7
oms is de temperatuur evenzeer een gevoelskwestie als
een feitelijke toestand. De kans is groot dat iemand die de hitte
boven het asfalt ziet zinderen, denkt dat het buiten warmer is dan
wanneer hij op diezelfde weg sneeuw ziet liggen. Juan Cabrillo
maakte zich geen illusies over wat hij voor zich zag. Het uitzicht
door het raam van het turbopropvliegtuig dat boven de Straat van
Denemarken van IJsland naar Groenland vloog, was iets wat zelfs de
sterkste mens handenwringend van zelfmedelijden en met kilte in het
hart bezag. De oostkust van Groenland was bergachtig en bood een
kale, naargeestige aanblik. In het vele duizenden vierkante
kilometers uitgestrekte landschap van oostelijk Groenland leefde
een bevolking van nog geen vijfduizend mensen.
De lucht was donkerblauw-zwart en deels bedekt met wolken die sneeuw voorspelden. Je hoefde de met wit schuim bedekte wateroppervlakte in de diepte niet zelf aan te raken om te weten dat de watertemperatuur er ver onder nul was en dat de kolkende stroming alleen niet bevroren was vanwege het zoutgehalte van het water. Het dunne laagje ijs op de vleugels en de ijsafzetting op de voorruit versterkten dat beeld nog, maar de dikke, door de voorruit slechts vaag zichtbare sneeuwlaag waaronder heel Groenland schuilging, vormde veruit het meest kille en onheilspellende aspect van het uitzicht.
Cabrillo huiverde onwillekeurig en keek uit het zijraam.
'We landen over tien minuten,' zei de piloot. 'Het weerbericht meldt windsnelheden van tien tot vijftien. Dat kan een wilde landing worden.'
'Oké,' zei Cabrillo luid om boven de herrie van de motoren uit te komen.
Zwijgend zaten de mannen naast elkaar, terwijl het silhouet van de bergen geleidelijk steeds groter voor hen opdoemde.
Een paar minuten later hoorde en voelde Cabrillo dat het vliegtuig vaart minderde op het moment dat de omtrekken van het vliegveld zichtbaar werden. De piloot stuurde het toestel van de zijwindkoers in een door rugwind gestabiliseerde afdaling die hen parallel aan de landingsbaan bracht. Cabrillo keek toe hoe de piloot zijn vluchthandelingen uitvoerde. Nadat ze zo een minuut waren doorgevlogen, zwenkte de piloot zijwaarts weg, waarop hij na enkele seconden opnieuw bijdraaide en de uiteindelijke landing inzette.
'Nog heel even,' zei de piloot, 'we zijn nu zo geland.'
Cabrillo tuurde naar de ijzige woestenij. De lampen langs de landingsbaan wierpen een bleek schijnsel in de middagduisternis. De markeringen op de landingsbaan doemden op door het jagende gordijn van sneeuwvlokken en verdwenen weer. Cabrillo ving even een glimp op van een wild wapperende windzak.
Het vliegveld van Kulusuk, waar ze nu op aanvlogen, stond ten dienste van een kleine gemeenschap van zo'n vierhonderd zielen en was weinig meer dan een achter een bergrug verscholen half verharde baan en een paar kleine gebouwtjes. Het meest nabijgelegen stadje - Angmagssalik of Tasiilaq, zoals de Inuit zeiden - lag er nog tien minuten vliegen met een helikopter vandaan en telde ongeveer drie keer zoveel inwoners als Kulusuk.
Toen het vliegtuig zich boven de landingsbaan bevond, stuurde de piloot zodanig bij dat ze recht tegen de wind in vlogen en het volgende ogenblik kuste het toestel de grond alsof er een veertje was neergestreken. Uitrollend over het met sneeuw bedekte gravel parkeerde hij het vliegtuig vlak voor een ijzeren gebouw. Terwijl hij snel de controlelijst naliep, zette hij de motor uit en wees naar het gebouw.
'Ik moet bijtanken,' zei hij. 'U kunt net zogoed daarbinnen wachten.'