Drieënveertig
* * *
‘We hebben een signaal opgevangen, meneer.’
‘Zeg het eens.’
‘Bennetts mobiele telefoon is zojuist aangezet.’
‘Waar is hij?’
‘Wacht even.’
‘Kom op. Schiet op!’
‘Wacht even. De computer trekt het na.’
‘Kom op. Kom op!’
‘Nog een moment, meneer. We zijn er bijna.’
Het was zondagavond,
net voor elf uur in New York. De stem van de man van elint klonk
helder dankzij het gecodeerde draadloze netwerk. Maar het geluid
van de helikopter die constant boven Manhattan rondvloog was zo
hard dat de stem nauwelijks te horen was. Toch schrok het hele team
van de boodschap. De piloot nam contact op met de afdeling
Operaties van de fbi in Washington. Een minuut later kwam Scott
Harris binnen om het laatste nieuws te horen. Nog geen minuut later
hadden ze de telefoon gelokaliseerd.
‘Dit zult u niet geloven, meneer.’
‘Kom op. Zeg het nou!’
‘Het komt uit Greenwich Village, meneer.’
‘Wat?’
‘Dat is wat de computer aangeeft. Regency Towers. De penthouse suite.’
‘Je houdt me voor de gek.’
‘Nee, meneer. Dat staat er.’
‘Ongelooflijk…’ Harris belde snel agent Neil Watts, het hoofd van de taakgroep. ‘Heeft u het gehoord?’
‘Ja.’
‘Denkt u dat het waar is?’
‘Ik weet niet wat ik ervan moet denken.’
‘Kan het een fout zijn?’
‘Dat betwijfel ik. Is er iemand langs geweest?’
‘Een keer, in het begin. Toen was alles in orde en daarom zijn we niet teruggegaan.’
‘Is er een alarmsysteem?’
‘Nee. Dat hebben we gecontroleerd.’
Harris had geen tijd voor beschuldigingen. Hij overwoog snel de volgende stappen omdat zijn troepen stonden te wachten op bevelen.
‘U hoeft het maar te zeggen, meneer.’
‘Precies, we houden ons aan het plan. Niemand gaat naar binnen tot ik het zeg. Begrepen?’
‘Begrepen.’
‘Oké. Laten we hopen dat het allemaal klopt.’
Twee minuten later zat het gijzelaarsbevrijdingsteam van de fbi in een helikopter. Nog geen minuut later was swat-team Twee ook onderweg. Vierentwintig zwaar bewapende mannen scheerden in hun vier Blackhawk helikopters door de ijskoude lucht in zuidelijke richting.
‘Ontvangt u het signaal nog steeds?’ vroeg commandant Watts toen ze dichterbij kwamen.
‘Luid en duidelijk. Ik weet zeker dat het uit het penthouse komt.’
‘Hebben ze gebeld?’
‘Ze hebben hun voicemail afgeluisterd.’
‘Echt waar?’
‘Ja.’
‘Dan hadden we misschien een boodschap moeten inspreken.’
‘Zijn de grondtroepen al onderweg?’
‘Ja, meneer. Er zijn twee ongemarkeerde wagens op weg met vier agenten. Ze zijn over een minuut ter plekke. De Tactische Eenheid is onderweg vanuit Wall Street. Ik verwacht dat ze over twee minuten aankomen. Binnen vijf minuten zullen er nog honderd agenten bijkomen.’
‘Mooi. Zet de straten rond het gebouw af. O ja, geen sirenes.’
‘Maakt u zich maar geen zorgen. Er zullen geen sirenes te horen zijn.’
Watts probeerde de situatie in te schatten. Ze moesten wel erg stom zijn om hier te gaan zitten. Tenzij het een val was. Met hoeveel mensen zouden ze zijn? En welke wapens zouden ze hebben?
‘Watts, met Scott Harris. Hoelang nog?’
‘Mijn mannen zijn al in het gebied. De rest is onderweg.’
‘Wat gaan we doen, commandant?’
‘We kunnen het gebouw omsingelen of direct aanvallen. Zeg het maar.’
‘Wat raadt u aan?’ vroeg de directeur van de fbi.
‘Ik weet het nog niet.’
‘Kom op, Watts. Ik heb jouw advies nodig. Wat zegt je instinct?’
Watts zuchtte diep. Hij wist echt niet wat ze moesten doen. Hij nam graag de tijd om informatie te verzamelen en een strategie te bedenken, maar dit was heel anders. Als ze echt te maken hadden met zelfmoordterroristen, zouden onderhandelingen niets uithalen. Zodra zij in de gaten zouden hebben dat het gebouw omsingeld was, zou iedereen in het appartement – inclusief de gijzelaars, als ze die al hadden – ten dode zijn opgeschreven. Als ze het gebouw zouden bestormen, zouden ze de terroristen verrassen, maar ze wisten niet wat er dan zou gebeuren.
Er klonk weer een stem over de radio.
‘De Tactische Eenheid is gearriveerd, meneer. Hebben we toestemming om ons op te stellen?’
‘Ja, maar wees voorzichtig,’ zei Watts. De helikopter hing op bijna een kilometer afstand omdat het geluid van de rotors hen anders zou verraden en hij deed zijn best om het gebouw te kunnen zien door zijn verrekijker.
‘Kom op, Watts. Geef me eens advies,’ zei Harris.
‘Ik weet het niet, meneer. Ik…’
‘Watts, de president zit op de andere lijn.’
Watts kon het gebouw niet duidelijk zien, maar het zou niet lang duren voor er beelden en geluid zouden binnenkomen van de agenten die het gebouw in waren gegaan. Maar zij moesten vijftien verdiepingen omhoog klimmen en hij wist niet zeker of de beelden of het geluid hem wel de informatie zou geven die hij nodig had. Er was geen tijd meer.
‘Bestorm het gebouw,’ zei hij tenslotte.
Hij hoopte maar dat hij gelijk had.
‘Oké. Zeg tegen de mannen dat ze klaar moeten staan. Ik moet eerst met de president spreken.’
Elke minuut leek een uur te duren, maar met elke minuut kwam er ook meer informatie binnen. Een van de agenten had afluisterapparatuur geplaatst op de voordeur en er was duidelijk te horen dat ergens in het appartement een televisie aanstond. Er waren geen stemmen of voetstappen te horen en er was nog steeds niet gebeld met Bennetts mobiele telefoon. Op de daken van de vier aangrenzende gebouwen stonden scherpschutters en alle mensen op de lagere verdiepingen van Regency Towers werden door agenten in burger zo onopvallend mogelijk naar buiten gebracht.
De president hoefde niet lang na te denken. Als de commandant die ter plekke was wilde aanvallen, zou hij die beslissing niet in twijfel trekken. Iedereen wist wat er op het spel stond. Alle betrokkenen waren opgeleid voor dit moment en iedereen wist dat de president Jon Bennett zou opbellen als de operatie voorbij was, hoe het dan ook was afgelopen.
Harris gaf de boodschap door aan Watts. Watts gaf het door aan zijn mannen. Ze gingen ervoor.
‘Oké, jongens. Wacht op mijn teken.’
De vierentwintig commando’s controleerden hun wapens. De Blackhawks gingen hoger en hoger vliegen tot ze op anderhalve kilometer hoogte hingen. Toen leidde de piloot van het voorste toestel de rest naar het gebouw en meldde Watts dat ze in positie waren.
Watts haalde diep adem en zette zijn radio aan. ‘Fox Five, Fox Five. Kom op!’
De Blackhawks doken naar beneden, naar het dak van het gebouw. Als ze snel aanvielen, hadden ze de kleinste kans opgemerkt te worden. Maar het bleef gevaarlijk. De scherpschutters pakten hun wapens. swat-team Een wachtte voor de deur van het appartement. In de hal stond een medisch team klaar om eventuele slachtoffers op te vangen. De Blackhawks vlogen nu elk naar hun eigen kant van het gebouw.
Watts gaf het teken. ‘Vuur!’
Plotseling viel de elektriciteit in het gebouw uit. De scherpschutters van de fbi bestookten het gebouw met traangas en flitsbommen. Er klonken explosies. De ruiten werden uit de kozijnen geblazen en het appartement stond vol rook. Toen gleden het gijzelaarsbevrijdingsteam en swat-team Twee aan touwen uit de Blackhawks en zij sprongen door de ramen naar binnen. swat-team Een blies de voordeur op en rende de hal in. In de giftige dampen waren dunne, rode laserstraaltjes te zien van de commando’s die zochten naar terroristen.
Nu kwamen er nog meer agenten via de lift en de trappen naar boven rennen. Watts hoorde het lawaai terwijl hij in de helikopter zat die boven het gebouw hing. Harris stelde vragen waarop hij nog geen antwoord had. De operatie was nog in volle gang.
Watts beval de piloten de zoeklichten aan te doen en het gebouw werd verlicht door de lampen van de helikopters. Elke helikopter had ook een camera aan boord, die nu op het gebouw werd gericht. Nu kon Harris in elk geval zien wat er aan de buitenkant gebeurde en hij beval de beelden onmiddellijk via een beveiligde satellietverbinding door te sturen naar Langley en het Witte Huis, waar de president met zijn adviseurs zat te wachten.
Plotseling werd het stil.
Watts wachtte af en voelde zijn hart in zijn keel kloppen. Harris hield zijn adem in. De stilte was griezelig. Toen klonk er plotseling een stem over de radio.
‘Heli Een, hier Black Leader. Over.’
‘Black Leader, zeg het eens.’
‘Het is voorbij, meneer. We hebben haar gevonden.’
‘Hebben jullie haar gevonden?’
‘Inderdaad.’
‘Weet je dat zeker?’
‘Ja, meneer. We herkenden haar van de foto.’
‘Leeft ze nog?’
‘Ja, meneer. Ze is bewusteloos door het gas, maar verder is alles goed.’
‘God zij dank.’
‘Inderdaad.’
‘En de rest? Hoeveel anderen waren er?’
Er klonk even alleen geruis.
‘Wat zegt u, meneer?’
‘Ik vroeg hoeveel anderen er waren. Hoeveel terroristen er waren.’
‘Niet een, meneer.’
‘Wat zeg je?’
‘Niet een. Het appartement was helemaal leeg. Ze was alleen.’
* * *
Bennett hing op.
Het was maandagochtend en drie minuten over zes in Gibraltar. Hij was al twee uur wakker en nog kon hij het niet geloven.
Ze was veilig, haar toestand was stabiel en ze lag in een ziekenhuis. Uit veiligheidsoverwegingen was het niet bekendgemaakt in welk ziekenhuis. Ze werd beschermd door de fbi. Elke televisiezender had het nieuws uitgezonden en ze stond weer over de hele wereld op de voorpagina’s. Maar het belangrijkste was dat ze veilig was en hij net met haar had gesproken.
Bennett deed de lamp naast zijn bed uit en sloot zijn ogen. Het was ongelooflijk. Ze was helemaal niet ontvoerd geweest. Al-Nakbah had er helemaal niets mee te maken gehad. Ruth Bennett had helemaal niet geweten dat de hele wereld naar haar op zoek was geweest. Ze had alleen even willen ontsnappen aan de ellende. Ze was naar een plek gegaan waar niemand haar kon bereiken, waar niemand haar bloemen kon brengen en waar niemand langs kon komen om ‘te zien hoe het met haar ging.’
Ze wilde alleen zijn en zichzelf verstoppen op een plek met sneeuw en kerstbomen met lichtjes erin. Ze wilde naar een plaats waar ze niet naar het nieuws hoefde te kijken, waar ze de telefoon uit kon zetten, naar ‘Miracle on 34th street’ en ‘It’s a Wonderful Life’ kon kijken en zich kon terugtrekken in een denkbeeldige wereld van goede vrienden en happy ends. Ze had de trein gepakt – ondanks de vele vliegreizen die ze met haar man had gemaakt had ze een vreselijke hekel aan vliegen – en was naar de ‘Big Apple’ gegaan om een week lang in het huis van haar zoon te verblijven. Ze had de sleutel en hij zat in het buitenland, dus waarom niet?
En de pinpas? Natuurlijk had ze die gebruikt. Ze had het grootste deel van het geld gebruikt om de treinreis naar New York te kunnen betalen. Ze betaalde altijd contant. Toen ze in Manhattan was aangekomen, had ze ook geld nodig om melk, brood en andere boodschappen te betalen. Het huis had tenslotte al maanden leeggestaan omdat Jon naar Israël, Duitsland, Washington en weer naar Israël was gereisd. En de mobiele telefoon? Ja, die had ze ook zelf gebruikt. Op Eerste Kerstdag had ze de telefoon zien liggen toen ze aan het schoonmaken was. Jon had het nummer van zijn voicemail en het password gegeven voor het geval ze de telefoon zou vinden. Daarom had ze hem meegenomen. Waarom had ze geen boodschap ingesproken toen ze twee keer naar haar zus had gebeld? ‘Jon,’ had ze gezegd. ‘Je kent me toch? Je weet dat ik een hekel heb aan antwoordapparaten. Die zijn zo onpersoonlijk. Ik was van plan later terug te bellen.’
Waarom had ze de telefoon niet aan laten staan? Ze had hem steeds uitgezet om de batterij te sparen. Ze had geen oplader. Was ze niet naar buiten gegaan? Nee, daar was het veel te koud voor. Had ze geen krant gelezen of naar het nieuws gekeken? Natuurlijk niet. Ze wilde het nieuws juist vermijden. Had niemand haar gezien? Geen idee. ‘Je weet hoe New Yorkers zijn, Jon. Ik ben er vijfentwintig jaar lang geweest. Niemand maakt oogcontact met vreemden. In dit weer, als ik zo dik aangekleed ben, zou toch niemand me hebben herkend.’
De hele situatie was belachelijk, dacht Bennett. Het was een anticlimax. Maar het was ook onwerkelijk. De hele wereld had de jacht op de zelfmoordterroristen en de zoektocht naar Ruth Bennett gevolgd, maar hadden ze echt overdreven? Hadden de politie en de media overdreven? Had hij zelf overdreven? Nee, ze hadden op de juiste manier gereageerd.
Alarmfase Rood was al afgeroepen en dat was tenslotte het hoogste dreigingsniveau. De dreiging was echt. De hele wereld had de zelfmoordaanslag in Gaza op de televisie gezien en iedereen had de beelden van de burgeroorlog gezien. Iedereen volgde het nieuws over de zelfmoordterroristen die onderweg waren naar Amerika, de vuurgevechten, het vliegtuig dat boven Rochester was onderschept en het lichaam in de East River.
Hoe had de fbi, of de media, níet kunnen reageren? Als de moeder van een van de adviseurs van de president ontvoerd kon zijn, moesten ze wel iets doen. Gezien de gebeurtenissen van de afgelopen tijd, vreesde iedereen het ergste. Dat was geen overdrijven. Dit was het tijdperk van de terreur.
Waar moest het heen met deze wereld? Was het een misdaad om een paar dagen te doen zonder voicemail, mobiele telefoons, piepers en BlackBerry’s? Was het nog erger om deze dingen helemaal niet te gebruiken? Was het een misdaad om contant geld te gebruiken in plaats van creditcards waardoor elke agent precies kon zien waar je was en wat je daar had gekocht? Was het echt zorgwekkend als iemand zich een weekje terugtrok om bij te komen, na te denken en wat te lezen zonder kranten of televisie? Was het een misdaad om voor een paar dagen te verdwijnen?
Zo voelde het wel. Dat kwam voor een deel doordat het kwaad langzaam maar zeker door de ramen, onder de deur door en door de ventilatiesystemen naar binnen drong. De mensen voelden het en werden bang. Het hele land was op zijn hoede. Als je een paar dagen weg was, zou je kunnen terugkomen in een heel andere wereld.
* * *
Nadir Hashemi verliet de I-95 en reed in de richting van Washington.
Op Route 395 kwam hij voor de 14th Street Brug in de file te staan. Elke auto moest een paar honderd meter voor de brug stoppen en werd doorzocht door politieagenten met submachinegeweren en verschillende apparaten die metaal, straling, biologische en chemische giffen en explosieven konden detecteren.
Toen Nadir bij de oranje kegels stopte, werd hij gevraagd zijn paspoort te laten zien. Hij gaf de agent al zijn papieren en zijn valse Italiaanse paspoort.
‘Mario Iabello – bent u dat?’ vroeg de agent terwijl hij van de foto in het paspoort naar Nadirs gezicht keek.
‘Ik ben bang van wel,’ zei Nadir met een licht Siciliaans accent. ‘U weet wat ze altijd zeggen: als je er zo slecht uitziet als op de foto in je paspoort, ben je te ziek om te reizen.’
De agent kon er niet om lachen, zeker niet nu hij de hele dag buiten in de vrieskou zou moeten staan. Hij gaf het paspoort aan een collega, die het nummer intoetste om te controleren of deze naam op de lijst van vermeende terroristen stond. De eerste agent vroeg ‘meneer Iabello’ of hij er bezwaar tegen had als zijn collega’s de auto zouden controleren. Meneer Iabello had geen bezwaar. Hij had niets te verbergen. Hij had alleen zijn bagage en een kofferbak vol software bij zich. Na nog een paar vragen en een nauwkeurige controle van de bagage, wenste de hoofdagent hem een aangenaam verblijf in de hoofdstad en gebaarde hem verder te rijden.
Meneer Iabello reed naar voren, over de brug, en dankte Allah. Het was hem weer gelukt.
* * *
Het was maandagmiddag, bijna vier uur, toen Bennett weer wakker werd.
Hij had bijna de hele dag geslapen. Hij was lichamelijk en emotioneel uitgeput, maar hij moest naar de vredesonderhandelingen toe. Iedereen was geschrokken door het verhaal in New York Times waarin stond geschreven dat er geheime onderhandelingen werden gevoerd. De locatie van de Olijfberg werd niet bekendgemaakt, maar de naam stond er wel in. Hun missie was dus niet langer geheim.
Het Witte Huis en de Israëlische en Palestijnse overheden werden overspoeld met vragen. De hele situatie werd nog ingewikkelder gemaakt doordat er in de Westelijke Jordaanoever en Gaza de bloedigste oorlog ooit was uitgebroken. Er waren in een dag zesentwintig Palestijnse schutters gedood. Er waren nog negen mensen die op de lijst van de dia stonden, gearresteerd. Maar er waren ook vijf Amerikaanse commando’s gedood en zestien gewond geraakt. Het Witte Huis zou snel een uitspraak moeten doen. Bennett en zijn team moesten zoveel mogelijk gedaan krijgen voor iedereen wist waar ze waren en wat ze deden.
Bennett ging onder de douche, kleedde zich aan en stak zijn hoofd om de deur om iemand van de beveiliging te vragen waar McCoy, Doron en Sa’id waren. Niemand nam de telefoon op. Galishnikov nam zijn eigen telefoon zelfs niet op.
‘Ze zijn in de eetkamer, meneer. Daar zijn ze het grootste deel van de dag geweest.’
‘Wat zijn ze aan het doen?’ vroeg Bennett en hij geeuwde.
‘Waarschijnlijk maken ze ruzie over de veiligheidsmuur. Ik weet het niet, meneer Bennett. Ik zit hier al sinds acht uur.’
Bennett liep met zijn vier bodyguards naar de eetkamer, waar hij hartelijk werd begroet door de twee minister-presidenten en McCoy. Mordechai en Galishnikov zaten er ook bij. Ja, ze hadden het inderdaad de hele dag over de veiligheidsmuur gehad, maar toen waren ze van onderwerp veranderd en nu hadden ze het over de overeenkomst met Medexco. Ze waren aan een pauze toe en ze waren dankbaar dat Bennetts moeder veilig was.
‘Dit moeten we vieren,’ zei Galishnikov. De afgelopen dagen was hij gevraagd zich op de achtergrond te houden tot de twee minister-presidenten aan elkaar gewend waren. ‘Laten we dineren.’
‘Jij denkt ook altijd aan je maag, hè, Dmitri?’ grapte Sa’id. ‘Daarom mag ik je zo graag.’
‘Het is wel een goed idee,’ zei dr. Mordechai. ‘En ik weet wel een leuk restaurant. Het heet de “Top van de Wereld” en het is afgelopen herfst pas geopend. Het eten is geweldig en het uitzicht prachtig omdat het op de hoogste top van de Rots ligt. Je kunt er met een kabelbaan naartoe en ik betaal.’
‘Kijk eens aan, dat bevalt me wel,’ zei Bennett opgelucht omdat hij die avond niet hoefde te onderhandelen over het vredesverdrag. ‘Hoe laat zullen we vertrekken?’
Terwijl de mannen verder praatten, liep McCoy naar de deur om met Tariq te overleggen over de beveiliging. Ze liepen samen naar het Israëlische team van Shin Bet dat Doron beveiligde. Zij hoefden niet lang te overleggen: het antwoord was ‘nee.’ Niet vanavond. Het zou onmogelijk zijn binnen een paar uur de hele route, het restaurant en het eten voor de twee minister-presidenten te controleren. Ze zouden bijvoorbeeld het personeel moeten verwijderen om te voorkomen dat Doron en Sa’id herkend werden. Misschien konden ze iets regelen voor morgenavond, maar vandaag was onmogelijk.
McCoy vertelde het aan de anderen. Doron en Sa’id zeiden dat het ook wel goed was om dinsdagavond uit eten te gaan. Dan konden ze de hele dag ruziemaken en de dag besluiten met een dinertje op de top van de wereld. Mordechai vroeg of ze er bezwaren tegen hadden als hij die avond al met Bennett, McCoy en Galishnikov naar het restaurant ging zodat ze er vast rond konden kijken. Tariq dacht er even over na, overlegde toen met de anderen en zei dat het goed was. Ze zouden dan wel een beveiligingsteam meekrijgen.
‘Betaalt u beide avonden, dr. Mordechai?’ vroeg Bennett.
De oude man lachte. ‘Dat had je gedroomd, Jonathan. Jij bent bijna miljardair geworden. Waarom betaal jij vanavond niet?’
‘Njet, njet, njet,’ zei Galishnikov. ‘Ik zal binnenkort miljardair zijn. Het minste wat ik kan doen is een dinertje met twee lelijke oude mannen en de knappe juffrouw Erin betalen.’
Ze lachten weer. Dat was geregeld. Tariq zei dat ze over een kwartier konden vertrekken. Dat vond Bennett prima. Hij was wel aan een uitje toe en hij zou onderweg bij een cadeauwinkel kunnen stoppen om iets voor zijn moeder te kopen.
* * *
‘You’ve got mail.’
Mohammed Jibril was rusteloos. Hij verwijderde de meeste berichten uit zijn digitale postbus, het waren voornamelijk inlichtingen van informanten uit de hele wereld. Maar de informatie die hij zocht was er niet bij. Toen hij wilde uitloggen, kwam er nog een e-mail binnen. Het kwam van Harrod’s in Londen. Jibril slikte.
‘Het product dat u zoekt is mogelijk in een cadeauwinkel in Gibraltar… Beantwoord dit bericht of bel ons gratis beveiligde nummer als u geïnteresseerd bent… Er is niet veel tijd meer… Het product gaat uit het assortiment.’
De cadeauwinkel in Gibraltar? Dat kon alleen de man zijn via wie ze communiceerden met Khalid al-Rashid, het hoofd van Arafats beveiliging, die het hele drama in gang had gezegd. Hij wist niet hoe die man heette en dat maakte ook niet uit. Hoe was het mogelijk dat hij iets wist over…
Jibril verstijfde.
‘Herinner me er alstublieft aan over welk product dit gaat.’
Hij drukte op ‘verzenden’ en wachtte af. Een paar seconden later verscheen het antwoord op zijn scherm.
‘Het handbeschilderde schaakspel voor uw vriend… Begrepen dat hij twee koningen mist… Onze leverancier in Gibraltar denkt dat hij heeft wat u zoekt.’
Jibril staarde met open mond naar het scherm.
‘Ik wil het eerst zeker weten.’
‘Onze voorraad is gelimiteerd,’ stond in het antwoord. ‘En de kosten zijn drie keer zo hoog als verwacht…de betaling moet vanavond binnen zijn.’
Dat was geen probleem voor Jibril. Als hij had wat hij dacht dat hij had, was hij bereid hem tien keer zoveel te betalen.
‘Ik moet het overleggen met mijn vriend. Prijs moet geen probleem zijn. Hoe weet ik zeker dat het de juiste twee koningen zijn?’
Hij drukte weer op ‘verzenden’. Deze keer duurde het wat langer voor hij antwoord kreeg. Het duurde bijna een minuut. Jibril kon bijna niet wachten. Moest hij het bericht nog eens sturen voor het geval dat het niet was doorgekomen?
Bliep.
Daar was het antwoord.
‘Mijn leverancier weet het zeker. Het paard is zojuist in zijn winkel geweest met de koningin en een paar pionnen. Hij heeft een cadeau voor zijn moeder gekocht en betaald met een creditcard. Ik kon het niet geloven. Als u het wilt zal ik een kopie van de transactie sturen.’
Jibril stond op. Dit kon niet waar zijn. Was Jon Bennett in Gibraltar? Met Erin McCoy en een groep bodyguards? Er gingen allerlei gedachten door zijn hoofd. Of het was een fout, of het was een geschenk van Allah. Hij moest zeker weten of het waar was, maar hoe kon hij daar achter komen? Misschien kon Libië helpen. Er werkte iemand van de Libische overheid op Gibraltar. Als hij zich het goed herinnerde, had ze daar een reisbureau.
Als het waar was en Bennett was in Gibraltar, moesten Doron en Sa’id daar ook wel zijn. Maar hoe lang zouden ze daar blijven? Na het lek naar New York Times konden ze elk moment vertrekken. Het feit dat Bennett een cadeau voor zijn moeder had gekocht, wees er ook op dat ze niet lang meer zouden blijven. Als Jibril iets wilde ondernemen, moest hij het snel doen. Hij tikte een laatste bericht in. Het was riskant om zolang online te blijven.
‘Ik wil vrienden sturen om de handelswaar te bekijken. Kunt u daarbij helpen?’
‘Dat zou een probleem kunnen zijn.’
‘Over welke problemen hebben we het dan?’
Het duurde weer wat langer voor er een antwoord kwam en Jibril kon de spanning bijna niet meer verdragen. Na twee minuten kwam er een bericht terug.
‘Mijn leverancier zegt dat de prijs nu vijf keer zo hoog is als aanvankelijk was afgesproken.’
De mannen op Gibraltar werden hebberig. Maar niet hebberig genoeg, vond Jibril. Hij schreef terug dat hij de koningen zou kopen en dat het geld de volgende ochtend op hun rekening zou staan. Toen logde hij uit en kleedde zich aan. Eerst zou hij contact opnemen met de onderdirecteur van de Libische inlichtingendienst. Daarna zou hij Gogolov wakker maken.