10

Marion Briem zag er iets beter uit toen Erlendur haar de volgende dag vroeg in de ochtend kwam bezoeken. Het was hem gelukt een western met John Wayne te huren. Hij heette The Searchers en leek in de smaak te vallen bij Marion Briem, die hem vroeg de band in de videospeler te doen.

‘Sinds wanneer kijk jij naar westerns?’ vroeg Erlendur.

‘Ik heb westerns altijd leuk gevonden,’ zei Marion. Het zuurstofmasker lag op de tafel naast haar stoel. ‘In de beste worden simpele verhalen verteld over simpele mensen. Ik had gedacht dat jij ook dol was op zulke verhalen. Westernverhalen. Boerenjongens.’

‘Ik heb nooit veel in de bioscoop gezeten,’ zei Erlendur.

‘Nog wat nieuws over het Kleifarvatn?’ vroeg Marion.

‘Wat zegt het ons dat het skelet, dat waarschijnlijk uit de jaren zeventig stamt, vastgebonden aan Russische afluisterapparatuur is aangetroffen?’ zei Erlendur.

‘Daar kun je toch maar één ding uit concluderen?’ zei Marion.

‘Spionage?’

‘Ja.’

‘Denk je echt dat het een IJslandse spion is die daar in het water ligt?’

‘Wie zegt dat het een IJslander is?’

‘Kan je daar eigenlijk niet zo’n beetje van uitgaan?’ zei Erlendur aarzelend.

‘Er is niets dat erop wijst dat hij een IJslander is,’ zei Marion en ze kreeg opeens een hoestaanval die haar benauwd maakte. ‘Geef me het zuurstofmasker, ik voel me beter als ik zuurstof krijg.’

Erlendur reikte naar het zuurstofmasker, zette het op haar gezicht en schroefde het vast op de zuurstoftank. Hij vroeg zich af of hij niet een verpleegster of zelfs een arts moest waarschuwen. Het was of Marion zijn gedachten las.

‘Zet dat maar uit je hoofd. Ik hoef verder geen hulp. Later op de dag komt de verpleegster nog.’

‘Ik zou je niet zo moeten vermoeien.’

‘Ga nog niet meteen weg. Je bent de enige van degenen die me komen bezoeken met wie ik zin heb om te praten. En de enige die me misschien een sigaret geeft.’

‘Ik geef je geen sigaret.’

Er viel een stilte en Marion haalde het zuurstofmasker weer van haar gezicht.

‘Waren er IJslanders betrokken bij spionage tijdens de Koude Oorlog?’ vroeg Erlendur.

‘Ik weet het niet,’ zei Marion. ‘Ik weet wel dat geprobeerd werd ze zover te krijgen. Ik herinner me een man die naar ons toe kwam en zei dat de Russen hem niet met rust lieten.’ Marion sloot haar ogen weer even. ‘Het was een bijzonder armoedig spionageverhaal, maar natuurlijk erg IJslands.’

De Russen zochten contact met die man en vroegen of hij ze wilde helpen. Ze hadden onder andere inlichtingen nodig over de vliegtuigen op Keflavík en de infrastructuur daar. De Russen namen het allemaal erg serieus en wilden de man ontmoeten op afgelegen plekken buiten de stad; hij vond ze erg opdringerig. Hij kwam niet van ze af. Hij zei dat hij dat helemaal niet wilde, maar dat ze niet naar hem luisterden en op het laatst gaf hij het op. Hij nam contact op met de politie en er werd een eenvoudige hinderlaag opgezet. Toen de man naar zijn afspraak met de Russen bij Hafravatn reed, zaten er twee politieagenten bij hem in de auto, verstopt onder een kleed. Andere politiemensen stonden paraat in de omgeving. De Russen vermoedden niets tot de politieagenten uit de auto van de man stapten en ze werden gearresteerd.

‘Ze werden het land uitgezet,’ zei Marion en over haar gezicht trok een glimlach bij de herinnering aan dat spionageverhaal van de Russen. ‘Ik weet nog altijd hoe ze heetten: Kisilev en Dimetrijev.’

‘Ik vroeg me af of jij je nog iets herinnert van een vermissing hier in Reykjavík in de jaren zeventig,’ zei Erlendur. ‘Een man die landbouwmachines en graafmachines verkocht. Kwam niet opdagen op een afspraak met een boer hier vlak buiten de stad en er is daarna niets meer van hem vernomen.’

‘Ik kan me dat nog heel goed herinneren. Níels zat op die zaak. Luie donder.’

‘Nou,’ zei Erlendur, die Níels kende. ‘Die man had een Ford Falcon die voor het busstation is teruggevonden. Er was een wieldop afgehaald.’

‘Wilde hij niet gewoon van zijn vrouw af? Mij staat bij dat dat zo ongeveer de conclusie was. Dat hij zelfmoord had gepleegd.’

‘Zou kunnen,’ zei Erlendur.

Marion sloot de ogen. Erlendur zat een poosje zwijgend op de bank en keek naar de western terwijl Marion sliep. Op de cassette stond dat Wayne een ex-soldaat uit het zuiden speelt die indianen achtervolgt die zijn broer en schoonzuster doodden en hun dochter ontvoerden. De soldaat zoekt jarenlang naar het meisje en als hij haar eindelijk vindt, is ze haar voorgeschiedenis vergeten en indiaan geworden.

Na twintig minuten stond Erlendur op en nam afscheid van Marion, die nog altijd sliep met het masker op haar gezicht.

Toen hij weer op het bureau kwam, ging hij bij Elínborg zitten, die bezig was een speech te schrijven voor de presentatie van haar boek. Sigurður Óli was er ook. Hij zei dat hij de verkopen van de Falcon had kunnen herleiden, helemaal tot de laatste eigenaar van de auto.

‘Hij verkocht de auto aan een sloperij in Kópavogur, ergens kort voor 1980,’ zei Sigurður Óli. ‘Die sloperij bestaat nog. Er neemt alleen niemand de telefoon op. Ze zijn misschien met vakantie.’

‘Ben je bij de Technische Recherche nog wat te weten gekomen over het afluisterapparaat?’ vroeg Erlendur. Hij zag dat Elínborg haar lippen bewoog en naar het beeldscherm staarde alsof ze zich verbeeldde hoe de speech klonk.

‘Elínborg!’ zei hij streng.

Ze hief een vinger op en beduidde dat hij nog even moest wachten.

‘...en ik hoop dat dit boek,’ las ze hardop voor van haar scherm, ‘jullie talloze plezierige uurtjes in de keuken zal geven en het meteen jullie horizon zal verbreden. Ik heb geprobeerd de toon populair te houden, geprobeerd om de nadruk te leggen op een huiselijke sfeer, omdat de keuken en het bereiden van eten het middelpunt...’

‘Heel mooi,’ zei Erlendur.

‘Wacht even,’ zei Elínborg, ‘...het middelpunt vormen van elk goed huishouden, waar het gezin elke dag bijeenkomt en met elkaar de tijd doorbrengt.’

‘Elínborg,’ zei Sigurður Óli.

‘Is het te zoetsappig?’ vroeg Elínborg en ze trok een grimas.

‘Het is krankzinnig,’ zei Sigurður Óli.

Elínborg keek naar Erlendur.

‘Wat zei de Technische Recherche over het apparaat?’ zei hij.

‘Ze zijn nog bezig het te onderzoeken,’ zei Elínborg. ‘Ze proberen een of andere specialist bij de telefoondienst erbij te halen.’

‘Ik dacht aan al die apparaten die jaren geleden in het Kleifarvatn zijn gevonden,’ zei Sigurður Óli, ‘in verband met dat ding dat aan het skelet was vastgebonden. Moeten we niet met een of ander oudje bij Buitenlandse Zaken gaan praten?’

‘Ja, zoek jij maar iemand met wie we kunnen praten,’ zei Erlendur. ‘Iemand die zich de Koude Oorlog nog herinnert toen hij op zijn hevigst was.’

‘Hebben we het nu over spionnen in IJsland?’ vroeg Elínborg.

‘Ik weet het niet,’ zei Erlendur.

‘Is dat niet belachelijk?’ zei Elínborg.

‘Niet belachelijker dan “waar het gezin elke dag bijeenkomt en met elkaar de tijd doorbrengt”,’ bauwde Sigurður Óli haar na.

‘Ach, hou je mond,’ zei Elínborg en ze wiste alles wat ze geschreven had van het scherm.

 

Er werkte één man bij de autosloperij in Kópavogur, de eigenaar zelf, en het bedrijfje was alleen ’s middags open. De autowrakken lagen achter hoge hekken, soms op stapels van zes hoog, boven op elkaar. Sommige waren zwaar beschadigd na een harde botsing, andere gewoon oud en uit elkaar gevallen. Met de eigenaar leek hetzelfde aan de hand. Hij was een vermoeide man die tegen de zeventig liep, in een besmeurde en gescheurde overall die vroeger lichtblauw moest zijn geweest. De man was bezig de bumper af te trekken van een nieuwe Japanse auto die over de kop was geslagen en was samengeperst als een trekharmonica.

Erlendur stond het wrak te bekijken tot de man opkeek.

‘Er is een vrachtauto achterop gereden,’ zei hij. ‘Nog een geluk dat er niemand op de achterbank zat.’

‘Zo’n gloednieuwe auto,’ zei Erlendur.

‘Wat wil je?’

‘Ik ben op zoek naar een zwarte Ford Falcon,’ zei Erlendur. ‘Hij is hier voor 1980 terechtgekomen.’

‘Een Ford Falcon?’

‘Dat is natuurlijk niet meer na te gaan, ik weet het,’ zei Erlendur.

‘Hij moet al oud zijn geweest toen hij hier kwam,’ zei de man en hij pakte een zakdoek om zijn handen schoon te vegen. ‘Ze hebben de Falcon rond 1970 of misschien nog wel eerder uit de productie genomen.’

‘Jullie konden hem dus niet gebruiken, bedoel je?’

‘De meeste Falcons waren lang voor 1980 van de straat verdwenen. Waarom ben je ernaar op zoek? Mis je een onderdeel? Ben je een Ford Falcon aan het opknappen?’

Erlendur vertelde de man hoe het zat, dat hij van de politie was en dat de auto te maken had met een oude verdwijningszaak. De interesse van de man werd gewekt. Hij zei dat hij de autosloperij halverwege de jaren negentig had gekocht van een zekere Haukur en dat hij zich geen Ford Falcon op het autokerkhof kon herinneren. Hij zei dat de vroegere eigenaar, die al heel wat jaren dood was, een administratie had bijgehouden van de wrakken die hij kocht. Hij nam Erlendur mee naar een kleine ruimte achter het kantoortje, waar mappen en archiefdozen tot het plafond lagen opgestapeld.

‘Dit is onze boekhouding,’ zei de man en hij glimlachte verontschuldigend. ‘Wij zijn hier niet gewend iets weg te gooien. Ga er gerust in zoeken. Ik heb me er nooit aan gewaagd een administratie bij te houden van de wrakken, zag de zin er niet van in, maar hij was daar heel trouw in, die oude Haukur.’

Erlendur bedankte hem en begon de mappen door te nemen, die allemaal waren voorzien van jaartallen. Hij zag een stapel uit de jaren tachtig en begon daar. Hij wist eigenlijk niet waarom hij naar die auto zocht. Hij had geen idee hoe die auto hem zou kunnen helpen als hij nog bestond. Sigurður Óli had gevraagd waarom hij speciaal in deze vermissing was geïnteresseerd en niet in de andere waarover hij de afgelopen dagen had gehoord. Erlendur had daar eigenlijk geen antwoord op. Sigurður Óli zou nooit begrijpen als hij hem vertelde dat hij die eenzame vrouw niet uit zijn hoofd kon zetten die eindelijk het geluk gevonden lijkt te hebben, voor de melkwinkel staat, op haar horloge kijkt en wacht op de man van wie ze houdt.

Drie uur later, toen Erlendur op het punt stond het op te geven en de eigenaar al drie keer had gevraagd of hij al iets gevonden had, zag hij eindelijk wat hij zocht, een rekening van de verkoop van de auto. De sloperij had op 21 oktober 1979 een zwarte Ford Falcon verkocht met een kapotte motor, vanbinnen nog in redelijke staat en goed in de lak. Zonder nummerbord. Aan het blad met de beschrijving was een met potlood geschreven rekening gehecht. Daarop stond: Falcon, bouwjaar 1967. 35.000 kronen. Koper: Hermann Albertsson.