Tweeëntwintig
* * *
Er ging geen waarschuwing aan vooraf.
Het ene moment stond Hotel Bagdad er, en het volgende moment was het verdwenen.
Om precies elf minuten voor vijf klonken er drie explosies en begon het gebouw van vijf verdiepingen boven Station Gaza in te storten.
Eerst stortte de oostelijke muur in en daarna het portiek aan de zuidelijke kant. Een paar seconden later stortte het hele gebouw in met het oorverdovende lawaai van versplinterend glas en brekend beton. De straten om het gebouw heen vulden zich met rook. Er schoten vlammen uit de overblijfselen van het hotel en er stegen dikke rookwolken op.
Bennett viel op de grond. Hij beschermde zijn hoofd met zijn armen tegen de stukken plafond die aan alle kanten naar beneden kwamen. De hele kamer schudde heen en weer. Hij hoorde de leidingen in de badkamers dwars door de tegels gerukt worden en openbarsten waardoor het water door de badkamer spoot. De lampen knipperden en gingen uit en daarna volgden nog enkele explosies.
Bennett was gedesoriënteerd en slaperig en nu was hij bijna verlamd van angst. Hij probeerde te begrijpen wat er om hem heen gebeurde terwijl hij hoestend en kokhalzend op zijn buik op de grond lag en probeerde zijn longen te vullen met iets anders dan de hete, giftige gassen. Er waren in totaal vijf of zes explosies geweest. Het was een verwoestende verrassingsaanval, maar wie had dit gedaan? Was het een autobom? Kon een autobom zo snel zoveel schade aanrichten? Dat zou de eerste explosie kunnen verklaren, maar er waren er daarna nog vier of vijf geweest. Raketten? Granaten? rpg’s? Maar waar zouden die vandaan zijn gekomen? Wie zou de wapens op hen hebben afgevuurd? Wie wist dat ze hier waren?
Hij wist dat hij nu geen tijd had om over die vragen na te denken, maar hij kon ze niet uit zijn hoofd zetten. Waar was McCoy? Was ze veilig? En Galishnikov en Sa’id? Hadden zij misschien iemand verteld waar ze waren? Maar dat kon niet omdat ze dat zelf niet eens precies wisten. Hij moest zijn team in veiligheid brengen, maar hoe? En waar zouden ze dan naartoe moeten? Als ze zich al een weg zouden kunnen banen door het puin, het vuur en de rook, zouden ze dan niet worden opgewacht door mensen met machinegeweren?
Er kwamen geen explosies meer en het puin hield op met vallen. Het werd steeds warmer in de kamer en het werd moeilijk om adem te halen.
Bennett kroop door de scherven van de televisie, de spiegel en een aantal fotolijsten die boven de deur hadden gehangen. Hij legde de rug van zijn hand tegen de deur, zoals zijn vader hem had geleerd als ze in hotels verbleven. De deur was gloeiend heet en Bennett trok zijn hand snel terug. Door de scheuren in de deurpost zag hij een oranje gloed en dat betekende dat het vuur dichtbij was. Maar hij had geen andere keuze. Als hij in Zieglers vertrek bleef, was hij ten dode opgeschreven. Misschien zou hier niet levend wegkomen, maar hij zou het niet zomaar opgeven.
Bennett deed zijn rechterschoen uit. Hij trok zijn sok uit en trok die over zijn linkerhand. Met die hand deed hij de deur open. Hij sprong achter de deur toen er een vlaag hete lucht de kamer in vloog. Toen deed hij zijn sok en schoen weer aan en keek hij om zich heen. Door het licht van het vuur kon hij goed zien hoeveel schade de explosies hadden aangericht. Hij had geluk gehad dat hij het had overleefd. Dat was een geruststellende gedachte, maar niet voor lang.
Plotseling hoorde hij het geluid van machinegeweren. Het kwam van ver weg en even wist hij niet zeker of het binnen of buiten was. Hij voelde de adrenaline stromen. Hij kon niet weten wie er op wie schoot, maar hij moest een manier vinden om zichzelf te verdedigen. McCoy had altijd haar 9mm Beretta bij zich. Meestal zat die in haar tas. Hij keek rond, maar zag haar tas niet liggen. Misschien had ze hem bij zich. Dat hoopte hij maar. Misschien was ze op weg naar hem. Maar misschien was ze ook wel dood.
Die gedachte maakte hem bang. Ze kon niet dood zijn. Hij was verliefd op haar aan het worden, hoewel hij niet precies wist waarom. Hij had alles, maar toch had McCoy iets wat hij niet had. Ze wist iets wat hij niet wist. Ze wás iets wat hij niet was en hij werd als een magneet naar haar toe getrokken. Bovendien hield ze van hem. Dat had ze hem nooit gezegd en dat hoefde ook niet, want hij wist het gewoon. Het was een instinct en daar vertrouwde Bennett altijd op. Hij vond verborgen schatten en die had hij nu in McCoy gevonden.
Het gebouw schudde door een volgende explosie. Bennett veegde het zweet van zijn gezicht. Zijn hele lichaam droop nu van het zweet. In de kamer was het bijna veertig graden en in de gang was het zeker nog tien graden warmer. Hij had geen tijd meer. Hier kon hij zeker niet blijven. Hij moest naar de gang zien te komen waar de kamer van Galishnikov en Sa’id was. Hij moest McCoy vinden en iedereen hier weg zien te krijgen.
Maar eerst liep hij naar Zieglers bureau. De hitte was ondraaglijk geworden en de vloer stond blank door het water uit de gescheurde leidingen in de badkamer. Hij rukte een la open en graaide alles eruit. Pas in de onderste la aan de rechterkant vond hij wat hij zocht: twee schietklare .357 Magnums. Bennett ontgrendelde de pistolen, veegde zijn gezicht af aan zijn schouder en liep met de twee pistolen voor zich uit de gang in. Zijn hart klopte in zijn keel en zijn mond was zo droog dat hij moeilijk kon slikken. Zijn hoofd bonsde. Zou hij wel snel genoeg kunnen schieten? Of zou hij te snel schieten en een van zijn collega’s raken?
* * *
Hij wist de controlekamer te bereiken.
Bennett lag op zijn buik op de grond, de enige plek waar hij nog adem kon halen, in minstens dertig centimeter water. Het water was nu ijskoud en spoot uit verschillende gescheurde buizen, maar binnen een uur zou het water in de richting van het kookpunt gaan. Hij had geen keuze: hij moest weg zien te komen.
Bennett hoorde stemmen in het Arabisch schreeuwen – hij nam tenminste aan dat het Arabisch was – maar hij zag niemand. Waar waren ze gebleven? Om zich heen zag hij alleen rook en vuur en het water waar hij doorheen waadde. Hij was blij met het licht van de vlammen omdat hij nu toch iets kon zien, maar hij maakte zich zorgen over de kabels in de muren en het plafond. Als er een kabel zou breken en in het water zou vallen, zou hij geëlektrocuteerd worden. Bennett huiverde.
De rook prikte in zijn bloeddoorlopen ogen terwijl hij alle kanten op keek en zocht naar ontsnappingsroutes. Maar hij zag steeds minder mogelijkheden. Hij kon niet naar de kamer van Galishnikov en Sa’id gaan omdat de hele gang in brand stond. De gang naar Zieglers kamer was nu op dezelfde manier afgesloten. Hij zat nog niet helemaal gevangen, maar dat was een kwestie van tijd. Hij kon niet naar de zijkant en hij kon niet teruggaan; hij kon alleen vooruit. Daar was de enige deur waardoor hij zou kunnen ontsnappen. Het was alleen de vraag wie of wat hij achter die deur zou aantreffen.
Er was even geschoten in de controlekamer, maar nu was het stil. Moest hij het risico nemen of afwachten? Wat was erger: geëlektrocuteerd of gekookt worden in het steeds warmer wordende water omdat hij te lang gewacht had, of door zijn hoofd geschoten worden als hij de deur opendeed? Het was geen prettige keuze, maar toen hij aan McCoy dacht, nam hij het besluit. Als hij zou opstaan, zou hij zeker stikken in de dikke rookwolken. Hij kon dus alleen maar aan de deurknop trekken en naar binnen rollen zoals ze dat in films deden. Het zou niet gemakkelijk zijn om een bewegend doel te raken in een kamer vol rook en met alleen het licht van de computers die in brand gevlogen waren. Hij besloot snel te handelen en het risico te nemen.
Bennett haalde diep adem. Toen trok hij aan de deurknop, rukte de deur open en rolde de kamer in. Het geluid van de openslaande deur en het water dat de kamer inliep werd gevolgd door het geluid van machinegeweren. Bennett hoorde de kogels inslaan in de betonnen muren en in het water om hem heen. Hij maakte gebruik van de verwarring en dook onder het bureau. Hij ging plat op de grond liggen met zijn ogen en neus net boven het water uit. Toen hield hij zijn adem in en hij probeerde geen geluid te maken.
Een paar seconden
later stopte het schieten. Het werd helemaal stil.
* * *
Bennett tuurde door de rook.
Zijn ogen brandden. Zijn longen brandden Hij keek eerst naar links en toen naar rechts om te zien of er iets bewoog. Vanaf zijn beschutte plek onder Tariqs bureau, naast een van de hoofdcomputers, kon hij bijna de hele ruimte zien.
Hij kon niet zien wat er in de verschillende vergaderruimtes en in de gangen gebeurde. Hij moest er maar vanuit gaan dat de schutters daar waren. Maar hij wist tenminste zeker dat er niemand achter hem was en niemand kon hem ongemerkt van voren of vanaf de zijkant benaderen.
Wat moest hij doen? Hij kon hier toch niet voor altijd blijven liggen? Het luik naar Hotel Bagdad was maar vijf of zes meter bij hem vandaan, maar zou hij dat kunnen bereiken zonder in zijn rug geschoten te worden? Maar zelfs als hij bij het luik kon komen en de ladder op zou klimmen, zou hij nog niet weg kunnen komen. De lobby bestond namelijk niet meer. Het luik was begraven onder vijf verdiepingen beton. Voor zover Bennett wist, was er geen andere weg naar buiten.
Plotseling hoorde hij het water achter zich klotsen. Iemand deed de deur open! Bennett rolde op zijn rug en richtte beide pistolen op de deur. Er kwam geen bekend gezicht door de deur. Bennett zag helemaal geen gezicht omdat de man een zwarte kap over zijn hoofd had, net als de schutters in de straten van Gaza Stad. Hij had een machinegeweer in zijn handen en kwam snel dichterbij.
Bennett aarzelde niet en haalde de twee trekkers over. De man met de zwarte kap werd achterover geworpen en zakte in het steeds roder wordende water in elkaar. Hij was dood. Bennett had hem gedood. Maar nu wist iedereen waar hij was. Weer klonk het geluid van machinegeweren.
Bennett rolde naar rechts, bij de dode man vandaan en naar het luik. Hij wist zelf niet precies waarom hij dat deed. Het was instinct, adrenaline en angst. De kogels raakten de computers, dossierkasten en muren. Bennett zag iemand bewegen in de schaduwen aan de andere kant van de kamer. De schutter was ook geheel in het zwart gekleed en zijn ogen lichtten rood op in de gloed van de flakkerende vlammen.
Bennett rolde over de grond naar de kleine vergaderruimte waar hij en McCoy een paar uur geleden met de president en de Nationale Veiligheidsraad hadden gesproken. Daar aangekomen drukte hij zijn rug tegen de muur. Toen draaide hij zich snel om, schoot uit elk pistool twee kogels en draaide weer terug. De man in het zwart dook naar links en beantwoordde het vuur. Bennett wachtte even, draaide zich toen weer snel om en schoot weer een paar kogels af. Maar hij raakte alleen maar een televisiescherm. Hij trok zich terug toen de man weer op hem schoot.
Toen het schieten weer was gestopt, stak Bennett zijn hoofd om de deur om te kijken waar de man zich had verstopt. Er klonk een oorverdovend brullen van vlammen en Bennett trok zijn hoofd weer terug. Hij beefde van top tot teen. De rook was zo dik dat hij nauwelijks kon ademhalen en de hitte was zo intens dat de delen van zijn huid die niet bedekt waren, verbrandden. Over een paar minuten zou de controlekamer helemaal opgaan in de vlammen en er was geen ontsnappingsroute. Hij kon de vergaderruimte niet verlaten zonder doodgeschoten te worden en zelfs als hem dat zou lukken, kon hij daarna nog nergens heen.
Hoewel zijn ogen hevig brandden, durfde hij die niet dicht te doen. Hij dacht aan McCoy. Hij wist niet waar ze was. Hij wist niet of ze nog leefde en of ze ongedeerd was, maar hij probeerde zich voor te stellen wat zij zou doen als ze in deze situatie zat. Ze zou vechten en bidden. Daar was hij van overtuigd. Terwijl ze haar laatste adem uitblies, zou ze nog vechten om deze plaats met haar leven te beschermen. En ze zou God om hulp vragen.
Dat wist hij zeker omdat ze dat eerder had gedaan. Toen hij in het huis van dr. Mordechai door de Irakezen was neergeschoten, was hij het grootste deel van de tijd bewusteloos geweest, maar hij had haar horen bidden. Ze had God gesmeekt zijn leven en zijn ziel te redden. Ze had tegen God gepraat alsof ze Hem kende, alsof Hij haar kon horen en alsof ze iets bovennatuurlijks verwachtte. Hij begreep het niet, maar het had hem toch rust gegeven.
Maar het was háár God en niet die van hem. Zij was niet bang om te sterven, maar hij wel!
Bennett voelde de aanwezigheid van het kwaad in de kamer en hij werd doodsbang. Hij werd achternagezeten en opgejaagd. Het was bloedheet in de vergaderruimte, maar Bennett kreeg het koud, alsof er een koude, duistere verschijning door de kamer bewoog. Het was overal om hem heen en stond op het punt hem te vermorzelen. Bennett beefde. Hij wilde schreeuwen, maar er kwam geen geluid uit zijn mond. Hij wilde vluchten, maar zijn benen weigerden te bewegen. Hij wilde God om hulp roepen, maar het was te laat.
Bennett hoorde het machinegeweer. Hij zag de granaat tegen de muur vliegen en in het water vallen. De kamer ontplofte. Alle zuurstof werd eruit gezogen. De vlammen brandden in zijn ogen en binnen een seconde was het voorbij.