26
''Ayla, ik kan me niet herinneren dat ik ooit zoiets lekkers
heb gegeten. Waar heb je zo leren koken?' zei Jondalar terwijl hij
nog een stuk van de vette, subtiel gekruide sneeuwhoen pakte. 'Dat
heb ik van Iza geleerd. Waar had ik het anders moeten leren? Dit
was Crebs lievelingsgerecht.' Ayla wist niet waarom, maar zijn
vraag irriteerde haar een beetje. Waarom zou ze niet kunnen koken.
'Een medicijnvrouw heeft verstand van kruiden, Jondalar, niet
alleen van de genezende kruiden, maar ook van de kruiden die de
smaak verhogen.'
Hij bespeurde de geërgerde toon in haar stem en vroeg zich af
wat die had opgeroepen. Hij had haar alleen een compliment willen
maken. Het was een goed maal, een uitstekend maal zelfs. Nu hij
erover nadacht, was alles wat ze klaarmaakte, heerlijk. Veel van
het voedsel had hij nog nooit geproefd, maar nieuwe ervaringen
waren een reden om te reizen en hoewel het onbekend was, was de
kwaliteit overduidelijk.
En zij maakte het allemaal maar. Net als de hete thee 's
morgens vroeg. Ze maakt het zo gemakkelijk te vergeten wat ze
allemaal doet. Ze jaagde, zocht voedsel, kookte deze maaltijd. Ze
zorgde voor alles. Jij hebt het alleen maar opgegeten, Jondalar, je
hebt helemaal niets bijgedragen. Je hebt het allemaal aangenomen en
niets teruggegeven… minder dan niets. En nu maak je haar
complimenten, woorden. Kun je het haar kwalijk nemen dat ze nijdig
is? Ze zal blij zijn als je vertrekt. Je bezorgt haar alleen maar
extra werk.
Je zou op zijn minst wat kunnen jagen, wat terugbetalen van
het vlees dat je hebt opgegeten. Dat lijkt zo weinig na alles wat
ze voor jou heeft gedaan. Kun je niet iets… duurzamers bedenken? Ze
jaagt zelf goed genoeg. Wat stelt een beetje jagen nu voor? Maar
hoe doet ze het toch, met die onhandige speer? Ik vraag me af… zou
ze denken dat ik haar Stam beledigde, als ik aanbood… 'Ayla… ik,
eh… ik wil iets zeggen, maar ik wil je niet beledigen.'
'Waarom maak je je er nu ineens druk om of je me beledigt? Als
je iets te zeggen hebt, zeg het dan.' Haar stekels stonden nog op
en zijn teleurstelling weerhield hem bijna. 'Je hebt gelijk. Het is
aan de late kant. Maar ik vroeg me af… eh… hoe je met die speer
jaagt?'
Ze begreep niets van zijn vraag. 'Ik graaf een gat en ren,
nee, drijf een kudde ernaar toe. Maar vorige winter…' 'Een valkuil!
Natuurlijk, zodat je dicht genoeg in de buurt kunt komen om die
speer te gebruiken. Ayla, jij hebt zoveel voor mij gedaan, ik wil
iets voor jou doen voor ik vertrek, iets waar je iets aan hebt.
Maar ik wil niet dat je je beledigd voelt door mijn suggestie. Als
je het niet prettig vindt, moet je gewoon vergeten dat ik iets heb
gezegd, afgesproken?' Ze knikte, een beetje bang, maar
nieuwsgierig. 'Je bent… je bent een goed jager, vooral als je je
wapen in overweging neemt, maar ik wil je een manier laten zien om
het gemakkelijker te maken, een beter jachtwapen, als je dat
goedvindt.'
Haar ergernis smolt ais sneeuw voor de zon. 'Je wilt me een
beter jachtwapen laten zien?'
'En een gemakkelijker manier om te jagen, tenzij je het liever
niet hebt. Er zal wel enige oefening voor nodig zijn…' Ze schudde
ongelovig het hoofd. 'Vrouwen van de Stam jagen niet, en niet een
man wilde me laten jagen zelfs niet met een slinger. Brun en Creb
hebben het alleen goedgevonden om mijn totem tevreden te stellen.
De Holeleeuw is een sterk mannento- tem en hij heeft laten weten
dat het zijn keus was dat ik zou jagen. Ze durfden hem niet te
tarten.' Plotseling herinnerde ze zich een levendig tafereel. 'Ze
hebben een speciale ceremonie gehouden.' Ze ging met haar hand naar
het littekentje in het kuiltje van haar hals. 'Creb nam wat van
mijn bloed als offer voor de Alleroudsten, zodat ik de Vrouw Die
Jaagt kon worden.
Toen ik deze vallei vond, was het enige wapen dat ik kende,
mijn slinger. Maar een slinger is niet genoeg, dus heb ik speren
gemaakt zoals de mannen gebruikten en er zo goed en zo kwaad als ik
kon mee leren jagen. Ik had nooit gedacht dat een man me een betere
manier zou willen laten zien.' Ze zweeg en sloeg haar ogen neer in
haar schoot, plotseling door emoties overmand. 'Ik zou je heel erg
dankbaar zijn, Jondalar, ik kan je niet vertellen hoe erg.'
De rimpels van spanning op het voorhoofd van de man trokken
glad. Hij dacht dat hij heel even een traan zag glinsteren.
Betekende het dan zoveel voor haar. En hij was nog wel bezorgd dat
ze het verkeerd zou opvatten. Zou hij haar ooit begrijpen? Hoemeer
hij over haar aan de weet kwam, hoe minder hij haar leek te
begrijpen.
'Ik zal wat speciaal gereedschap moeten maken. En ik zal been
nodig hebben. Met het been van de hertebokken die ik heb gevonden,
zal het wel gaan, maar ik zal ze moeten laten weken. Heb je een bak
die ik kan gebruiken om de botten in te weken?'
'Hoe groot moet hij zijn? Ik heb heel veel bakken,' zei ze
terwijl ze opstond.
'Het kan wel wachten tot je klaar bent met eten, Ayla.'
Ze had nu geen zin meer om te eten, ze was te
opgewonden.
Maar hij was nog niet klaar. Ze ging weer zitten en speelde
met haar eten, tot het hem opviel dat ze niet at.
'Wil je nu naar bakken gaan kijken?' vroeg hij.
Ze sprong op, liep naar de opslagruimte en kwam toen terug
voor de lamp. Het was donker achter in de grot. Ze gaf hem
aan
Jondalar terwijl ze manden, kommen en bakken opdiepte, die
in elkaar gestapeld waren weggezet. Hij hield de lamp hoog,
zodat
hij meer licht zou geven en keek in het rond. Er stond zoveel,
veel meer dan ze kon gebruiken.
'Heb jij dit allemaal gemaakt?'
'Ja,' antwoordde ze terwijl ze de stapels naliep.
'Het moet dagen… manen… seizoenen hebben gekost. Hoe
lang heb je erover gedaan?'
Ayla probeerde een manier te bedenken om het hem te vertellen.
'Seizoenen, vele seizoenen. Het meeste is gemaakt tijdens de koude
seizoenen. Ik had niets anders te doen. Zit er iets bij dat groot
genoeg is?'
Hij inspecteerde de bakken die ze had uitgestald en tilde er
verschillende op, meer om het vakmanschap te bekijken dan om er een
uit te kiezen. Het was moeilijk te geloven. Hoe vaardig ze ook was,
hoe snel ze ook werkte, het had tijd gekost om de fijnge- vlochten
manden en glad afgewerkte kommen te maken. Hoe lang zat ze hier al,
alleen?
'Hiermee zal het wel goed gaan,' zei hij terwijl hij een
grote, trogvormige houten bak met hoge wanden uitkoos. Ayla
stapelde alles weer netjes op terwijl hij de lamp ophield. Ze moet
nog een meisje geweest zijn toen ze hier kwam, dacht hij. Ze is
toch nog niet zo oud? Het was moeilijk te schatten. Ze leek zo
onbevangen en dat was weer in tegenspraak met haar volle, rijpe
vrouwenlichaam. Ze was zwanger geweest en het is
een echte vrouw. Ik vraag me af hoe oud ze is. 'Ayla, hoe lang
woon je hier al?' vroeg hij toen ze de grot binnengingen, niet in
staat zijn nieuwsgierigheid te bedwingen. Ze bleef even staan,
onzeker hoe ze moest reageren, of ze het hem wel duidelijk kon
maken. Ze dacht aan haar telstokken, maar hoewel Creb haar had
laten zien hoe ze de tekens moest aanbrengen, mocht ze het
eigenlijk niet weten. Jondalar zou het misschien afkeuren. Maar hij
vertrekt toch, dacht ze. Ze haalde de bundel stokken te voorschijn
die ze iedere dag had gemerkt en legde ze uit. 'Wat zijn dit?'
vroeg hij.
'Je wilt weten hoe lang ik hier al woon. Ik weet niet hoe ik
het je moet vertellen, maar sinds ik deze vallei heb gevonden, heb
ik iedere avond een kerf in een stok gesneden. Ik woon hier
evenveel nachten als er kerven op mijn stokken staan.' 'Weetje ook
hoeveel kerven het zijn?'
Ze herinnerde zich de onmacht die ze eerder had gevoeld toen
ze had geprobeerd zich iets bij haar kerfstokken voor te stellen.
'Net zoveel als het zijn,' zei ze.
Jondalar pakte geïntrigeerd een van de stokken op. Ze kende de
telwoorden niet, maar ze had er wel een zeker inzicht in. Zelfs in
zijn Grot kon niet iedereen ze bevatten. Het was niet iedereen
gegeven de krachtige magie van hun betekenis te kennen. Zelan- doni
had hem er iets van uitgelegd. Hij kende niet alle magie die erin
opgesloten lag, maar hij wist meer dan de meesten die niet geroepen
waren. Waar had Ayla geleerd de stokken te merken? Hoe kon iemand
die door de platkoppen was grootgebracht enige notie hebben van de
telwoorden? 'Hoe heb je dit leren doen?'
'Creb heeft het me laten zien. Lang geleden. Toen ik een klein
meisje was.'
'Wist hij wat ze betekenden? Hij maakte niet alleen
inkervingen?'
'Creb was… mog-ur… heilige man. De Stam verwachtte van hem dat
hij de juiste tijd wist voor bepaalde ceremonies, naamgevin- gen,
bijvoorbeeld, of Stambijeenkomsten. Op deze manier wist hij die. Ik
denk niet dat hij geloofde dat ik het zou begrijpen, zelfs voor
mog-urs is het moeilijk. Hij deed het zodat ik niet zoveel vragen
zou stellen. Later zei hij me dat ik er niet meer over mocht
praten. Hij heeft me er, toen ik ouder was, een keer op betrapt dat
ik de dagen van de maancyclus bijhield. Toen was hij erg
boos.'
'Deze… Mog-ur,' Jondalar had moeite met de uitspraak, 'was die
een heilig, gewijd persoon, zoals een zelandoni?' 'Dat weet ik
niet. Jij zegt zelandoni als je genezer bedoelt. Mog- ur was geen
genezer. Iza kende de planten en kruiden, zij was medicijnvrouw.
Mog-ur kende de geesten. Hij hielp haar door met hen te
spreken.'
'Een zelandoni kan genezer zijn, of andere Gaven hebben. Een
zelandoni is iemand die gehoor heeft gegeven aan een oproep van de
Moeder. Sommigen hebben geen speciale Gaven, alleen een verlangen
te Dienen. Zij kunnen met de Moeder spreken.' 'Creb had andere
gaven. Hij was heel hoog, heel machtig. Hij kon… hij wist… ik weet
niet hoe ik het moet uitleggen.' Jondalar knikte. Het was ook niet
altijd gemakkelijk de Gaven van een zelandoni uit te leggen, maar
ook zij waren de hoeders van speciale kennis. Hij keek weer naar
haar stokken. 'Wat betekent dit?' vroeg hij, terwijl hij op de
extra tekens wees. Ayla bloosde. 'Dat is… dat is mijn… mijn
vrouwzijn,' antwoordde ze, zoekend naar een manier om het uit te
leggen. Vrouwen van de Stam werden geacht mannen te vermijden
gedurende hun maandstonden en de mannen negeerden hen volkomen.
Vrouwen ondergingen de gedeeltelijke doodverklaring—de
vrouwenvloek—omdat de mannen de geheimzinnige levenskracht die een
vrouw in staat stelde leven voort te brengen, vreesden. De geest
van haar totem was doordrenkt van de buitengewone kracht die de
binnendringende sappen van de geest van de mannentotem verdreef.
Wanneer een vrouw bloedde, betekende dat dat haar totem had
gewonnen en de sappen van de mannelijke totem had verwond en
uitgestoten. Geen enkele man wilde dat in die periode zijn
totemgeest in de strijd betrokken raakte.
Maar Ayla had kort nadat ze de man naar de grot had
meegenomen, voor een dilemma gestaan. Toen haar bloeding begon, kon
ze zich niet in strikte afzondering houden. Hij was amper nog in
leven en had voortdurende aandacht nodig. Ze moest de beperking
negeren. Later probeerde ze haar contact met hem gedurende die
perioden zo kort mogelijk te houden, maar ze kon hem niet
vermijden. Ze deelden de grot maar met zijn tweeën. Evenmin kon ze
zich toen alleen aan vrouwentaken wijden, zoals de gewoonte was bij
de Stam. Ze moest voor de man jagen en voor de man koken en hij
wilde dat ze de maaltijden met hem deelde.
Het enige dat ze kon doen om althans een schijn van vrouwelijk
fatsoen op te houden, was iedere verwijzing naar het onderwerp te
vermijden en zich in het geheim te verzorgen, om zomin mogelijk
aandacht op het feit te vestigen. Hoe kon ze zijn vraag dan
beantwoorden?
Maar hij accepteerde haar verklaring zonder kennelijke
bezwaren of twijfels. Uit niets kon ze opmaken dat het hem zelfs
maar verontrustte.
'De meeste vrouwen houden het op de een of andere manier bij.
Hebben Creb of Iza je dat geleerd?' vroeg hij. Ayla boog het hoofd
om haar schaamte te verbergen. 'Nee, dat heb ik gedaan zodat ik het
zou weten. Ik wilde niet onvoorbereid zijn als ik buiten de grot
was.'Zijn begrijpende knikje verbaasde haar. 'De vrouwen vertellen
een verhaal over de telwoorden,' vervolgde hij. 'Ze zeggen dat
Lumi, de maan, de minnaar is van de Grote Aardmoeder. Op de dagen
dat Doni bloedt, wil Ze Haar Genot niet met hem delen. Dat maakt
hem boos en kwetst zijn trots. Hij keert zich van Haar af en
verbergt zijn licht. Maar hij kan niet lang wegblijven. Hij wordt
eenzaam, mist Haar warme, volle lichaam en gluurt naar Haar
achterom. Inmiddels is Doni van streek en wil hem niet aankijken.
Maar als hij zich omdraait en in al zijn luister voor Haar
verschijnt, kan Ze hem niet weerstaan. Ze opent Zich wederom voor
hem en ze zijn beiden gelukkig. Daarom worden veel van Haar feesten
gehouden als de maan vol is. Sommige vrouwen zeggen dat hun fasen
gelijk lopen met die van de Moeder—ze noemen hun bloedtijd de
maantijd, en ze weten wanneer ze die moeten verwachten door op Lumi
te letten. Ze zeggen dat Doni hun telwoorden heeft gegeven zodat ze
het zelfs zouden weten als de maan achter de wolken schuilgaat.'
Hoewel het haar van haar stuk bracht een man zo terloops te horen
spreken over intieme vrouwenkwesties, werd Ayla door het verhaal
geboeid. 'Soms let ik op de maan,' zei ze, 'maar ik merk mijn stok
ook. Wat zijn telwoorden?' 'Dat zijn… namen voor de tekens op je
stokken, om maar iets op te noemen, ook voor andere dingen. Ze
worden gebruikt om het aantal te noemen van… alles. Ze kunnen
zeggen hoeveel herten een verkenner heeft gezien, of hoeveel dagen
ze weg zijn. Als het een grote kudde is, bizons in de herfst,
bijvoorbeeld, dan moet een zelandoni de kudde verkennen, een die
speciale manieren kent om telwoorden te gebruiken.'
Een onderstroom van opwinding voer door de vrouw, ze begreep
haast wat hij bedoelde. Ze had het gevoel of ze op de drempel stond
om vragen op te lossen waarvan de antwoorden haar tot nu toe waren
ontgaan.
Het oog van de lange, blonde man viel op het bergje ronde
kook- stenen en hij schepte ze met beide handen op. 'Ik zal het je
laten zien,' zei hij. Hij legde ze in een rij en wees ze een voor
een aan terwijl hij begon te tellen: 'Een, twee, drie, vier, vijf,
zes, zeven…'
Ayla keek met stijgende opwinding toe.
Toen hij klaar was, keek hij om zich heen naar iets anders om
te tellen en raapte een paar van Ayla's gemerkte stokken op. 'Eén,'
zei hij terwijl hij de eerste neerlegde, 'twee,' terwijl hij de
volgende ernaast legde, 'drie, vier, vijf…' Ayla zag Creb voor
zich, die haar zei: 'Geboortejaar, jaar van de eerste stapjes, jaar
van het spenen…' terwijl hij haar vingers, die ze ophield, aanwees.
Ze hield een hand op en wees terwijl ze Jondalar aankeek, elke
vinger aan: 'Een, twee, drie, vier, vijf,' zei ze. 'Precies. Ik
wist wel dat je er bijna was, toen ik je stokken zag.' Haar
glimlach was heerlijk triomfantelijk. Ze raapte een van de stokken
op en begon de streepjes te tellen. Jondalar ging door met de
telwoorden voorbij die welke zij kende, maar zelfs hij moest een
paar streepjes na het tweede extra streepje ophouden. Zijn
voorhoofd trok vol rimpels van de concentratie. 'Ben je zolang
hier?' vroeg hij en wees op de paar stokken die ze te voorschijn
had gehaald.
'Nee,' zei ze, en haalde de rest te voorschijn. Ze maakte de
bundels los en spreidde alle stokken uit.
Jondalar keek nog eens goed en verbleekte. Zijn maag kromp
samen. Jaren! De streepjes vertegenwoordigden jaren! Hij legde ze
allemaal uit, zodat hij alle streepjes kon zien en bestudeerde ze
toen een poosje. Hoewel Zelandoni hem een paar manieren had
uitgelegd om grotere getallen op te tellen, moest hij
nadenken.
Toen glimlachte hij. In plaats van de dagen te tellen, zou hij
de extra streepjes tellen, die welke een complete cyclus van de
maanstanden voorstelden. Hij wees ieder streepje aan en trok een
streep in de aarden vloer terwijl hij het telwoord hardop zei. Na
dertien streepjes begon hij een nieuwe rij, maar sloeg, zoals
zelandoni hem had uitgelegd, het eerste streepje over. Maancycli
kwamen niet helemaal precies overeen met de seizoenen of de jaren.
Aan het eind van de derde rij kwam hij aan het eind van haar
streepjes en keek vol ontzag naar haar op. 'Drie jaar! Je woont
hier al drie jaar! Zolang ben ik al op mijn Tocht. Ben je al die
tijd alleen geweest?' 'Ik heb Whinney gehad en tot…' 'Maar je hebt
helemaal geen mensen gezien?' 'Nee, niet sinds ik bij de Stam ben
weggegaan.' Ze dacht aan de jaren op de manier waarop zij ze had
bijgehouden. Het begin, toen ze bij de Stam wegging, de vallei vond
en het veulentje opnam, noemde ze Whinney's jaar. De volgende lente
vond ze het leeuwtje, en daaraan dacht ze als Kleintjes jaar. Van
Whinney's jaar naar Kleintjes jaar was Jondalars een. Daarna kwam
het jaar van de hengst. Twee. En drie was het jaar van Jondalar en
het hengstveulen. Op haar manier kon ze de jaren beter onthouden,
maar de telwoorden bevielen haar. De man had zich door haar
streepjes laten vertellen hoe lang ze al in de vallei was en ze
wilde het ook leren. 'Weet je ook hoe oud je bent, Ayla? Hoeveel
jaar je hebt geleefd?' vroeg Jondalar plotseling.
'Eens even nadenken,' zei ze. Ze stak een hand op met haar
vingers uitgestrekt. 'Creb zei dat Iza dacht dat ik ongeveer
zoveel… vijfjaar… was toen ze me vonden.' Jondalar trok vijf
streepjes op de grond. 'Dure werd geboren in de lente van het jaar
dat we naar de Stambijeenkomst gingen. Ik nam hem mee. Creb zei dat
er zoveel jaar zitten tussen Stambijeenkomsten.' Naast de volle
hand stak ze nog twee vingers op. 'Dat is zeven,' zei
Jondalar.
'Er was een Stambijeenkomst de zomer voor ze me vonden.' 'Dat
is een minder. Eens even nadenken,' zei hij terwijl hij nog een
paar streepjes in de aarde trok. Toen schudde hij het hoofd. 'Weet
je het zeker? Dat betekent dat je zoon is geboren toen je elf
was!'
'Ik weet het zeker, Jondalar.'
'Ik heb wel eens gehoord van vrouwen die zo jong hebben
gebaard, maar niet vaak. Dertien of veertien is gebruikelijker, en
sommigen vinden dat nog te jong. Je was zelf nauwelijks meer dan
een kind.'
'Nee, ik was geen kind. Ik was toen al enkele jaren geen kind
meer. Ik was te groot om een kind te zijn, langer dan iedereen, de
mannen inbegrepen. En ik was al ouder dan de meeste meisjes van de
Stam zijn als ze vrouw worden.' Haar mond trok omhoog in een scheve
glimlach. 'Ik denk niet dat ik veel langer had kunnen wachten.
Sommigen dachten dat ik nooit een vrouw kon worden omdat ik zo'n
sterk mannentotem heb. Iza was zo blij toen… toen de maantijden
begonnen. En ik ook, tot…' Haar glimlach stierf weg. 'Dat was
Brouds jaar. Het volgende jaar was Durcs jaar.'
'Het jaar voor je zoon werd geboren—tien! Tien jaar toen hij
zich aan je vergreep? Hoe kon hij?'
'Ik was een vrouw, langer dan de meeste vrouwen. Langer dan
hij.'
'Maar niet breder dan hij! Ik heb wel eens een paar van die
platkoppen gezien! Ze zijn misschien niet zo lang, maar ze zijn wel
sterk. Ik zou niet graag met eentje een tweegevecht aangaan.'
'Het zijn mannen, Jondalar,' verbeterde ze hem vriendelijk.
'Het zijn geen platkoppen, het zijn mannen van de Stam.' Dat bracht
hem tot zwijgen. Al sprak ze nog zo zachtmoedig, haar kaak had iets
koppigs.
'Houd je, na alles wat er is gebeurd, nog steeds vol dat hij
meer is dan een beest?'
'Je zou kunnen zeggen dat Broud een beest was, omdat hij zich
met geweld aan me heeft opgedrongen, maar hoe noem je de mannen dan
die zich met geweld aan de vrouwen van de Stam opdringen?'
Van die kant had hij het nog nooit zo bekeken, maar hij voelde
zich genoeg gebelgd om vol te houden. 'Maar om met geweld te worden
binnengedrongen, zonder behoorlijke Eerste Riten te vieren… Een man
heeft je geopend, maar dat is niet hetzelfde. Hoe konden de mensen
van jouw Stam het laten gebeuren?' 'Ze begrepen niet waarom hij het
deed. Ze zagen allen wat hij deed en dat leek heel normaal. Niet
alle mannen waren zoals Broud, Jondalar. De meesten van hen waren
niet zo. Creb was niet zo, hij was zachtmoedig en vriendelijk,
ondanks dat hij een machtige mog-ur was. Brun was niet zo, ondanks
dat hij de leider was. Hij had een sterke wil, maar hij was
eerlijk. Hij accepteerde mij in zijn Stam. Sommige dingen moest hij
doen, dat was Stamgebruik, maar hij eerde me met zijn dankbaarheid.
Mannen van de Stam toonden niet vaak dankbaarheid tegenover vrouwen
waar iedereen bijstond. Hij liet me jagen, hij accepteerde Dure.
Toen ik wegging, heeft hij me beloofd hem te beschermen.'
'Wanneer ben je weggegaan?' Ze zweeg even om na te denken.
Geboortejaar, jaar van de eerste stapjes, jaar van het spenen.
'Dure was drie toen ik wegging,' zei ze.
Jondalar trok nog drie streepjes. 'Je was veertien? Pas
veertien? En sindsdien heb je hier alleen gewoond? Drie jaar lang?'
Hij telde alle lijntjes bij elkaar op. 'Je bent zeventien jaar,
Ayla. Je hebt een heel leven geleefd in je zeventien jaar,' zei
hij. Ayla bleef een poosje peinzend zitten zwijgen. Toen deed ze
haar mond open. 'Dure is nu zes. De mannen zullen hem nu inmiddels
wel meenemen naar het oefenveldje. Grod zal een speer voor hem
maken, op zijn maat, en Brun zal hem leren hoe hij hem moet
gebruiken. En de oude Zoug zal hem laten zien hoe hij met een
slinger moet omgaan, als hij nog in leven is. Dure zal samen met
zijn vriend Grev oefenen om op kleine dieren te jagen. Dure is
jonger, maar hij is groter dan Grev. Hij was altijd al lang voor
zijn leeftijd, dat heeft hij van mij. Hij kan hard rennen, niemand
kan harder rennen dan hij. En hij is goed met de slinger. En Oeba
houdt van hem, ze houdt evenveel van hem als ik.' Ayla merkte pas
dat er stille tranen langs haar wangen druppelden toen ze in een
snik ademhaalde en ze wist niet hoe ze plotseling in Jondalars
armen terecht was gekomen, met haar hoofd op zijn schouder.
'Stil maar, Ayla,' zei de man terwijl hij haar zachtjes op
haar rug klopte. Moeder toen ze elf jaar was, weggerukt van haar
zoon toen ze veertien was. Ze kon hem niet zien opgroeien en wist
niet eens of hij nog leefde. Iemand zal van hem houden, voor hem
zorgen en hem leren jagen… zoals met ieder kind gebeurt. Ayla
voelde zich uitgewrongen toen ze eindelijk haar hoofd van Jondalars
schouder optilde, maar ze voelde zich ook opgelucht, alsof haar
verdriet minder zwaar op haar drukte. Het was de eerste keer sinds
ze bij de Stam was weggegaan, dat ze haar verdriet met een ander
had gedeeld. Ze glimlachte dankbaar naar hem.
Hij glimlachte terug vol tederheid en mededogen, en nog iets
anders, iets dat uit de onbewuste bron van zijn innerlijk kwam en
uit de diepten van zijn ogen sprak. Het trof een gevoelige snaar
bij de vrouw. Een ogenblik lang zaten ze gevangen in de intieme
omhelzing van openhartige ogen, die zwijgend verklaarden wat ze
hardop niet wilden zeggen.
De intensiteit werd Ayla te veel, ze voelde zich nog steeds
niethelemaal op haar gemak onder een rechtstreekse blik. Ze wendde
met een ruk haar blik af en begon haar gemerkte stokken bij elkaar
te rapen. Het duurde een ogenblik voor Jondalar weer bij zijn
positieven was en haar de stokken weer tot bundels hielp binden.
Als hij naast haar werkte was hij zich beter bewust van haar volle
warmte en haar prettige, vrouwelijke geur, dan wanneer hij haar
troostend in zijn armen had. En Ayla voelde de plaatsen nog waar
hun lichamen elkaar hadden ontmoet, waar zijn zachte handen haar
hadden aangeraakt en de zoute smaak van zijn huid, vermengd met
haar tranen. Ze beseften allebei dat ze elkaar hadden aangeraakt en
dat geen van beiden daar aanstoot aan had genomen, maar ze vermeden
het zorgvuldig elkaar direct aan te kijken of per ongeluk te dicht
tegen elkaar te komen, uit angst dat het hun niet-geplande ogenblik
van tederheid zou verstoren.
Ayla pakte haar bundeltjes op en richtte zich toen tot de man.
'Hoeveel jaar ben jij, Jondalar?'
'Ik was achttien toen ik aan mijn Tocht begon. Thonolan was
vijftien… en achttien toen hij stierf. Zo jong nog.' Zijn verdriet
stond op zijn gezicht te lezen. Toen vervolgde hij: 'Ik ben nu
eenentwintig jaar… en ik moet nog altijd een verbintenis aangaan.
Ik ben oud voor een ongebonden man. De meeste mannen hebben op veel
jongere leeftijd al een vrouw gevonden en een vuurplaats ingericht.
Zelfs Thonolan… Hij was zestien op zijn verbintenisfeest.'
'Ik heb alleen twee mannen gevonden, waar is zijn gezellin?'
'Ze is gestorven. Toen ze baarde. Haar zoon is ook gestorven.'
Medeleven vulde Ayla's ogen. 'Daarom waren we weer op weg. Hij kon
daar niet blijven. Dit was van het begin af aan al meer zijn Tocht
dan de mijne. Hij was altijd degene met de hang naar avontuur,
altijd roekeloos. Hij waagde altijd alles, maar iedereen mocht hem.
Ik trok gewoon met hem mee. Thonolan was mijn broer en de beste
vriend die ik had. Nadat Jetamio was gestorven, probeerde ik hem
ertoe over te halen met me mee terug naar huis te gaan, maar dat
wilde hij niet. Hij was zo vol verdriet dat hij haar alleen nog
maar naar de andere wereld wilde volgen.'
Ayla herinnerde zich Jondalars diepe wanhoop toen het pas tot
hem was doorgedrongen dat zijn broer dood was en zag de doffe pijn
die nog steeds was blijven hangen. 'Als hij dat wilde is hij nu
misschien gelukkiger. Het is moeilijk verder te leven als je iemand
verliest van wie je zo veel houdt,' zei ze zacht. Jondalar dacht
aan zijn broers ontroostbare verdriet en begreep het nu beter.
Misschien had Ayla wel gelijk. Zij zou het moeten weten, ze had
zelf genoeg verdriet en ontbering geleden. Maar zij koos voor het
leven. Thonolan had moed, hij was onstuimig en roekeloos; Ayla had
de moed om door te zetten.
Ayla sliep niet goed en met al het gewoel en geschuifel dat ze
aan de overkant van de vuurplaats hoorde, vroeg ze zich af of
Jondalar ook wakker lag. Ze wilde opstaan en naar hem toegaan, maar
de stemming van liefdevolle tederheid die uit gedeelde smart
ontstond, leek zo broos, dat ze bang was haar te bederven door meer
te verlangen dan hij bereid was te geven. In het vage, rode licht
van het afgedekte vuur zag ze de omtrek van zijn lichaam, gewikkeld
in slaapvachten, met een door de zon gebruinde arm uitgestrekt en
een gespierde kuit met een hiel in de aarde. Als ze haar ogen sloot
zag ze hem duidelijker dan wanneer ze ze opsloeg en het ademende
heuveltje aan de andere kant van de vuurplaats zag. Zijn steile,
gele haar, in zijn nek samengebonden met een stukje veter, zijn
baard, donkerder en krullerig, zijn verrassende ogen, die meer
zeiden dan zijn woorden, en zijn grote, gevoelige handen met hun
lange vingers, gingen dieper dan het zien. Ze vulden haar
innerlijke beeld. Hij wist altijd wat hij met zijn handen moest
doen, of het er nu om ging een stuk vuursteen te zoeken, of om
precies het juiste plekje te vinden om het veulen te krauwen.
Renner. Het was een goede naam. De man had hem deze naam gegeven.
Hoe kon een man die zo lang, zo sterk was, zo zachtaardig zijn? Ze
had zijn harde spieren gevoeld, had ze voelen bewegen toen hij haar
troostte. Hij schaamde zich zo totaal niet om genegenheid te tonen,
om verdriet te tonen. Mannen van de Stam waren afstandelijker,
gereserveerder. Zelfs Creb had, hoezeer ze ook wist dat hij van
haar hield, zijn gevoelens nooit zo openlijk laten blijken, zelfs
niet binnen de grensstenen van haar vuurplaats. Wat moest ze doen
als hij weg was? Ze wilde er niet over nadenken. Maar ze moest het
onder ogen zien, hij ging weg. Hij zei dat hij haar iets wilde
geven voor hij wegging, hij zei dat hij wegging.
Ayla lag de hele nacht te woelen en zag steeds een glimp van
zijn blote bovenlijf, donker verbrand, de achterkant van zijn hoofd
en brede schouders, en één keer zijn rechterdij met een hoekig
litteken erin, maar niets ergers. Waarom was hij haar gezonden? Ze
leerde de nieuwe woorden. Was het om te leren praten? Hij zou haar
ook een nieuwe manier laten zien om te jagen, een betere manier.
Wie zou gedacht hebben dat een man bereid zou zijn haar een nieuwe
jachtvaardigheid te leren? Ook in dat opzicht verschilde Jondalar
van de mannen van de Stam. Misschien kan ik iets speciaals voor hem
doen, als aandenken. Ayla dutte in met de gedachte hoe graag ze
wilde dat hij haar weer tegen zich aan zou houden, hoe graag ze
zijn warmte weer wilde voelen, zijn huid tegen de hare. Vlak voor
zonsopgang werd ze wakker uit een droom waarin hij over de
wintersteppen liep en ze wist wat ze wilde doen. Ze wilde iets voor
hem maken dat hij altijd dicht op zijn huid zou dragen, iets dat
hem warm zou houden.
Ze stond stilletjes op en zocht de kleren die ze die eerste
nacht van hem had losgesneden en bracht ze dichter naar de
vuurplaats. Ze waren nog stijf van het opgedroogde bloed, maar als
ze dat eruit weekte, kon ze zien hoe ze in elkaar zaten. Het hemd,
met het fascinerende borduursel viel wel te redden, dacht ze, als
ze er nieuwe armstukken inzette. De broek zou ze opnieuw moeten
maken van nieuw materiaal, maar ze kon delen van het jak redden. De
voetomhulsels waren onbeschadigd, ze hadden alleen nieuwe veters
nodig.
Ze boog zich dichter naar de rode kolen toe om de naden te
bekijken. Langs de randen waren kleine gaatjes geboord in het leer
en die waren met pees en dunne repen leer bij elkaar getrokken. Ze
wist niet zeker of ze ze zou kunnen namaken, maar ze kon het
proberen.
Jondalar verroerde zich en ze hield haar adem in. Ze wilde
niet dat hij haar met zijn kleren zou zien. Ze wilde niet dat hij
het zou weten voor ze klaar was. Hij vond zijn draai weer en maakte
de zware ademhalingsgeluiden van een diepe slaap. Ze vouwde de
kleren weer tot een bundeltje en legde ze onder haar slaapvacht.
Later kon ze haar stapel geprepareerde huiden en vachten nakijken
en er een paar uitzoeken om te gebruiken. Toen een zwak licht door
de openingen in de grot naar binnen begon te vallen, kondigde een
lichte verandering in zijn bewegingen en ademhaling voor Ayla aan
dat hij weldra wakker zou worden. Ze gooide hout op het vuur en ook
een paar kookstenen, om heet te worden en zette de potmand klaar.
De waterzak was bijna leeg en thee was lekkerder als hij werd gezet
van vers water. Whinney en haar veulen stonden aan hun kant van de
grot en Ayla bleef op haar weg naar buiten staan toen de merrie
zachtjes brieste.
'Ik heb een geweldig idee,' zei ze glimlachend tegen het paard
in de zwijgende gebarentaal. 'Ik ga kleren maken voor Jondalar,
zijn soort kleren. Denk je dat hij daar blij mee zal zijn?' Toen
verliet haar glimlach haar. Ze sloeg een arm om Whinney's hals, de
andere om Renner en steunde met haar voorhoofd op de merrie. Daarna
zal hij bij me weggaan, dacht ze. Ze kon hem niet dwingen te
blijven, ze kon hem alleen maar helpen weggaan. Bij het eerste
licht van de dageraad liep ze het pad af. Ze probeerde haar akelige
toekomst zonder Jondalar te vergeten en probeerde troost te putten
uit de gedachte dat de kleren die ze voor hem zou maken, dicht bij
hem zouden zijn. Ze liet haar omslag zakken voor een korte
ochtendduik, zocht toen een twijgje van het juiste formaat en vulde
de waterzak. Ik zal vanochtend eens iets anders proberen, dacht ze:
vlotgras en kamille. Ze schilde het twijgje, legde het naast het
kommetje en zette de thee te trekken. De frambozen zijn rijp, dacht
ze. Ik denk dat ik er wat ga plukken.
Ze zette de hete thee voor Jondalar klaar, zocht een plukmand
uit en ging weer naar buiten. Whinney en Renner volgden haar en
graasden in het veld in de buurt van het frambozenbosje. Ze groef
ook wilde wortels op, klein en lichtgeel, en witte, melige
aardakers.
Toen ze terugkwam, stond Jondalar buiten op de brede zonnige
richel. Ze wuifde toen ze de wortels afspoelde en bracht ze
vervolgens naar boven en deed ze bij een soep die ze opzette met
gedroogd vlees. Ze proefde hem, deed er een snufje kruiden bij en
verdeelde de frambozen in twee porties. Daarna schonk ze zich zelf
een kommetje afgekoelde thee in. 'Kamille,' zei Jondalar, 'en nog
iets anders, maar ik weet niet wat.'
ik weet niet hoe je het noemt. Het lijkt een beetje op gras en
het smaakt zoet. Ik zal je de plant een keer laten zien.' Het viel
haar op dat zijn steenkloppersgereedschap al klaar lag. ik wilde
maar vroeg beginnen,' zei hij toen hij haar belangstelling zag. ik
moet eerst bepaald gereedschap maken.' 'Het is tijd om op jacht te
gaan. Gedroogd vlees heeft zo weinig vet. De dieren hebben zo laat
in het seizoen wel wat vet opgebouwd. Ik honger naar een stuk vers
gebraad met vette sappen.Hij glimlachte. 'Het klinkt heerlijk als
je er alleen al over praat. Dat meen ik Ayla, je bent een
opmerkelijk goede kokkin.' Ze bloosde en liet haar hoofd zakken.
Het was prettig te weten dat hij dat vond, maar vreemd dat hij nota
zou nemen van iets dat alleen maar te verwachten was.
'Het was niet mijn bedoeling je in verlegenheid te brengen.'
'Iza zei altijd dat complimenten de geesten jaloers maken. Het zou
voldoende moeten zijn iets goed te doen.' ik denk dat Marthona het
goed zou kunnen vinden met jouw Iza. Zij kan complimenten ook niet
uitstaan. Ze zei altijd: "Het beste compliment is een karwei dat
goed is gedaan." Alle moeders zijn waarschijnlijk hetzelfde.' is
Marthona jouw moeder?' 'Ja, heb ik je dat niet verteld?'
'Dat dacht ik al, maar ik wist het niet zeker. Heb je nog
broers of zusters? Naast die ene die je hebt verloren?' ik heb een
oudere broer, Joharran. Hij is nu de leider van de Negende Grot.
Hij is aan Joconans vuurplaats geboren. Na zijn dood is mijn moeder
een verbintenis aangegaan met Dalanar. Ik ben aan zijn vuurplaats
geboren. Later hebben Marthona en Dalanar de band verbroken en is
ze een verbintenis aangegaan met Willomar. Thonolan is aan zijn
vuurplaats geboren, en mijn jonge zusje Folara.'
'Jij hebt bij Dalanar gewoond, nietwaar?' 'Ja, driejaar. Hij
heeft me het vak geleerd. Ik had geen betere leermeester kunnen
vinden. Ik was twaalf toen ik bij hem kwam en al meer dan een jaar
man. Dat was ik al vroeg en ik was groot voor mijn leeftijd.' Hij
kreeg een vreemde uitdrukking op zijn gezicht. 'Het was het beste
dat ik wegging.' Toen glimlachte hij. 'Dat was toen ik mijn nicht
Joplaya leerde kennen. Ze is de dochter van Jerika en ze is geboren
aan Dala- nars vuurplaats, na hun verbintenis. Ze is twee jaar
jonger. Dalanar leerde ons samen vuursteen te bewerken. Het ging er
altijd om wie het het beste kon en daarom zei ik nooit dat ze het
goed deed. Maar ze wist het wel. Ze heeft er kijk op en ze heeft
een vaste hand. Er komt een dag dat ze het net zo goed doet als
Dalanar.'
Ayla zweeg even. 'Er is iets dat ik niet goed begrijp,
Jondalar. Folara heeft dezelfde moeder als jij, dus is ze je
zuster, nietwaar?' 'Ja.'
'Jij bent geboren aan Dalanars vuurplaats en Joplaya ook, maar
zij is je nicht. Wat is het verschil tussen een zuster en een
nicht?'
'Zusters en broers komen van dezelfde vrouw. Neven en nichten
zijn niet zo nauw verwant. Ik ben aan Dalanars vuurplaats
geboren—ik ben waarschijnlijk van zijn geest. De mensen zeggen dat
we op elkaar lijken. Ik denk dat Joplaya ook van zijn geest is.
Haar moeder is klein, maar zij is groot, net als Dalanar. Niet zó
groot, maar iets groter dan jij, denk ik.
Niemand weet wiens geest de Grote Moeder kiest om te mengen
met die van een vrouw, dus Joplaya en ik kunnen van Dalanars geest
zijn, wie zal het zeggen? Daarom zijn we neef en nicht.' Ayla
knikte. 'Misschien was Oeba wel een nicht, maar voor mij was ze een
zuster.' 'Een zuster?'
'We waren geen echte zusters. Oeba was een dochter van Iza en
ze werd geboren nadat ik was gevonden. Iza zei dat we allebei haar
dochters waren.'
Ayla begon te peinzen. 'Oeba werd verbonden, maar niet aan de
man die ze zou hebben gekozen. Maar de andere man had alleen een
verbintenis kunnen sluiten met zijn zuster en dat mag niet in de
Stam.'
'Dat doen wij ook niet,' zei Jondalar. 'Gewoonlijk sluiten we
ook geen verbintenissen tussen neven en nichten, hoewel het niet
absoluut verboden is. Men keurt het af. Sommige soorten neven en
nichten worden wel geaccepteerd.' 'Welke soorten zijn er?'
"Vele soorten. Sommigen zijn nauwer verwant dan anderen. De
kinderen van je moeders zuster, de kinderen van de gezellin van je
moeders broer, de kinderen…'
Ayla schudde het hoofd. 'Dat is te ingewikkeld. Hoe weetje wie
een nicht is en wie niet? Bijna iedereen kan een neef of een nicht
zijn… Wie blijft er over in jouw Grot om een verbintenis mee te
sluiten?'
'De meesten doen dat niet met mensen van hun eigen Grot.
Gewoonlijk is het iemand die ze op een Zomerbijeenkomst ontmoeten.
Maar men kent meestal zijn naaste familie al wonen ze in een andere
Grot.' 'Zoals Joplaya?'Jondalar knikte instemmend, met zijn mond
vol frambozen. 'Jondalar, als het nu eens niet de geesten zijn die
kinderen verwekken? Als het nu eens een man is? Zou dat dan niet
betekenen dat de kinderen net zo goed van de man als van de vrouw
zijn?' 'Het kind groeit in de vrouw, Ayla. Het komt van haar.'
'Waarom paren mannen en vrouwen dan zo graag?' 'Waarom gaf de
Moeder ons de Gave van het Genot? Dan zou je Zelandoni moeten
vragen.'
'Waarom zegje altijd "De Gave van het Genot"? Er zijn zo veel
dingen die de mensen gelukkig maken en genot schenken. Geeft het
een man zoveel genot om zijn lid in een vrouw te steken?' 'Niet
alleen een man; een vrouw… Maar dat weet je zeker niet? Je hebt je
Eerste Riten niet gehad. Er drong een man bij je binnen en hij
maakte een vrouw van je, maar dat is niet hetzelfde. Dat was
schandelijk! Hoe konden die mensen dat toelaten?' 'Ze begrepen het
niet. Ze zagen alleen wat hij had gedaan. Dat was niet schandelijk.
Alleen de manier waarop hij het deed. Het gebeurde niet om te
genieten—Broud deed het met afkeer. Ik voelde pijn en boosheid,
maar geen schaamte en ook geen genot. Ik weet niet of Broud mijn
baby heeft verwekt, Jondalar, of een vrouw van me heeft gemaakt
zodat ik er een kon krijgen. Maar mijn zoon heeft me gelukkig
gemaakt. Dure was mijn genot.' 'Het geschenk van het leven, dat de
Moeder geeft, is een vreugde, maar er is meer tussen man en vrouw.
Dat is ook een geschenk en dat moet in vreugde gebeuren, om Haar te
eren.' Er kan ook meer zijn dan jij weet, dacht ze. Toch leek hij
zo zeker. Misschien had hij wel gelijk. Ayla geloofde hem niet
helemaal. Ze twijfelde.
Na de maaltijd legde Jondalar zijn gereedschap klaar en ging
aan de slag. Ayla ging bij hem zitten. Hij spreidde de messen uit
zodat hij ze kon vergelijken. Door kleine verschillen waren ze
geschikt voor bepaald gereedschap. Hij pakte er een mes uit, hield
het tegen de zon en liet het Ayla zien. Het was wel tien centimeter
lang en zo'n twee centimeter breed. Het snijvlak was zo dun dat het
zonlicht erdoorheen viel. Jondalar trok een haar van zijn baard
strak en sneed hem gemakkelijk af. Het kon niet volmaakter. 'Deze
houd ik om me te scheren,' zei hij. Ayla wist niet wat hij
bedoelde, maar ze had van Droeg geleerd dat je niets moest vragen
om de concentratie niet te verstoren. Hij legde het mes aan de kant
en pakte een ander stuk. 'Dit is een els,' zei hij en hij liet het
Ayla zien. 'Daar maak je gaatjes mee om pezen doorheen te trekken
zodat je kleren kunt naaien.'
Had hij soms gezien dat ze zijn kleren bekeek, vroeg Ayla
zich opeens af. Hij scheen te weten wat ze van plan was.
ik ga ook een boor maken. Zo iets, maar dan groter en
steviger om gaten te maken in hout, been of geweien.'
Ze was opgelucht. Hij had het gewoon over gereedschap.
Ik heb een els gebruikt om gaten te maken voor buidels,
maar lang zo mooi niet als deze.'
'Wil je hem hebben? Ik maak wel een andere voor mezelf.'
Ze pakte hem aan en boog haar hoofd om op de manier van
de Stam haar dankbaarheid te tonen. Toen herinnerde ze zich
de woorden.
'Dank je,' zei ze. Hij glimlachte.
'Ken je dit gereedschap?' vroeg hij. Ze bekeek het, schudde
haar hoofd en gaf het terug.
'Dat is een graveerstift,' zei hij. 'Die ga ik gebruiken voor
het wapen waar ik je over vertelde.'
'Graveerstift,' zei ze om aan het woord te wennen.
Hij sneed met de stift een stuk uit een lang bot van een
voorpoot.
Ayla keek oplettend toe en wilde niets missen. Maar
haar gedachten dwaalden af.
Ze hoorde hem nog zeggen: ik denk dat Marthona het goed zou
kunnen vinden met jouw Iza.' En iets in de trant van dat alle
moeders hetzelfde waren. Zijn moeder zou het goed hebben kunnen
vinden met een platkop? Ze leken op elkaar? En hij had er geen erg
in gehad, en dat deed haar nog meer genoegen. Hij beschouwde de
Stam als mensen. Niet als beesten, niet als platkoppen, niet als
gruwels, als mensen!
Haar aandacht werd weer door de man getrokken toen deze met
iets anders in de weer ging. Hij had een van de benen driehoeken
opgepakt en een sterke vuurstenen schraper, en begon de scherpe
randen van het bot glad te schaven. Hij schraapte er lange krullen
vanaf. In korte tijd hield hij een rond stukje bot omhoog dat
uitliep in een scherpe punt. 'Jondalar, ben je soms een… speer aan
het maken?'
Hij grijnsde. 'Aan bot kun je een scherpe punt slijpen, net
als aan hout, maar het is sterker en splintert niet, en bot is
licht van gewicht.'
is dat niet een erg korte speer?' vroeg ze.
Hij lachte luid en hartelijk. 'Dat zou het wel zijn als het
hierbijbleef. Ik maak nu alleen punten. Sommige mensen maken
vuurstenen punten. De Mamutiërs, bijvoorbeeld, vooral om op
mammoeten te jagen. Vuursteen is bros, het breekt gauw, maar met
zijn vlijmscherpe randen doorboort het gemakkelijker het taaie vel
van een mammoet. Voor de meeste jachten levert been echter betere
punten op. De schachten worden van hout.' 'Hoe maak je ze aan
elkaar vast?'
'Kijk,' zei hij en draaide de punt om om haar de onderkant te
laten zien. ik kan dit uiteinde met een burijn en een mes
opensnijden en dan het uiteinde van de houten schacht zo modelleren
dat het in de spleet past.' Hij liet het zien door de wijsvinger
van zijn ene hand tussen de duim en wijsvinger van de andere te
steken. 'Dan kan ik er wat lijm of pek bij doen en het stevig
omwikkelen met pees of leer. Als dat opdroogt en krimpt, houdt het
de twee bij elkaar.'
'De punt is zo klein. De schacht moet wel een twijgje zijn!'
'Hij zal meer zijn dan een twijgje, maar niet zo zwaar als jouw
speer. Dat kan ook niet als je hem wilt werpen!' 'Werpen? Een speer
werpen?'
'Je werpt toch ook stenen met je slinger? Dat kun je ook met
een speer doen. Dan hoefje geen valkuilen meer te graven, je kunt
een prooi zelfs op de vlucht doden, als je de kunst eenmaal te
pakken hebt. Als ik zie hoe zuiver je werpt met die slinger, dan
denk ik dat je het wel snel onder de knie zult krijgen.' 'Jondalar,
weet je wel hoe vaak ik niet heb gewenst dat ik met een slinger op
herten of bizons kon jagen? Ik heb er nooit aan gedacht speren te
werpen.' Ze fronste het voorhoofd. 'Kun je wel met voldoende kracht
werpen? Met een slinger kan ik veel harder en verder werpen dan met
de hand.' 'Je zult niet helemaal dezelfde kracht bereiken, maar je
hebt toch het voordeel van de afstand. Maar je hebt gelijk. Het is
jammer dat je een speer niet met een slinger kunt werpen, maar…'
Hij zweeg even midden in zijn zin. ik vraag me af…' Er verscheen
een diepe rimpel in zijn voorhoofd bij een gedachte die zo
verrassend was dat hij onmiddellijke aandacht eiste. 'Nee, ik denk
het niet… Waar kunnen we schachten vinden?' 'Bij de stroom.
Jondalar, is er ook een reden waarom ik niet kan helpen bij het
maken van die speren? Ik zou het sneller leren als jij er nog bent
om me te vertellen wat ik verkeerd doe.' 'Ja, natuurlijk,' zei hij,
maar hij voelde zich een beetje bedrukt toen hij het pad afdaalde.
Hij was vergeten dat hij zou vertrekken en het speet hem dat ze hem
eraan had herinnerd.