Zesenveertig
* * *
Gogolovs troepen waren begonnen met de operatie.
Het was dinsdag, vier januari, en er moest contact opgenomen worden met de cadeauwinkel in Gibraltar. Het was net na vijf uur ’s middags en er stond iets te gebeuren.
Er was niets op de lokale radio of televisie geweest, maar er was duidelijk meer politie op straat. Er liepen ook hier en daar undercoveragenten rond. Bovendien was er iets gaande in Devil’s Tower Camp. De lichten waren de hele nacht aan geweest en er reden voertuigen in en uit.
Jibril maakte zich zorgen. dtc was het basiskamp van het Royal Gibraltar Regiment, de Britse legermacht die verantwoordelijk was voor de beveiliging van de Rots en die het woonhuis van de gouverneur bewaakte. Het regiment bestond uit drie groepen schutters en werkte samen met een eskader mariniers. Samen vormden zij een effectief schild. Voor zover Jibril wist, waren er zo vroeg in het jaar nog geen oefeningen gepland, maar waarom was er dan zo veel activiteit? Het goede nieuws was dat ‘cadeauwinkel’ erachter was gekomen dat de avond ervoor vier mensen hadden gedineerd in ‘de Top van de Wereld’ en dat de rekening achthonderd dollar was geweest. De naam op de creditcard was Dmitri Galishnikov, de Israëlische zakenpartner van Ibrahim Sa’id.
De volgende contactpersoon kwam om zes uur ’s morgens aan. De Libische eigenares van het reisbureau had interessante informatie. Ze was net op kantoor gearriveerd en had een bericht op haar antwoordapparaat staan van vier woedende Britse vakantiegangers. Ze hadden vandaag een tafel gereserveerd in de ‘Top van de Wereld’, maar de reservering was zonder reden geannuleerd. Het restaurant had simpelweg gezegd dat ze de hele dag dicht zouden zijn en hun verontschuldigingen aangeboden. Ze konden de avond erna terugkomen en zouden dan korting krijgen.
Jibril gaf het door aan Gogolov. Het was niet veel, maar misschien was het genoeg. Misschien zouden Doron en Sa’id die avond in de ‘Top van de Wereld’ eten en betekende al die activiteit dat de beveiliging voor hun eerste stappen buiten de ‘grotten’ werd geregeld. Het zou ook kunnen dat Doron en Sa’id die avond wilden vertrekken en dat de beveiligingsteams de top van de berg wilden vrijmaken om te voorkomen dat er terroristen vanaf die plek stingerraketten op hen zouden afvuren. Maar misschien was er ook wel iets heel anders aan de hand en was het niet meer dan ijdele hoop.
Gogolov aarzelde niet. Ze zouden nooit perfecte inlichtingen krijgen. Het bleven indirecte aanwijzingen, maar dit was toch goed. Dit was het. Hij voelde de adrenaline als een verdovend middel door zijn aders stromen. Het was D-day. Het was wéér D-day.
* * *
Bennett en McCoy wachtten samen in de eetkamer.
Het was acht uur en over een paar minuten zouden Doron en Sa’id naar beneden komen voor het ontbijt. Het zou een lange dag worden waarop onderhandeld werd over veiligheidsmuren. Dit was een bijzonder gevoelig onderwerp en McCoy had er niet veel vertrouwen in. Maar Bennett leek in een goed humeur te zijn en vertelde over de Turken die in 1974, na de laatste grote oorlog met Griekenland, een veiligheidsmuur hadden gebouwd op Cyprus. Dat leek te werken.
‘Misschien moeten we onze positie nog eens opnieuw bepalen,’ zei Bennett met iets te veel enthousiasme voor de vroege ochtend. ‘Israël heeft al een muur om de Gazastrook gebouwd. Realiseert u zich dat er sindsdien niet één zelfmoordterrorist uit Gaza naar Israël is gekomen? Ze zijn allemaal uit de Westelijke Jordaanoever gekomen. Misschien zegt dat iets.’
McCoy keek hem aan. ‘Wat is er met jou?’ vroeg ze tussen twee geeuwen door.
‘Wat bedoel je? Er is niets. Waarom vraag je dat?’
‘Ik weet het niet. Je lijkt anders. Kletseriger.’
‘Kletseriger?’ vroeg Bennett plagerig. ‘Ben je nu zelf woorden aan het verzinnen?’
‘Ja, sorry, hoor. Ik ben uitgeput. Al die faxen en memo’s. Ik ben pas om vier uur gaan slapen.’
‘Oei.’
‘En jij?’
‘Ik heb geslapen als een baby.’
‘Bedoel je dat je elke paar uur wakker bent geworden om te gaan huilen?’
Bennett lachte en stond op om naar het buffet te lopen. ‘Nee, ik voel me best goed. Wil je koffie?’
McCoy keek hem vragend aan. ‘Weet je zeker dat het goed met je gaat?’
Jon Bennett had haar nog nooit aangeboden koffie te halen.
* * *
Het weer was vreselijk toen de Citation in Caïro opsteeg.
Maar ze zouden snel in helderdere luchten terechtkomen. Het team vloog eerst in zuidelijke richting en toen naar het westen, waar ze opklommen tot tien kilometer hoogte. De piloot en de co-piloot wisten niet hoe het mogelijk was dat ze toestemming hadden gekregen om over Libië te vliegen, maar ze stelden geen vragen. Ze moesten over de Sahara vliegen en als ze boven de Atlantische Oceaan kwamen een bocht maken en terug vliegen door de Straat van Gibraltar. Als er geen onverwachte dingen zouden gebeuren, zouden ze om vijf uur op de plaats van bestemming zijn. Dat was precies op tijd.
* * *
De speedboten vertrokken een voor een uit Ceuta.
Ze vertrokken natuurlijk niet op hetzelfde moment en ze gingen niet in dezelfde richting. Elk uur vertrok er één, zodat niemand argwaan zou krijgen. Er waren tenslotte niet veel mensen die op zo’n ruwe zee wilden varen. Het ging steeds harder waaien en de lucht in het oosten zag er dreigend uit. Maar gelukkig waren de leden van Al-Nakbah niet alleen. De veerboot van Algericas en Tanger voer nog steeds en er waren altijd wel vissers op zee.
De leden van Al-Nakbah hadden geen radiocontact met elkaar omdat ze vlakbij het Echelonsysteem van de nsa waren. Maar geen van hen had de radio nodig. Iedereen kende het teken. Als het gebeurde, konden ze het eenvoudigweg niet missen.
* * *
De onderhandelingen verliepen niet goed.
Maar Bennett was niet ontmoedigd: de mannen waren in elk geval nog steeds met elkaar in gesprek.
Om elf uur namen ze een uur pauze zodat beide mannen konden overleggen met hun adviseurs. Daarna volgde een werklunch. Bennett had gezegd dat het een korte dag zou worden. Ze zouden die middag om drie uur stoppen zodat ze anderhalf uur voor zichzelf hadden voordat ze naar het restaurant zouden vertrekken. Het diner was gepland om vijf uur. De storm werd om ongeveer acht uur verwacht, maar om die tijd zouden ze alweer terug zijn.
‘Is alles geregeld?’ fluisterde Bennett tegen McCoy toen ze aan tafel gingen.
‘Ja, ik heb Tariq net gesproken,’ zei ze. ‘Het voorbereidingsteam is al de hele dag bezig. Het ziet er goed uit.’
‘Mooi. Zijn de Britten er klaar voor?’
‘Ze weten dat er een groep Amerikaanse vip’s komt. Ze weten niet wie het zijn, maar ze willen graag meewerken.’
‘Weet de gouverneur van Gibraltar dat we hier zijn?’
‘Ik betwijfel het. Als hij het weet, moet de Britse overheid het hem hebben verteld. Wij hebben niets gezegd.’
‘Goed. Wat gaan we eten?’
‘Dat weet ik niet. Het is een verrassing.’
* * *
Er steeg een G5 op van Charles de Gaulle.
Hij vloog over de stad en ging toen in zuidoostelijke richting naar de Franse Alpen. Toen hij op de juiste hoogte was gekomen, vloog hij snel door naar Malaga in Spanje. Ze wisten dat het weer niet mee zou zitten, maar ze waren voorbereid op ergere dingen dan alleen wat regen. Hun brandstoftanks waren vol en het vliegtuig zat vol explosieven.
* * *
Op Malta steeg een Learjet op.
Het team was opgewonden. Ze hadden al maanden getraind en eindelijk hadden ze een echte missie gekregen. Maar de piloten waren angstig. Ze moesten op tijd op de bestemming aankomen en ze konden niet direct op Gibraltar aanvliegen. Recht voor hen hing namelijk een hevige storm en die zou Gibraltar tegen de avond bereiken. Het was niet ongebruikelijk dat het hier in de winter stormde, maar ze maakten zich toch zorgen toen ze op hun radarscherm zagen hoe hevig deze storm was. Toen ze op acht minuten vliegen van hun doelwit waren, pasten ze hun vluchtplan aan. Ze zouden naar het zuiden gaan en langs de kust van Noord Afrika vliegen. Als ze geluk hadden, zouden ze de storm kunnen ontwijken en via Algeciras naar Gibraltar vliegen. Ze waren bereid te sterven, maar dan moesten ze wel iemand meenemen.
* * *
Er ging een paar uur voorbij.
Het was 10:32 uur ’s morgens in Washington en 4:32 in Gibraltar. De vakantie was voorbij. De temperatuur ging richting het vriespunt en de mensen in Washington reisden voorzichtig weer naar hun werk of naar school. Het was nog steeds alarmfase rood dus was er veel beveiliging. Er stonden controleposten op alle wegen en alle bruggen die naar de hoofdstad leidden. Er stond nog steeds luchtafweergeschut rond het Pentagon. In de lucht vlogen nog steeds patrouillehelikopters en F-16’s.
De telefoon van de president had de hele ochtend onophoudelijk gerinkeld en de drukke dag zou nog drukker worden. Muriel Clark, een assistent van de president, keek naar het nummer dat op het scherm van de telefoon verscheen. Het was de secretaresse van minister Lee James van Binnenlandse Veiligheid.
‘Hoi, Margie. Goedemorgen. Ik heb je gister gemist.’
‘Nee, Muriel, je spreekt met Lee. Waar is de president?’
‘O, sorry. Eh… hij is in het Oval Office met zijn economische team.’
‘Ik moet met hem praten.’
‘U komt toch hier naartoe?’
‘Nee, je begrijpt het niet. Ik moet nú met hem praten.’
* * *
De dag ging te snel voorbij voor Bennett.
Voor McCoy kon het niet snel genoeg gaan. Ze zag uit naar het etentje met Doron en Sa’id en was blij dat Mordechai en Galishnikov ook waren uitgenodigd. Maar ze was moe. De afgelopen weken waren bijzonder zwaar geweest en ze was blij dat ze om acht uur terug zouden zijn. Veilig binnenin een berg. Beschut tegen de storm en niets anders te doen dan de deur achter zich op slot doen en een lekker warm bad nemen.
De telefoon naast haar bed ging over. Het was Bennett. Het was tijd om te gaan.
* * *
De president pakte de telefoon op.
‘Lee, wat is er aan de hand?’
‘Mario Iabello. Italiaans paspoort. Hij zegt dat hij voor Microsoft werkt als softwareverkoper, maar Microsoft heeft nog nooit van hem gehoord. En het paspoort blijkt vals te zijn.’
‘Oké. Hebben jullie hem te pakken?’
‘Niet echt.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Hij is vorige week via Tijuana het land in gekomen, vlak voordat de grenzen werden afgesloten.’
‘Oké, en waar is hij nu?’
‘Hier in Washington.’
‘Microsoft Washington?’
‘Nee, hier in óns Washington. Hij is gisteravond over de 14th Street Brug gereden.’
‘Ongelooflijk! Dus hij is hier?’
‘Ergens.’
‘Hoe is hij door de controle gekomen als hij wapens of explosieven bij zich had?’
‘We vermoeden dat hij die nog niet bij zich had. Waarschijnlijk haalt hij zijn wapens en misschien C4 op bij een contactpersoon in de stad.’
‘Wat zou hij van plan zijn? Een autobom?’
‘Ik weet het niet. Hij heeft in Mexico Stad een auto gehuurd en die heeft hij in San Diego verwisseld. Het verhuurbedrijf wordt ondervraagd.’
‘Hebben we een kenteken?’
‘Ja, dat heeft de politie gisteravond genoteerd. Dat is standaardprocedure.’
‘Hebben we een foto?’
‘Ja, de foto van zijn paspoort.’
‘Kennen we hem?’
‘Nee. Hij staat niet in onze database en niet in die van de fbi, de geheime dienst of de cia. We hebben geen idee wie het is. Maar hij is nu onze hoofdverdachte.’
‘En hij is in de stad.’
‘Ja, meneer. Alle agenten uit de stad zijn naar hem op zoek. Als u het goed vindt, zouden we zijn naam en foto in de media willen publiceren. Dan zullen de mensen wel in paniek raken, maar als ook alle burgers naar hem op zoek zijn, zal dat de zaak alleen maar versnellen.’
‘Doe dat maar.’
‘We moeten de stad ook afsluiten: vliegvelden, treinstations, bussen en bruggen. Er mag niemand de stad in of uit. De scholen moeten gesloten worden. En we willen voorstellen agenten te plaatsen bij elke school en elk overheidsgebouw.’
‘Lee, doe wat je moet doen, maar zorg ervoor dat je die kerel te pakken krijgt!’
* * *
Het nieuws kwam eerst op Kanaal Vier.
Op nbc werd de aflevering van Today onderbroken voor het nieuws en de kleurenfoto van ‘Mario Iabello.’ Volgens het ministerie van Binnenlandse Veiligheid werd meneer Iabello verdacht van verschillende overtredingen van de immigratiewet. Hij was gewapend en bijzonder gevaarlijk en waarschijnlijk was hij in Washington.
* * *
‘Meneer de president, u spreekt met Bud Norris.’
‘Zeg het maar, Bud. Je staat op handsfree.’
MacPherson was in het commandocentrum met Bob Corsetti, Marsha Kirkpatrick en de antiterrorismespecialisten van de Nationale Veiligheidsraad. Het Witte Huis was afgesloten en rondom het huis liepen zwaar bewapende agenten.
‘Meneer de president, ik kan u melden dat Checkmate in veiligheid is gebracht. Hij wordt op dit moment naar Locatie Zes gevlogen. Megaphone is in het Parlementsgebouw en wordt naar een ondergrondse schuilplaats gebracht. Ook alle anderen worden op dit moment naar schuilplaatsen gebracht. Het parlementsgebouw is afgesloten en wordt extra beveiligd.’
‘Mooi, bedankt. Lee, ben je daar?’
‘Ja, meneer. Ik ben er.’
‘Scott Harris, ben jij ook nog aan de lijn?’
‘Ja, meneer de president.’
‘Mooi. Ik heb begrepen dat het videosysteem straks weer wordt aangesloten. Lee, laten we nu vast met jou beginnen. Wat heb je?’
‘We hebben net gesproken met het bedrijf waarbij Mario Iabello zijn auto heeft gehuurd.’
‘En?’
‘Hun auto’s worden in de fabriek voorzien van anti-diefstalapparatuur. We hebben de frequenties en de codes om het betreffende voertuig na te trekken en het bedrijf helpt ons daarbij.’
‘Over welke apparatuur heb je het? LoJack?’
‘Precies, meneer. Een zender. We verwachten…’
Plotseling werd het stil.
‘Lee, ben je daar nog?’ vroeg MacPherson. ‘Werkt dit nog?’
‘Ja, meneer de president. Ik ben er nog, maar er komt net iemand binnen om te vertellen waar de auto is.’
Het werd zo stil dat ze een speld konden horen vallen. Niemand zei iets, hoewel de leden van de Nationale Veiligheidsraad met hun personeel binnenkwamen. Het geluid van de televisies werd uitgezet maar op alle beelden verscheen hetzelfde gezicht: dat van Mario Iabello, de ontsnapte terrorist.
‘Kom op. Kom op,’ mompelde de president.
Toen was de minister terug aan de telefoon. ‘We hebben hem, meneer de president. De auto staat bij het Willard.’
‘Maar…Dat is hier recht tegenover.’