17
Hij opende de kist met brieven en pakte ze een voor een, las van sommige de envelop en legde ze opzij, maar andere opende hij en las hij door. Hij had jarenlang niet meer naar die brieven gekeken. Het waren brieven van thuis, van zijn ouders, zijn zus en zijn vrienden in de jongerenbeweging van de partij, die wilden weten hoe het leven in Leipzig was. Hij herinnerde zich de brieven die hij terugschreef, waarin hij de stad beschreef en de wederopbouw en de geest die er heerste onder het volk en hoe die positief werd ingezet. Hij schreef over de internationale solidariteit, de socialistische gedachte, allemaal dode, clichématige woorden. Hij schreef nooit over de twijfels die in zijn hart waren opgekomen. Hij schreef nooit over Hannes.
Hij zocht dieper in de stapel brieven. Daar was een brief van Rut, met daaronder de boodschap van Hannes.
En daar, helemaal onder op de stapel, waren de brieven van de ouders van Ilona.
Hij dacht nauwelijks aan iets anders dan aan Ilona, die eerste weken en maanden dat ze samen waren. Hij had niet veel te besteden en leefde erg zuinig, maar wilde haar blij maken en bedacht allerlei kleinigheden om aan haar te geven. Op een dag, toen zijn verjaardag naderde, ontving hij een pakje van thuis met daarin onder andere een boekje in zakformaat met de gedichten van Jónas Hallgrímsson. Hij gaf haar het boekje en zei dat dat de teksten waren van de dichter die de mooiste woorden in de IJslandse taal had geschreven. Zij zei dat ze graag IJslands van hem wilde leren, zodat ze de gedichten kon lezen. Ze zei dat ze niets voor hem had. Hij glimlachte en schudde zijn hoofd. Hij had haar niet gezegd dat hij jarig was.
‘Ik heb jou toch,’ zei hij.
‘Nou, nou,’ zei ze.
‘Wat?’
‘Stoute jongen.’
Ze legde het boek opzij, duwde hem achterover op het bed waar hij op zat en ging schrijlings boven op hem zitten. Ze kuste hem lang en innig. Het zou de fijnste verjaardag zijn die hij ooit in zijn leven gehad had.
De vriendschap tussen hem en Emil was die winter sterker geworden en ze waren veel samen. Hij voelde zich prettig bij Emil, die naarmate ze langer in Leipzig waren en ze de maatschappij beter leerden kennen, een overtuigder socialist werd. Emil toonde geen spoor van angst, ondanks de kritische woorden binnen de IJslandse gemeenschap over verklikkers en controle, tekorten aan basisvoorzieningen, verplichte bijeenkomsten van de fdj en dergelijke dingen. Emil wuifde dat allemaal weg. Hij keek naar de doelen op langere termijn en in dat licht waren tijdelijke ongemakken niet belangrijk. Emil en hij konden het samen goed vinden en ze steunden elkaar.
‘Maar waarom worden er niet meer spullen geproduceerd die mensen nodig hebben?’ zei Karl toen ze een keer in de nieuwe mensa zaten en over het beleid van Ulbricht praatten. ‘Het ligt toch voor de hand dat de mensen hun situatie vergelijken met West-Duitsland, waar alles gericht is op de productie van consumptiegoederen en van alles te koop is. Waarom moeten Oost-Duitsers zoveel nadruk leggen op de opbouw van de industrie, terwijl de mensen niet genoeg te eten hebben? Het enige waar ze genoeg van hebben, is bruinkool en dat is niet eens een bruikbare brandstof.’
‘De planeconomie moet nog van de grond komen,’ zei Emil. ‘De wederopbouw is nog maar nauwelijks begonnen en ze hebben natuurlijk niet dezelfde dollartoevloed uit Amerika. Het kost allemaal tijd. Waar het om gaat, is dat de Socialistische Eenheidspartij op de goede weg is.’
Behalve hij en Ilona werden er meer verliefd in Leipzig. Karl en Hrafnhildur gingen met Duitsers om die erg aardig waren en goed in de groep pasten. Karl werd steeds vaker gezien met een bruinogige, kleine studente uit Leipzig die Ulrike heette. Haar moeder was een vreselijk wijf, die hun relatie maar niets vond en ze brulden van het lachen toen Karl de relatie met Ulrikes moeder uitriep tot de moeilijkste van allemaal. Hij vertelde dat ze het erover hadden om bij elkaar in te trekken, misschien zelfs te trouwen. Ze hadden het goed samen, waren beiden erg vrolijke mensen en zij zei dat ze naar IJsland wilde komen, er zelfs wilde wonen. Hrafnhildur leerde een verlegen, onopvallende scheikundestudent kennen, die uit een klein dorpje buiten Leipzig kwam. Zij gingen er soms al heel vroeg op uit.
Het was inmiddels februari. Hij en Ilona zagen elkaar elke dag. Ze praatten niet meer zoveel over politiek, maar verder waren er geen problemen en ze hadden genoeg gespreksstof. Hij vertelde haar over het land van de verschroeide schaapskoppen en zij praatte over haar familie. Ze had twee oudere broers, die haar enorm verwenden. Haar ouders waren allebei arts. Zij studeerde literatuur en Duits. Een van haar lievelingsdichters was Friedrich Hölderlin. Ze las veel en vroeg hem uit over de IJslandse literatuur. Boeken waren een van hun gemeenschappelijke interesses.
Lothar mengde zich steeds meer onder de IJslanders. Ze vonden hem grappig met zijn mechanische, formele IJslands en zijn voortdurende vragen over alles wat met IJsland te maken had. Hij kon het goed met hem vinden. Ze waren allebei overtuigd communist en konden over politiek praten zonder ruzie te krijgen. Lothar oefende zijn IJslands op hem en hij praatte Duits met hem. Lothar kwam uit Berlijn, een prachtige stad volgens hem. Hij vertelde dat hij zijn vader in de oorlog had verloren, maar dat zijn moeder nog altijd in Berlijn woonde. Lothar vroeg hem een keer met hem mee te gaan, het was helemaal niet zo ver met de trein. Verder was de Duitser nogal gesloten over zichzelf; hij beweerde dat dat kwam omdat hij het als kleine jongen zo moeilijk had gehad in de oorlog. Hij vroeg hun steeds meer over IJsland, waarin hij een dwangmatige interesse leek te hebben. Hij vroeg naar de universiteitsstructuur daar, het politieke beleid, de regeringsleiders, het bedrijfsleven, hoe de mensen leefden, het leger op de Miðnesheiði. Hij legde Lothar uit dat de IJslanders enorm van de oorlog hadden geprofiteerd, dat Reykjavík was gegroeid en dat het land haast van het ene op het andere moment was veranderd van een arme boerensamenleving in een moderne, stedelijke maatschappij.
Soms praatte Tómas op de universiteit met Hannes. Meestal was dat in de bibliotheek of in de koffiekamer in het hoofdgebouw. Ze hadden ondanks alles vriendschap gesloten, ondanks het pessimisme van Hannes. Hij probeerde hem weer voor de zaak te interesseren, maar tevergeefs. Zijn belangstelling was verdwenen. Hij dacht alleen nog maar aan zichzelf, het afmaken van zijn studie en naar huis gaan.
Op een dag ging hij in de koffiekamer bij Hannes zitten. Het sneeuwde. Hij had met Kerstmis een nieuwe, warme winterjas van thuis gekregen. In een brief naar huis had hij de kou in Leipzig genoemd. Hannes vroeg hem van alles over die jas en hij hoorde een spoortje afgunst in zijn stem.
Hij wist toen nog niet dat het de laatste keer zou zijn dat ze elkaar in Leipzig spraken.
‘Hoe gaat het met Ilona?’ vroeg Hannes.
‘Hoe ken jij Ilona?’ vroeg hij.
‘Ik ken haar helemaal niet,’ zei Hannes en hij keek om zich heen in de koffiekamer, alsof hij er zeker van wilde zijn dat niemand hen kon horen. ‘Ik weet alleen dat ze uit Hongarije komt. En dat ze je meisje is. Dat is toch zo? Jullie zijn toch samen?’
Tómas nam een slokje van de slappe koffie. Hij antwoordde niet. Er was iets in de toon die Hannes aansloeg. Harder en onredelijker dan hij gewend was.
‘Praat ze wel eens met jou over wat er in Hongarije aan de hand is?’ vroeg Hannes.
‘Soms. We proberen het niet te veel over...’
‘Je weet toch wat er in Hongarije gebeurt?’ viel Hannes hem in de rede. ‘De Sovjets gaan de militaire macht in het land overnemen. Het verbaast me dat het nog steeds niet gebeurd is. Ze ontkomen er niet aan. Als ze toestaan dat wat er in Hongarije gebeurt zich verder ontwikkelt, volgen andere Oost-Europese landen in hun kielzog en komt er een algehele opstand tegen de Sovjetmacht. Praat ze daar nooit over?’
‘We hebben het wel eens over Hongarije,’ zei hij. ‘We zijn het alleen niet met elkaar eens.’
‘Nee, natuurlijk niet. Jij weet veel beter wat er aan de hand is dan zij, een Hongaarse.’
‘Dat zeg ik niet.’
‘Nee, wat zeg je eigenlijk wel?’ zei Hannes. ‘Heb je er wel eens in alle ernst over nagedacht? Als je niet meer door een gekleurde bril kijkt tenminste.’
‘Wat heb je, Hannes? Waarom ben je zo boos? Wat is er gebeurd sinds je hierheen bent gekomen? Jij die thuis de grote belofte was.’
‘Grote belofte,’ snoof Hannes. ‘Dat ben ik waarschijnlijk niet meer,’ zei hij.
Ze zwegen.
‘Ik doorzag die onzin gewoon,’ zei Hannes zacht. ‘Al die verdomde leugens. Ze hebben ons gek gemaakt met het paradijs van het proletariaat, gelijkheid en broederschap tot we de Internationale zongen als een kapotte speeldoos. Eén groot kritiekloos hallelujakoor. Thuis hadden we discussiebijeenkomsten. Hier zijn alleen maar lofzangen te horen. Waar zie je nog een debat? Leve de partij en niets anders! Heb je met mensen gesproken die hier wonen? Weet je iets van wat ze denken? Heb je met één inwoner van de stad gesproken die eerlijk durft te zijn? Hebben zij gekozen voor Walter Ulbricht en de communistische partij? Willen zij het eenpartijstelsel en de planeconomie? Willen zij de vrijheid van meningsuiting en de politieke partijen verbieden? Wilden zij zich laten neerschieten in de straten bij de opstand van 1953? Thuis konden we tenminste strijden met de oppositie en artikelen schrijven in de krant. Hier is dat verboden. Er bestaat nog maar één lijn en daarmee uit. Ze noemen het verkiezingen als het volk wordt opgetrommeld om voor de enige partij die in het land actief mag zijn te kiezen! De mensen kijken ernaar als naar het eerste het beste apenspel. Ze weten heus wel dat dat geen democratie is!’
Hannes zweeg. Zijn woede zakte weer.
‘Het volk durft niet te zeggen wat het denkt, omdat hier iedereen onder controle staat. De hele verdomde maatschappij. Alles wat je zegt en wat je doet, kan tegen je gebruikt worden. Je wordt ter verantwoording geroepen, gearresteerd, van de universiteit geschopt. Praat maar eens met de mensen hier. De telefoons worden afgeluisterd. Er wordt gespioneerd onder het volk!’
Ze zwegen. Tómas wist dat Hannes en Ilona wel een beetje gelijk hadden. Hij dacht dat het beter zou zijn als de Partij er eerlijk voor uitkwam en zou toegeven dat er op dit moment geen ruimte was voor vrije verkiezingen en vrijheid van meningsuiting. Dat kwam later, als het doel, een socialistische maatschappij, was bereikt. Ze hadden er soms om gelachen dat de Duitsers overal mee instemden wat op een bijeenkomst ter sprake kwam; in persoonlijke gesprekken kwam er iets heel anders naar voren en hadden ze een heel andere mening over wat er op de vergaderingen besloten was. De mensen durfden niet open en eerlijk te zijn, durfden nauwelijks een eigen mening te formuleren uit vrees dat deze werd opgevat als volksvijandig en hun zou worden aangerekend.
‘Het zijn gevaarlijke mensen, Tómas,’ zei Hannes na een lange stilte. ‘Ze spelen geen spelletjes.’
‘Waarom hebben jullie het toch steeds over vrijheid van meningsuiting?’ zei hij geïrriteerd. ‘Jij en Ilona. Kijk eens naar de communistenjacht in Amerika. Kijk eens hoe de mensen het land worden uitgezet en hun baan kwijtraken. En hoe zit het daar met de controlemaatschappij? Heb je gelezen hoe die lafbekken hun vrienden verraadden voor de House Un-American Activities Committee? Daar is de communistische partij verboden. Daar is ook maar één mening toegestaan en dat is de mening van de kapitalisten, de imperialisten, de militaristen. Ze verbieden al het andere. Alles.’
Hij stond op.
‘Jij bent op uitnodiging van het volk, het gewone volk, in dit land,’ zei hij boos. ‘Het volk betaalt voor je opleiding en jij beschaamt hen door zo te praten. Je beschaamt hen gewoon. En je bent ook nog eens van plan om daarna naar huis af te druipen!’
Hij beende de koffiekamer uit.
‘Tómas!’ riep Hannes hem achterna, maar hij reageerde niet.
Hij liep met grote passen door de gang en botste tegen Lothar op, die vroeg wat er met hem aan de hand was. Hij keek achterom in de richting van de koffiekamer. ‘Niets,’ zei hij. Ze gingen samen naar buiten. Lothar drong erop aan dat ze een biertje zouden gaan drinken en hij liet het zich aanleunen. Ze gingen naar Baum bij de Thomaskirche en hij vertelde Lothar waarover Hannes en hij ruzie hadden gemaakt en hoe Hannes zich om de een of andere reden helemaal tegen het socialisme had gekeerd en hem probeerde te overtuigen. Hij zei tegen Lothar dat hij die dubbele moraal van Hannes niet kon uitstaan. Hij keerde zich tegen de socialistische maatschappij, maar wilde er toch van profiteren en zijn studie afmaken.
‘Ik begrijp dat niet,’ zei hij tegen Lothar. ‘Ik begrijp niet hoe hij zo misbruik kan maken van de situatie. Dat zou ik nooit doen,’ zei hij. ‘Nooit.’
’s Avonds zag hij Ilona en hij vertelde haar over de woordenwisseling. Hij zei dat Hannes soms deed alsof hij haar kende, maar zij schudde haar hoofd. Had nooit van hem gehoord en nooit met hem gesproken.
‘Ben je het met hem eens?’ vroeg hij aarzelend.
‘Ja,’ zei ze na lang stilzwijgen. ‘Ik ben het met hem eens. En ik ben niet de enige. Er zijn er veel, veel meer. Mensen van mijn leeftijd in Boedapest. Jonge mensen hier in Leipzig.’
‘Waarom merk je daar dan niets van?’
‘We zijn ermee bezig in Boedapest,’ zei ze. ‘Maar er is een enorme tegenstand. Verschrikkelijk. En angst. Er heerst overal angst voor wat er zou kunnen gebeuren.’
‘Het leger?’
‘Hongarije is na de oorlog door de Sovjet-Unie bezet. Ze laten het niet zonder strijd los. Als het ons lukt om ons van hen los te maken, weet je nooit wat er in andere Oost-Europese landen gaat gebeuren. Dat is een grote vraag. Of er een kettingreactie komt.’
Twee dagen later was Hannes zonder waarschuwing vooraf van de universiteit geschorst en het land uitgezet.
Hij hoorde dat er twee politieagenten bij de kamer die Hannes huurde de wacht hielden en dat hij tot in het vliegtuig was begeleid door twee mannen van de geheime dienst. Hannes zou zijn studie niet aan een andere universiteit kunnen afmaken. Zijn examens waren ongeldig verklaard. Het was afgelopen met hem.
Tómas geloofde zijn oren niet toen Emil kwam aanrennen en hem het nieuws vertelde. Emil wist niet veel. Hij was Karl en Hrafnhildur tegengekomen, die hem vertelden over de politie bij zijn kamer en dat overal werd gezegd dat Hannes naar het vliegveld was begeleid. Emil moest het hem driemaal zeggen. Er werd met hun landgenoot omgegaan alsof hij iets afschuwelijks had misdaan. Alsof hij een onverbeterlijke crimineel was. ’s Avonds werd er in het studentenhuis over niets anders gepraat. Niemand wist zeker wat er gebeurd was.
Een dag later, drie dagen na hun woordenwisseling in de koffiekamer, kreeg hij een bericht van Hannes. De kamergenoot van Hannes bracht het. Het zat in een gesloten envelop met alleen zijn naam erop. Tómas. Hij opende de envelop en ging met de brief op zijn bed zitten. Het was een kort bericht.
Je vroeg me wat er gebeurd was in Leipzig. Wat me overkomen was. Het is simpel. Ze vroegen me herhaaldelijk om onder mijn vrienden te spioneren, door te vertellen wat jullie zeiden over het socialisme, over Oost-Duitsland, over Ulbricht, naar welke zenders jullie luisterden. Niet alleen van jullie, maar van iedereen met wie ik omging. Ik weigerde hun verklikker te zijn. Ik zei dat ik niet van plan was te spioneren onder mijn vrienden. Ze dachten dat ik beïnvloedbaar was. Ze zeiden dat ze me anders van de universiteit zouden trappen. Ik weigerde en ze lieten me zitten. Tot nu. Waarom kon je me niet gewoon met rust laten?
Hannes
Hij herlas het briefje keer op keer en geloofde gewoon niet wat hij las. Er liep een rilling over zijn rug en zijn keel werd samengeknepen.
Waarom kon je me niet gewoon met rust laten?
Hannes verweet het hem dat hij van de universiteit geschorst was. Hannes dacht dat hij naar het bestuur van de universiteit was gestapt en verklikt had welke ideeën hij erop nahield, verteld had over zijn verzet tegen het communisme. Als hij hem met rust had gelaten, was het niet gebeurd. Hij staarde naar het briefje. Het was een misverstand. Wat dacht Hannes wel? Hij had helemaal niet met het bestuur gepraat, alleen met Ilona en Lothar en ’s avonds had hij zich in de keuken over de ideeën van Hannes verwonderd in het bijzijn van Emil, Karl en Hrafnhildur. Dat was niets nieuws. Ze waren het met hem eens geweest. Ze vonden de redeneringen van Hannes in het beste geval te ver gaan en in het slechtste geval voorspelbaar.
Het moest toeval zijn dat Hannes was geschorst na hun ruzie en een misverstand dat Hannes het ermee in verband bracht. Hij kon toch niet echt denken dat hij er schuldig aan was dat hij zijn studie niet kon afmaken? Hij had helemaal niets gedaan. Hij had niemand iets verteld, behalve zijn vrienden. Leed hij niet aan een soort vervolgingswaanzin? Kon iemand zoiets serieus denken?
Emil was bij hem in de kamer en hij liet hem de brief zien. Emil vloekte en tierde. Hij had een grote hekel aan Hannes en aan alles waar hij voor stond en stak dat niet onder stoelen of banken.
‘Hij is gek,’ zei Emil. ‘Trek het je niet aan.’
‘Maar waarom zegt hij dat?’
‘Tómas,’ zei Emil. ‘Vergeet het. Hij probeert iemand anders de schuld te geven van zijn eigen fouten. Hij had hier allang weg moeten zijn.’
Tómas sprong op en greep zijn jas, die hij al rennend op de gang aantrok; hij rende de hele weg naar het huis waar Ilona woonde en bonkte op de deur. De hospita liet hem binnen bij Ilona. Ze zette net een muts op haar hoofd en had haar jas en schoenen aan. Ze stond op het punt naar buiten te gaan. Ze schrok toen Tómas binnenkwam en zag dat hij erg overstuur was.
‘Wat is er?’ vroeg ze en ze liep naar hem toe.
Hij sloot de deur.
‘Hannes denkt dat ik er een rol in heb gespeeld dat hij van de universiteit is geschorst en naar huis is gestuurd. Alsof ik hem bij iemand heb verklikt!’
‘Wat bedoel je?’
‘Hij geeft mij er de schuld van dat hij is geschorst!’
‘Met wie heb je gesproken?’ vroeg Ilona. ‘Nadat je Hannes had ontmoet?’
‘Alleen met jou en de jongens. Ilona, wat bedoelde je laatst toen je het over de jonge mensen in Leipzig had? Die het met Hannes eens waren? Welke mensen zijn dat? Waar ken je ze van?’
‘Heb je echt met niemand anders gepraat? Weet je het zeker?’
‘Nee, alleen met Lothar. Wat weet je van de jongeren in Leipzig, Ilona?’
‘Heb je Lothar verteld over de ideeën van Hannes?’
‘Ja, wat bedoel je? Hij weet alles over Hannes.’
Ilona staarde hem nadenkend aan.
‘Wil je me alsjeblieft vertellen wat er hier aan de hand is?’ vroeg hij.
‘We weten niet precies wie Lothar is,’ zei Ilona. ‘Denk je dat iemand je hierheen gevolgd is?’
‘Gevolgd? Wat bedoel je? Wie weten niet wie Lothar is?’
Ilona keek hem aan en hij had haar nog nooit zo ernstig, bijna angstig, zien kijken. Hij had geen idee wat er aan de hand was. Het enige wat hij wist was dat hij zich vreselijk rot voelde over Hannes. Omdat Hannes dacht dat hij de oorzaak was van hoe het met hem was afgelopen. Hij had niets gedaan. Helemaal niets.
‘Je kent het systeem. Het is gevaarlijk om te veel te zeggen.’
‘Te veel! Ik ben geen kind, ik weet dat er controle is.’
‘Dat weet ik. Natuurlijk.’
‘Ik heb niets gezegd, alleen tegen mijn vrienden. Wat is er aan de hand, Ilona.’
‘Weet je zeker dat niemand je gevolgd is?’
‘Niemand is me gevolgd,’ zei hij. ‘Wat bedoel je? Waarom zou iemand me moeten volgen? Waar heb je het over?’ Toen bedacht hij zich. ‘Ik weet niet of iemand me gevolgd is. Ik heb daar niet op gelet. Waarom zou iemand me volgen? Wie zou dat willen doen?’
‘Ik weet het niet,’ zei ze. ‘Kom, we gaan door de achterdeur.’
‘Waarheen?’ zei hij.
‘Kom,’ zei ze.
Ilona pakte zijn hand en voerde hem door het keukentje, waar de oude vrouw zat te breien. Ze keek op en glimlachte, en zij glimlachten terug en groetten haar. Ze kwamen in een donker achtertuintje, klommen over de schutting en bereikten een smal gangetje. Hij wist niet wat er gebeurde. Waarom rende hij in de schemering achter Ilona aan, terwijl hij over zijn schouder keek om te zien of iemand hen volgde?
Ze bleef ver van de hoofdwegen; soms stopte ze, bleef doodstil staan en luisterde naar voetstappen. Ze liep maar door en hij volgde. Na een lange tocht kwamen ze in een nieuwbouwwijk die op een flinke afstand van de binnenstad in aanbouw was. Sommige gebouwen hadden nog geen ramen of deuren, maar andere waren al bewoond. Ze gingen een blok binnen dat gedeeltelijk in gebruik was genomen en daalden af naar de kelder. Daar klopte Ilona op de deur. Aan de andere kant van de deur hoorde hij stemmen, die onmiddellijk verstomden toen er werd geklopt. De deur ging open. Er stonden een man of tien in de kleine woning en ze keken naar hen in de deuropening. Ze staarden hem onderzoekend aan. Ilona ging naar binnen, groette hen en stelde hem aan hen voor.
‘Hij is een vriend van Hannes,’ zei ze en ze keken naar hem en knikten.
Een vriend van Hannes, dacht hij verbijsterd. Hoe kenden zij Hannes? Hij wist niet hoe hij het had. Een vrouw stapte naar voren uit de groep, reikte hem de hand en heette hem welkom.
‘Weet je wat er gebeurd is?’ vroeg ze. ‘Weet je waarom hij geschorst is?’
Hij schudde zijn hoofd.
‘Ik heb geen idee,’ zei hij. Hij keek de groep rond. ‘Wie zijn jullie?’ vroeg hij. ‘Waar kennen jullie Hannes van?’
‘Zijn jullie gevolgd?’ vroeg de vrouw aan Ilona.
‘Nee,’ zei Ilona. ‘Tómas weet niet wat er gebeurd is en ik wilde dat hij het van jullie hoorde.’
‘We weten dat ze Hannes in de gaten hielden,’ zei de vrouw. ‘Nadat hij had geweigerd om voor hen te werken. Ze wachtten gewoon op een aanleiding. Ze wachtten op een aanleiding om hem van de universiteit te trappen.’
‘Wat wilden ze dat hij deed?’
‘Ze noemen het een dienst voor de communistische partij en het volk.’ Een man uit de groep stapte naar voren en liep op hem toe.
‘Hij lette altijd zo goed op,’ zei de man. ‘Hij was op zijn hoede en zei nooit iets wat hem in moeilijkheden kon brengen.’
‘Vertel hem over Lothar,’ zei Ilona. De druk was er een beetje af. Sommige mensen namen weer plaats op hun stoel. ‘Lothar is de mentor van Tómas,’ voegde ze eraan toe.
‘Heeft iemand jullie gevolgd?’ herhaalde de man en hij keek bezorgd naar Ilona.
‘Niemand,’ zei ze. ‘Dat zei ik net al. Ik ben voorzichtig geweest.’
‘Wat is er met Lothar?’ vroeg hij en hij had er moeite mee te geloven wat hij hoorde en zag. Hij keek om zich heen in de kleine flat, naar de mensen die angstig en nieuwsgierig naar hem keken. Hij concludeerde dat hij op een vergadering van een verzetsgroep was beland, maar dan anders. Het was niet als een vergadering van de jonge socialisten thuis. Het was geen bijeenkomst waar voor het socialisme werd gestreden, maar een geheime vergadering van het verzet tégen het socialisme. Als hij het goed begreep, waren het mensen die elkaar in het geheim ontmoetten, omdat ze bang waren te worden gestraft voor hun antisocialistische houding.
Ze vertelden hem over Lothar. Hij was niet afkomstig uit Berlijn, maar uit Bonn en hij was opgeleid in Moskou, waar hij onder andere IJslands had geleerd. Zijn opdracht was jonge mensen op de universiteit te werven voor de communistische partij. Hij mengde zich vooral onder buitenlandse studenten die in steden als Leipzig kwamen studeren en daarna weer naar huis gingen en later dus van nut zouden kunnen zijn. Het was Lothar die had geprobeerd Hannes voor zich te laten werken. Het was waarschijnlijk Lothar die er uiteindelijk voor gezorgd had dat hij werd geschorst.
‘Waarom heb je me niet gezegd dat je Hannes kende?’ vroeg hij verward aan Ilona.
‘We praten hier niet over,’ zei Ilona. ‘Met niemand. Hannes heeft het er met jou toch ook niet over gehad? Anders had je alles doorverteld aan Lothar.’
‘Lothar?’ zei hij.
‘Je vertelde hem alles over Hannes,’ zei Ilona.
‘Ik wist niet...’
‘We moeten voorzichtig zijn met wat we zeggen, altijd. Je hebt Hannes in elk geval niet geholpen door met Lothar te praten.’
‘Ik wist het niet van Lothar, Ilona.’
‘Het hoeft Lothar niet geweest te zijn,’ zei Ilona. ‘Het kan iedereen geweest zijn. Je weet het nooit. Je weet nooit wie het is. Zo is het systeem. Zo behalen ze hun resultaten.’
Tómas staarde naar Ilona en wist dat ze gelijk had. Lothar had hem gebruikt, had zijn woede gebruikt. Hannes had gelijk met wat hij in zijn briefje schreef. Hij had iets tegen iemand gezegd wat hij niet had mogen zeggen. Niemand had hem gewaarschuwd. Niemand had iets gezegd over geheime dingen. Maar hij wist ook diep vanbinnen dat het niet nodig was geweest dat iemand hem dat vertelde. Hij voelde zich afschuwelijk. Zijn geweten knaagde enorm aan hem. Hij wist heel goed hoe het systeem werkt. Hij wist alles over de controle. Hij had zich door zijn woede laten meeslepen. Zijn onvolwassenheid had hen iets in handen gegeven om Hannes op te pakken.
‘Hannes had het contact met de andere IJslanders verbroken,’ zei hij.
‘Ja,’ zei Ilona.
‘Omdat hij...’ Hij maakte zijn zin niet af.
Ilona knikte.
‘Wat gebeurt er hier?’ vroeg hij. ‘Wat gebeurt er hier eigenlijk? Ilona?’
Zij keek de groep rond alsof ze op een reactie wachtte. De man die eerder al het voortouw had genomen, knikte naar haar en zi Valger j vertelde hem dat deze mensen uit eigen beweging contact met haar hadden gezocht. Een van hen – Ilona wees op de vrouw die hem met een handdruk had begroet – zat op de universiteit met haar bij de colleges Duits en wilde alles weten van wat er in Hongarije aan de hand was, over de oppositie tegen de communistische partij in het land en over de angst voor de Sovjet-Unie. De vrouw had haar eerst voorzichtig benaderd om erachter te komen wat haar mening was en toen ze er eenmaal van overtuigd was dat Ilona de opstand in Hongarije steunde, vroeg ze haar om mee te gaan en kennis te maken met haar vrienden. De groep kwam in het geheim samen. De controle op het volk nam toe en de mensen werden steeds meer aangemoedigd om de geheime dienst in te lichten als iemand verdacht werd van antisocialistische ideeën. Dat had met de opstand van 1953 te maken en was ook een reactie op de gebeurtenissen in Hongarije. Ilona had Hannes ontmoet op haar eerste bijeenkomst met jongeren in Leipzig. Ze wilden weten wat er in Hongarije speelde en of het mogelijk was een dergelijke oppositie in Oost-Duitsland van de grond te krijgen.
‘Waarom zat Hannes in die groep?’ vroeg hij. ‘Hoe raakte hij daarbij betrokken?’
‘Hannes was werkelijk bekeerd, net als jij,’ zei Ilona. ‘Jullie moeten daar op IJsland heel sterke leiders hebben.’ Ze keek naar de man die eerder ook de leiding had genomen. ‘Martin en Hannes zijn bevriend geraakt tijdens hun studie techniek,’ zei ze. ‘Het kostte Martin lange tijd om Hannes te laten begrijpen waarover wij het hadden. Maar wij vertrouwden hem. We hebben nooit reden gehad dat niet te doen.’
‘Als jullie dat van Lothar weten, waarom hebben jullie dan niet iets gedaan?’ vroeg hij.
‘We kunnen niets doen, behalve hem uit de weg gaan, wat moeilijk genoeg is omdat hij erop getraind is met iedereen bevriend te zijn,’ zei een man. ‘Het enige wat we kunnen doen als hij te opdringerig wordt, is hem misleiden. De mensen zijn niet open tegen hem. Hij zegt wat wij willen horen en neemt onze ideeën over. Maar hij is vals. En hij is gevaarlijk.’
‘Maar wacht,’ zei hij en hij keek naar Ilona. ‘Als jullie van Lothar weten, weet Hannes dan niet wie hij is?’
‘Jawel, Hannes wist dat ook,’ zei Ilona.
‘Waarom zei hij dan niets? Waarom waarschuwde hij me dan niet voor hem? Waarom heeft hij niets gezegd?’
Ilona liep naar hem toe.
‘Hij vertrouwde je niet,’ zei ze. ‘Hij wist niet waar hij jou moest plaatsen.’
‘Hij zei dat hij met rust gelaten wilde worden.’
‘Dat was ook zo. Hij wilde niet spioneren onder ons en onder zijn landgenoten.’
‘Hij riep nog iets naar me toen ik bij hem wegliep. Hij wilde nog iets tegen me zeggen, maar hij... ik was kwaad, ik liep naar buiten. Recht in de armen van Lothar.’
Hij keek naar Ilona.
‘Dat is dus geen toeval geweest?’
‘Dat vraag ik me af,’ zei Ilona. ‘Maar het was natuurlijk vroeg of laat toch een keer gebeurd. Ze hielden Hannes heel scherp in de gaten.’
‘Zijn er nog meer mensen als Lothar op de universiteit?’ vroeg hij.
‘Ja,’ zei Ilona. ‘We weten niet wie het zijn. We kennen er maar een paar.’
‘Lothar is je mentor,’ zei een man die op een stoel zat en zwijgend had geluisterd naar wat er gezegd werd.
‘Ja.’
‘Wat bedoel je?’ zei Ilona tegen de man.
‘Mentoren moeten buitenlanders in de gaten houden,’ zei de man en hij stond op. ‘Ze moeten alles over buitenlanders doorbrieven. We weten ook dat Lothar ze moet werven als medewerkers.’
‘Zeg wat je op je hart hebt,’ zei Ilona en ze zette een stap in zijn richting.
‘Hoe weten we dat we die vriend van jou kunnen vertrouwen?’
‘Ik vertrouw hem,’ zei Ilona. ‘Dat is genoeg.’
‘Hoe weten jullie dat Lothar gevaarlijk is?’ vroeg hij. ‘Wie heeft jullie dat verteld?’
‘Dat is onze zaak,’ zei de man.
‘Dat is jullie goed recht,’ zei hij en hij keek naar de man die zijn betrouwbaarheid in twijfel had getrokken. ‘Waarom vertrouwen jullie mij eigenlijk?’
‘We vertrouwen Ilona,’ was het antwoord.
Ilona lachte onhandig.
‘Hannes zei dat je wel zou bijdraaien,’ zei ze.
Hij keek naar het vergeelde papier en las het oude briefje van Hannes nog eens. De avond viel snel en het echtpaar liep voor zijn raam langs. Hij dacht terug aan die avond in de kelderwoning in Leipzig en hoe die zijn hele leven een totaal andere wending had gegeven. Hij dacht aan Ilona, aan Hannes en Lothar. En hij dacht aan die angstige mensen in de kelder.
Het waren de kinderen van die mensen die de Nikolauskirche bezetten en de straten van Leipzig op gingen toen het tientallen jaren later tot een uitbarsting kwam.