Tweeënveertig

* * *

‘Heb talent, kameraden, maar laat de wereld denken dat je dat niet hebt.’

De woorden kwamen uit zijn mond en bleven in de kamer hangen, net als de dikke rook uit zijn Cubaanse sigaar.

‘Maak er gebruik van, maar doe alsof dat niet zo is. Wees dichtbij, maar laat het lijken of je ver weg bent. Of wees ver weg, maar laat het lijken of je dichtbij bent.’

Yuri Gogolov staarde uit het raam naar Teheran op deze heldere maar stille zondagmiddag. De storm was voorbij. Het was even gestopt met regenen. Gogolov en Mohammed Jibril deden hun best om zich thuis te gaan voelen in hun nieuwe huis na het ‘plotselinge overlijden’ van Jibrils persoonlijke chauffeur. Het penthouse van de Iraanse inlichtingendienst was niet Gogolovs eerste keuze geweest omdat het te opvallend was. De kans dat het in de gaten werd gehouden door het Westen, met name door de Amerikanen, was te groot. Maar voor de komende dagen moest het maar goed genoeg zijn, in elk geval tot Jibril had geregeld dat ze terug konden gaan naar Moskou of misschien Sint Petersburg.

Terwijl ze wachtten op het laatste nieuws over de verschillende operaties die ze de afgelopen dagen waren begonnen, speelden ze wedstrijden op het schaakbord dat bijna honderd jaar daarvoor door Jibrils betovergrootvader, Salim Jibril, was gemaakt en beschilderd. Gogolov was natuurlijk de grootmeester. Maar Jibril had talent, en hij viel die arrogante Rus aan in de hoop hem in elk geval even in verlegenheid te brengen.

‘Mijd hen die sterk zijn,’ vervolgde Gogolov. ‘Als ze hoop hebben, druk die dan in. Gedraag je nederig om hen arrogant te maken. Als ze energie hebben, put hen dan uit. Als ze verenigd zijn, jaag hen uit elkaar. Val hen aan op hun zwakke punt. Overrompel hen.’

Jibril sloeg Gogolovs paard met de loper, en glimlachte opgetogen. ‘Schaak.’

Gogolov glimlachte even naar Jibril en keek naar het schaakbord. Toen verplaatste hij zijn koningin twee vakjes. Daarmee beschermde hij zijn koning, maar dat was nog niet alles.

‘Schaakmat,’ zei hij zacht.

De sombere, magere man met zwarte ogen en uitdunnend zwart haar tegenover hem keek hem ongelovig aan. Jibril had nog nooit een wedstrijd verloren, maar dit was al de derde keer achter elkaar dat de Rus hem had verslagen.

‘Genoeg Sun Tzu en kinderspelletjes,’ zei de dikke man die met een fles wodka in zijn hand bij het raam naar de minaretten aan de overkant van de straat stond te kijken. ‘Het is tijd om te werken, niet om te spelen.’

Gogolov lachte. ‘Rustig, Zhiri, anders krijg je nog een maagzweer. Alles komt goed, mijn vriend. Alles is oké.’

Dat was waar. Op dit moment werden er vier teams van Al-Nakbah gemobiliseerd. Ze regelden vliegtuigen, huurden speedboten, verzamelden wapens, kochten munitie en smokkelden explosieven naar de ontmoetingspunten. En de inlichtingendienst van Al-Nakbah was over de hele wereld bezig met het opsporen van Doron en Sa’id. Jibril had een gecodeerde e-mail gestuurd waarin stond dat een vriend van hem een nieuw schaakspel nodig had. Er ontbraken twee koningen en die moesten vervangen worden. Iedereen die iets wist over schaken en die zou kunnen helpen bij het opsporen van deze twee koningen, werd gevraagd onmiddellijk contact met hem op te nemen. Over de prijs kon onderhandeld worden, maar er was niet veel tijd.

Gogolov maakte zich geen zorgen. Als je genoeg geld had, was de waarheid altijd te koop. Bovendien hoefde hij niet alleen te vertrouwen op de undercoveragenten van Al-Nakbah en hun ‘leveranciers’. De inlichtingendiensten van Saoedi-Arabië, Syrië en natuurlijk Iran hielden alles nauwlettend in de gaten. Hetzelfde gold voor Libië. Khadaffi’s spionnennetwerk in Zuid Europa was ongelooflijk, net als zijn nieuwe banden met Al-Nakbah. Khadaffi was rusteloos. Hij had al te lang niet meegedaan. Hij was bang geweest voor Reagan en nu was hij woedend op MacPherson. Hij wilde weer meedoen, en hij zou het keihard spelen.

Nu er zo veel mensen op zoek waren, zou het niet lang duren voor ze informatie binnenkregen, van hun eigen bronnen of de internationale media. Het artikel van Marcus Jackson op de voorpagina van New York Times was fenomenaal. ‘Voorman van vrede leidt geheime onderhandelingen.’ Gogolov had het hele verhaal al drie keer op internet gelezen. Er stonden weinig harde feiten in, maar het stond vol theorieën over geheime vredesonderhandelingen tussen de Israëlische en Palestijnse minister-presidenten en de bedenker van MacPhersons vredesplan.

Volgens de twee bronnen binnen de Israëlische Knesset, was Doron al zeker drie dagen niet gezien. Sa’id was op oudejaarsavond op Al-Jazeera verschenen, maar dat was via een satellietverbinding en het was niet duidelijk waar de beelden vandaan waren gekomen, zelfs niet voor de technici. Een niet nader genoemde Arabische diplomaat in Riyad had gezegd dat ‘de Verenigde Staten een geheim vredesverdrag opstelden terwijl de wereld werd afgeleid door de oorlog in Palestina.’ Een lid van het Europees parlement had gezegd: ‘Als de geruchten over geheime vredesonderhandelingen, zonder de eu en de vn, waar blijken te zijn, zou dat op zijn minst zorgwekkend zijn.’

Volgens Jacksons artikel weigerde het Witte Huis te reageren, maar ontkende de overheid het niet direct. Perschef Chuck Murray had gezegd: ‘Op dit moment concentreren we ons volledig op de militaire operaties in het Heilige Land. Onze troepen zijn daar om vrede te stichten en de Amerikaanse overheid zal doen wat ze kan om een eind te maken aan de vijandigheden en ervoor te zorgen dat de partijen met elkaar om de tafel komen te zitten. Dat is alles wat ik op dit moment kan zeggen.’

In deze tijd was het moeilijk om geheimen te bewaren, en Jibril en Gogolov waren ervan overtuigd dat het niet lang meer zou duren voor ze de waarheid hadden achterhaald.

‘Rustig maar, Zhiri,’ zei Gogolov nog eens terwijl hij de volgende sigaar opstak. ‘Het zal gebeuren als de tijd gekomen is. Waarom speel je in de tussentijd niet een spelletje schaak tegen Mohammed? Hij kan een grootmeester als ik niet verslaan, maar misschien heeft hij wel een kans tegen een dronkenlap als jij.’

* * *

Ze zagen het vliegtuig aankomen.

Het was weer te laat, maar het was er tenminste. Het verkeer op Winston Churchill Avenue, de grote weg die van de Spaanse grens naar het kleine stadje Gibraltar leidde, stopte toen de slagbomen naar beneden kwamen. De lichten begonnen te knipperen en de bestuurders en voetgangers werden gewaarschuwd dat er een vliegtuig ging landen.

Het vliegveld van Gibraltar was niet het drukste of het veiligste vliegveld ter wereld. De cijfers waren duidelijk. Prins Charles en prinses Diana waren op hun huwelijksreis naar Gibraltar gevlogen op weg naar het jacht ‘Britannia.’ Maar dat was een grote uitzondering. Van de zes miljoen toeristen die per jaar naar het land kwamen, kwamen er minder dan honderdduizend met het vliegtuig. De lokale bevolking zei dat er nog nooit een atheïst was geland. Misschien stapten er wel atheïsten op het vliegtuig naar Gibraltar, zeiden zij. Maar niemand die de enorme rukwinden en de zenuwslopende landing had meegemaakt op de landingsbaan die omgeven was door water en de drukste straat van het schiereiland kruiste, verliet het vliegtuig zonder God te danken omdat ze het hadden overleefd.

Zelfs van deze afstand konden ze herkenbare oranje met paarse letters van het logo van FedEx zien en ze hoopten allebei dat hun ‘pakketje’ niet beschadigd was. De lucht was bewolkt en koud. Er kwamen twee nieuwe stormen aan: een van de Spaanse kust en de ander van honderd kilometer verder naar het oosten boven de Middellandse Zee. Het was al een koude winter en de stormen zouden het alleen nog maar erger maken, maar de weersverwachting was dat Gibraltar een paar dagen rust zou krijgen tot die stormen het land zouden bereiken en daar waren Bennett en McCoy dankbaar voor. Ze hadden behoefte aan frisse lucht en ze zagen er naar uit om dr. Eliëzer Mordechai weer te zien. Hij was een goede vriend en een wijze leraar van hen allebei. Hij had hun geleerd de Israëli’s te begrijpen en met hen te onderhandelen. Bovendien had hij, zoals hij het zelf had gezegd, geschenken uit een ver land bij zich, wat dat dan ook mocht betekenen.

Bennett en McCoy zaten achterin een zwarte, gewapende Chevy Tahoe, niet ver van de twee Seahawks van de marine die de seals zou terugbrengen naar hun bases in Rota in Spanje, als deze missie was afgelopen. Tariq zat achter het stuur en keek vanachter zijn zonnebril naar de omgeving. Twintig meter verderop stond een busje met vier leden van het Gold Team, die de omgeving in de gaten hielden. Sa’id en Doron zaten veilig binnen in de Olijfberg. Zij mochten nog niet naar buiten.

Een kwartier later zaten Bennett, McCoy en dr. Mordechai in een café halverwege de Rots. Ze bestelden fish and chips en vroegen het voormalig hoofd van de Mossad alles over zijn reis en zijn gezondheid terwijl het beveiligingsteam haar positie binnen en buiten het restaurant innam.

‘Ik stel voor dat we toosten,’ zei McCoy, terwijl ze haar glas ophief. ‘Op dr. Eliëzer Mordechai, die hier allang had moeten zijn.’

Ze klonken, en Mordechai en McCoy lachten, maar Bennett leek afwezig. Hij maakte zich zorgen om zijn moeder en om de gevolgen van Marcus Jacksons artikel op de voorpagina van New York Times voor het vredesverdrag.

‘Bedankt dat u gekomen bent,’ zei McCoy. ‘Dat waarderen we.’

‘Graag gedaan,’ zei de oude man. ‘Sorry voor het oponthoud.’

‘Maakt u zich daar maar geen zorgen over. Het is fijn dat u er vandaag bent. Onze twee vrienden hebben een dag vrij om te overleggen met hun achterban, dus voor de eerste keer sinds weken hebben wij zelf ook wat vrije tijd.’

Mordechai knikte waarderend naar McCoy en wendde zich tot Bennett. ‘Jonathan, ik heb me zorgen gemaakt over je moeder. Heb je al iets gehoord?’

Bennett ging nog ernstiger kijker. Hij kon zijn verdriet nauwelijks verbergen en Mordechai zag direct dat hij er niet over wilde praten, zeker niet na wat hij de avond ervoor had gehoord.

Gelukkig had McCoy het ook gezien, en zij gaf antwoord. ‘Iemand heeft Jons oude telefoon gebruikt, de telefoon die hij gebruikte bij gsx. Ze hebben op oudejaarsavond twee keer naar zijn tante in Buffalo gebeld en nu hebben ze een paar honderd dollar van mevrouw Bennetts rekening gehaald.’

‘Hoe zijn ze aan die telefoon gekomen? En de pincode?’

‘We hebben geen idee. Jon heeft zijn telefoon in zijn moeders huis laten liggen toen hij daar een paar dagen op bezoek was nadat hij uit het ziekenhuis in Duitsland was gekomen. Hij heeft zijn moeder gevraagd hem te zoeken, maar ze kon hem niet vinden. Ze heeft zelf geen mobiele telefoon. Ze heeft er nooit een gebruikt en ze heeft er nooit een willen hebben. En ze neemt zelf nooit zulke grote bedragen op.’

‘Kan de fbi het telefoongesprek traceren?’ vroeg Mordechai. ‘Dat doen wij heel vaak.’

‘Ze proberen het wel, maar degenen die de telefoon heeft is erg slim. Hij zet de telefoon alleen aan om te bellen en als hij belt is het voor een heel kort gesprek, nooit meer dan een paar minuten. En de fbi wil het nummer niet bellen omdat de terroristen hen dan door zouden krijgen. Als het al terroristen zijn.’

Mordechai zag de uitdrukking op Bennetts gezicht en veranderde van onderwerp. ‘Ik schreef toch dat ik een geschenk zou meenemen?’ vroeg hij terwijl hij een pakje uit zijn koffertje pakte.

‘Cadeautjes zijn altijd leuk,’ zei McCoy terwijl ze de borden en glazen opzij schoof. ‘Wat heeft u voor ons meegenomen?’

Mordechai schoof het pakje naar McCoy toe maar Bennett bleef uit het raam staren.

‘Een dossier?’ vroeg McCoy, die haar teleurstelling niet verborg. ‘U heeft een dossier voor ons meegenomen? U weet toch dat we die in Amerika ook hebben, dr. Mordechai?’

‘Maar deze hebben jullie niet.’ De oude man grijnsde.

McCoy keek om zich heen. Het was bijna drie uur ’s middags en er was bijna niemand. Ze wist zeker dat er niemand toekeek terwijl ze de bruine map opende. De eerste pagina was een spreadsheet in het Arabisch.

‘Wat is dit, de belastingaangifte?’ grapte ze.

‘Lees eens verder.’

Ze las een paar bladzijden door, en keek toen op. ‘Waar heeft u dit vandaan?’

‘Ik heb zo mijn bronnen,’ zei hij terwijl hij zijn pijp aanstak.

‘Dat weet ik, maar even serieus. Waar heeft u dit vandaan?’

Terwijl de rook de lucht rond de tafel vulde, draaide Bennett zich om en keek eerst naar McCoy en toen naar Mordechai. ‘Waar hebben jullie het over?’

Het voormalig hoofd van de Mossad had hun onverdeelde aandacht. Nu was hij klaar om te beginnen met vertellen. Hij leunde naar voren begon te fluisteren. ‘Je zei toch dat ik het geld moest volgen?’

‘Inderdaad.’

‘En dat heb ik gedaan.’

‘En? Waar bent u achter gekomen?’

‘Het is erger dan we hadden verwacht.’

‘Wat bedoelt u?’

Toen vertelde Mordechai een ijzingwekkend verhaal. Op de eerste avond van Operatie Palestinian Freedom hadden de Amerikaanse troepen, op aanraden van de Israëlische inlichtingendienst, invallen gedaan in twee onschuldig uitziende pakhuizen in Ramallah. Beide pakhuizen waren eigendom van Yasser Arafat en de Palestijnse overheid. Ze leken geen strategisch belang te hebben. Maar de legers waren op hevige weerstand gestuit en nu wist Washington waarom. De pakhuizen waren schatkamers: er lagen geheime dossiers over Arafats transacties met andere Arabische en islamitische landen en organisaties, inclusief bankafschriften, financiële spreadsheets, opnames van telefoongesprekken, geschreven en elektronische correspondentie, memo’s en notulen van vergaderingen en telefoongesprekken.

De dossiers waren met een helikopter naar een geheime basis van het Israëlische leger gebracht. Daar hadden de Amerikanen en Israëli’s samengewerkt om alles te kopiëren en sorteren. Daar zouden ze nog een week of twee mee bezig zijn, vertelde Mordechai, daarna zou alles worden teruggebracht naar de pakhuizen. In de tussentijd zouden Arabisch sprekende linguïsten en analisten beginnen met de vertaling van de belangrijkste documenten.

‘Er is informatie gevonden over bedragen die je nooit voor mogelijk zult houden,’ zei Mordechai.

‘Vertel,’ zei Bennett geïnteresseerd.

‘Raad eens hoeveel geld er sinds 1998 door Saoedi-Arabië aan Yasser Arafat, zijn volgelingen en andere islamitische extremistische groeperingen is gegeven om “martelaarsoperaties” tegen ons uit te voeren.’

‘Ik heb geen idee. Honderd miljoen dollar?’

‘Koud.’

‘Vijf honderd miljoen?’

Mordechai schudde zijn hoofd.

‘Een miljard?’ vroeg McCoy ongelovig.

‘Dat dachten wij,’ zei Mordechai. ‘Wij hadden verwacht dat het iets meer dan een miljard zou zijn.’

‘Was dat niet waar?’

‘Het zit er niet eens bij in de buurt.’

‘Hoeveel was het dan wel?’

‘Hou je vast,’ zei Mordechai. Toen pakte hij een pen en begon het bedrag op een servet te schrijven: 15.442.105.150 riyal.

‘Hoeveel is dat in echt geld?’ vroeg Bennet.

Mordechai schreef het bedrag in dollars eronder: vier miljard Amerikaanse dollar.

Bennett kon zijn ogen niet geloven. Hij staarde naar het bedrag en keek toen naar McCoy, die ook verbijsterd zat te kijken.

‘Wilt u me vertellen dat Saoedi-Arabië Palestina sinds 1998 vier miljard dollar heeft gegeven om een oorlog te beginnen tegen Israël?’ vroeg Bennett.

‘Inderdaad.’

‘Is al dat geld naar Arafat gegaan?’

‘Nee, een deel is naar de Palestijnse overheid gegaan. Het meeste ging direct naar de plo, Fatah, Hamas, en de Islamitische Jihad – tot we die een paar jaar geleden uitschakelden – en de laatste jaren ging er ook geld naar Al-Nakbah, die in de voetsporen treedt van de Hamas en de Islamitische Jihad. Maar het grootste deel van het geld lijkt naar Arafat en zijn volgelingen te zijn gegaan. De overeenkomst tussen al deze organisaties is het feit dat ze bereid waren een heilige oorlog te voeren, inclusief zelfmoordaanslagen tegen Israëlische burgers.’

‘Hoe is dat alles in zijn werk gegaan?’

‘Daar proberen we nog steeds achter te komen,’ zei Mordechai terwijl hij een aantal documenten uit het dossier haalde. ‘Sinds de Zesdaagse Oorlog in 1967, hebben de Saoedi-Arabische overheid, maar ook rijke Arabische burgers, geld overgemaakt naar de Palestijnse overheid via een aantal zogenaamde liefdadigheidsinstellingen. De eerste en de oudste is het “Moderne Comité voor Hulp aan de Palestijnse Mujahedin.” De tweede en meer recente heet het “Ondersteuningscomité voor de intifada in Al-Koeds en het Al-Aksafonds.” Zo zijn er nog meer van dit soort organisaties. Sinds de jaren negentig heeft Saoedi-Arabië veel geld gegeven aan families van zelfmoordterroristen en anderen die gedood werden of gewond raakten in de strijd tegen Israël. Ze noemden het “humanitaire hulp” aan families die rouwden om hun verloren geliefden. Maar elke familie kreeg een bedrag dat vijf of zes keer zo groot was als hun jaarinkomen. Het is dus wel duidelijk dat het gaat om betalingen aan families die hun kinderen hersenspoelen zodat ze zichzelf opofferen terwijl de familie het geld opstrijkt.’

Bennett en McCoy bekeken de documenten, lazen de Engelse vertalingen en konden de omvang van deze informatie maar nauwelijks tot zich laten doordringen.

‘Het is niet gemakkelijk om dit soort bedragen onopgemerkt te verplaatsen,’ zei McCoy.

‘Blijkbaar is het gemakkelijker dan we dachten. Er staat in het verslag dat er enorme bedragen uit fondsen in Saoedi-Arabië werden overgemaakt van een bank in Juddah naar de schatkist van de Palestijnse overheid. We hebben het rekeningnummer zelfs kunnen achterhalen.’

‘Hoe is het mogelijk dat niemand mij of Erin hierover heeft verteld?’

Mordechai prikte een stuk vis aan zijn vork en dacht even na over zijn antwoord.

‘Ze vinden dat je al genoeg voor je kiezen hebt gekregen. Ze willen dat je je alleen concentreert op de vrede.’

‘Waarom vertelt u ons er nu wel over?’ vroeg McCoy.

Mordechai zweeg. Hij nam nog een hap vis en schonk een kop koffie voor zichzelf in. Bennett zag een ondeugende blik in zijn ogen verschijnen.

‘Ik denk dat dr. Mordechai ons iets wil vertellen,’ zei Bennett.

‘Is dat zo?’ vroeg McCoy. ‘Wat dan?’

Bennett keek dr. Mordechai aan en trok zijn wenkbrauwen op, maar de mysterieuze man trapte er niet in.

‘Ga verder,’ zei hij. ‘Je doet het heel goed.’

Daarom vervolgde Bennett: ‘Volgens de goede dokter gaat het bij het scheppen van vrede niet alleen om een overeenkomst, hoe goed die ook mag zijn. Het is tijd om de geldstroom te volgen en af te snijden.’

McCoy keek dr. Mordechai aan. ‘Heeft hij gelijk?’

‘Hij komt in de buurt.’

‘Goed, Jon. Ga dan maar verder.’

Bennett veegde zijn mond af en nam een paar slokken water. ‘Als ik het goed begrijp, zegt hij dat zelfmoordterroristen en andere terroristen gemotiveerd worden door ideologieën, godsdienst en politiek. Ze willen iets heldhaftigs doen, iets waardoor hun volk hen niet zal vergeten,’ vertelde hij toen. ‘Maar dr. Mordechai gelooft niet dat hun leiders – de mannen die deze terroristen hun opdrachten geven, mannen die bereid zijn honderden van hun eigen broeders en zusters op te offeren terwijl ze zelf in luxe leven, omgeven door bodyguards, en in limousines rondrijden – gedreven worden door de glorie van de islam. Zij worden gedreven door ouderwetse hebzucht.’

‘Dus de hele Palestijnse vrijheidsbeweging is corrupt?’ vroeg McCoy. ‘Is er niemand die echt voor de goede zaak strijdt?’

‘Dat heb ik niet gezegd,’ zei dr. Mordechai.

‘Wat bedoelt u dan?’

Bennett wist nu precies wat dr. Mordechai bedoelde, dus vertelde hij verder. ‘Dr. M. zegt niet dat er geen duizenden mensen zijn die bereid zijn te sterven voor de goede zaak. Die zijn er namelijk wel. Maar voor de oude garde die hen aanstuurt is de oorlog tegen Israël nu een zakenovereenkomst geworden die hun fortuinen oplevert. Dat betekent dat ons vredesverdrag pas zal slagen als we Saoedi-Arabië overhalen geen geld meer te sturen.’

‘Dat klopt,’ zei dr. Mordechai. ‘Saoedi-Arabië is een serieus probleem. Maar het gaat niet alleen om Saoedi-Arabië. Iran doet precies hetzelfde en er zijn maar weinig mensen die dat doorhebben. Denk er eens over na: Iran ligt direct tegenover Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten. Ze hebben enorme voorraden olie en gas. En wat doen ze met al het geld dat dat hun oplevert? Bouwen ze een moderne samenleving op? Leiden ze jonge mensen op en helpen ze hen een baan te vinden? Nee. De mullahs willen het Perzische Rijk weer opbouwen en nu Irak geen bedreiging meer voor hen is, zou het hen wel eens kunnen lukken. Ze kopen wapens van de Russen die zo arm zijn dat ze bereid zijn alles te verkopen als ze er maar een eerlijke prijs voor krijgen. Ze kopen kerncentrales van de Russen. Waarom? Omdat ze kernenergie nodig hebben? Natuurlijk niet. Ze hebben een van de grootste olievoorraden ter wereld. Nee, Iran bouwt kerncentrales om kernwapens te maken en daarbij krijgen ze de hulp van Rusland. Ondertussen bouwen ze ook nog eens een wereldwijd terroristennetwerk op. Ze hebben ooit de Hamas en Hezbollah en al die andere organisaties gesteund en nu lijken ze Al-Nakbah te steunen. Dat is een terroristisch netwerk waarvan ik vrees dat het gevaarlijker kan zijn dan al zijn voorgangers.’

‘Al-Nakbah? Waarom denkt u dat?’ vroeg Bennett.

‘Heb je de verslagen over de verhoren van jouw oude vriend Stuart Iverson gelezen?’

‘Nee, u?’

Mordechai keek hem weer met een ondeugend lachje aan.

‘Waar heeft u het over?’ vroeg Bennett verbijsterd. ‘Hoe kunt u die verslagen hebben gelezen? Er zijn maar een paar mensen op de hele wereld die weten dat we een overeenkomst hebben gesloten en er zijn nog minder mensen die weten dat hij heeft gepraat.’

‘En daar ben ik er een van. De president heeft een paar dagen geleden een afspraak gemaakt met Iverson. Hij heeft Iverson gegarandeerd dat hij niet ter dood zal worden gebracht en de voormalig minister vertelt alles wat hij weet.’

McCoy kon het niet geloven. ‘Oké, maar wat heeft hij allemaal gezegd?’

‘Hij heeft mensen omschreven.’

‘Wie?’

‘Gogolov en Jibril. Hij heeft verteld over hun persoonlijkheden, hun drijfveren en hun doelen op een manier die we nog nooit eerder hebben gehoord. Het zijn gevaarlijke mannen. Ze zijn slim; ze eten van twee walletjes. Ogenschijnlijk hebben ze allebei onafhankelijke organisaties die jihad voeren tegen de Russen in Tsjetsjenië. Maar ze hebben hun organisaties uitgebreid. Jibril werkt samen met Iraanse organisaties en Gogolov heeft partners in Saoedi-Arabië. En die samenwerking verloopt beter dan we dachten.’

‘Wat heeft hij nog meer verteld?’ vroeg Bennett.

‘Het leek of we door de bomen het bos niet meer konden zien. We hebben ons geconcentreerd op Irak, de burgeroorlog en het vredesverdrag, en dat was goed. Begrijp me niet verkeerd. Dit zijn belangrijke punten in de strijd tegen het terrorisme. Maar nu is gebleken dat er nog iets anders aan de gang is. Er groeit een ander kwaad in de schaduwen: Gogolov en Jibril, Al-Nakbah. Ze maken plannen, maar ik weet niet precies waarvoor. Ik weet niet zeker of Iverson dat wel weet. Maar het is erger dan wat we tot nu toe hebben gezien. Hun tentakels hebben zich over de hele wereld uitgestrekt en ik ben bang dat de gevolgen rampzalig zullen zijn als we hen niet snel genoeg kunnen uitschakelen.