelijks nog naar hem omgekeken.’
‘En de vader?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Geen idee. Dat weet niemand. Ze heeft er nooit iets over verteld. Vermoedelijk een regisseur… Waarschijnlijk was hij de zoveelste teleurstelling in het rijtje.’
Hij stond op. De zus leek weinig te vertellen te hebben. ‘Als u iets hoort of als er u nog iets te binnen schiet wat behulpzaam kan zijn, belt u ons dan even?’
Ze knikte. Hij keek Michielsen aan die snel een kaartje pakte en het aan haar gaf. De vrouw stond op. ‘Ik hoop dat u haar vindt. Ik kan me niet voorstellen dat er echt iets aan de hand is. Maar als dat toch zo is, hoop ik dat u mij snel belt.’
Hij knikte. Ze draaide zich om en liep de kamer uit. Michielsen liep met haar mee. Hij keek ze na. Er was iets met Michielsen… Zijn houding…. Michielsen kwam weer terug en keek hem aan. ‘Niet echt veel nieuws, hè.’
‘Nee.’ Hij keek Michielsen aan en toen naar diens schoenen. ‘Nieuwe schoenen?’
‘Ja, en ze lopen voor geen meter.’
Hij keek naar de rare combinatie op zijn bord. ‘En dit is?’
‘Macrobiotisch.’
‘Eh…En waarom doen wij dit ook alweer?’
‘Bewustzijn schat…. Je weet toch dat het niet zo goed gaat met onze planeet? Wij kunnen een steentje bijdragen. Dus waarom niet?’
Hij zei niets en roerde wat met zijn vork in de smurrie op zijn bord; Een licht bruingeel mengsel dat iets weg had van ragout. Voorzichtig nam hij een hap. Het viel mee.