Epiloog
o'n drie uur vóór zonsopkomst op de tiende januari
sloten ploegen van het Amerikaanse leger in samenwerking met
Saoedische militairen en medewerkers van de inlichtingendienst een
grootscheepse zoekactie naar explosieven op de terreinen van alle
drie de moskeeën af. Alle springladingen die nog werden
aangetroffen, hadden ze verwijderd en onschadelijk gemaakt. Alles
was klaar voor een veilig begin van de hadj.
Saud Al-Sheik liet zijn blik over het binnenplein gaan, waar de laatste hand werd gelegd aan het uitspreiden van de oude, versleten bidkleedjes. Hij had liever gezien dat daar de nieuwe werden neergelegd, maar die waren spoorloos verdwenen, als in rook opgegaan, dus had hij de oude exemplaren maar uit de opslag laten halen.
Achter de doeken die over de Kaaba hingen, lag de Steen van Abraham klaar voor aanbidding door de gelovigen. Vanaf zonsopkomst overspoelde een constante stroom van in het wit geklede pelgrims de heilige plaatsen. De hadj kwam zonder ook maar de minste verstoring op gang.
De tiende januari 2006 was een heldere dag met een licht briesje uit het oosten en temperaturen van rond de twintig graden. In de straten van Medina zochten bijna een miljoen pelgrims hun weg naar het graf van Mohammed, waarna ze zich in grote open bussen naar het Hajaz-station lieten vervoeren voor de 450 kilometer lange treinreis naar Mekka.
Wanneer de trein de heilige stad naderde waar zich de Kaaba bevond, verwisselden de pelgrims hun witte gewaden voor een schort en een over de schouder gedrapeerde lap stof. Zodra de trein tot stilstand was gekomen, stapten de eerste groepen pelgrims uit en begonnen aan de wandeling naar de moskee. Daar wijdden ze zich aan de Tawaf, ofwel een processiegewijze ommegang. Zeven keer liepen de pelgrims tegen de wijzers van de klok in rond de Kaaba en pas daarna gingen ze de Kaaba in om de Steen van Abraham te kussen.
Toen de eerste groep de moskee verliet, waren er vele duizenden die nog aan de rondgang door de moskee moesten beginnen.
In de daaropvolgende dagen zouden de pelgrims van de Bron van Zamzam drinken, een ceremonie bijwonen waarbij ze de duivel stenigen, en andere heilige plaatsen in de omgeving bezoeken. Honderdduizenden pelgrims zouden te voet van de moskee met de Kaaba naar Mina, de berg van Barmhartigheid, de berg Namira, Muzdalifah en Arafat trekken.
De steden Mekka en Medina zouden tot in de wijde omgeving wit zien van een zee van rondtrekkende pelgrims.
De dagen werden met gebed en meditatie doorgebracht, met contemplatie en het lezen van de koran. De hadj zou voor iedereen een persoonlijke ervaring zijn met een geheel eigen betekenis. Voor allemaal zou het een belevenis zijn die ze hun verdere leven zouden koesteren.
En deze dag was een dag als vele andere, en zo zouden er nog duizenden volgen.