28

Na de verdwijning van Ilona gingen de weken voorbij als een onbegrijpelijke nachtmerrie. In zijn herinnering was het één groot horrorscenario.

Hij liep overal op tegen de apathie en de volkomen onverschilligheid van de overheid in Leipzig. Niemand wilde hem vertellen wat er met haar gebeurd was, waar ze werd vastgehouden, waarvan ze werd beschuldigd, welke afdeling van de politie met haar zaak bezig was. Hij probeerde twee hoogleraren van de universiteit te mobiliseren, maar zij zeiden dat ze niets konden doen. Hij probeerde de rector van de universiteit zover te krijgen dat hij zich voor de zaak inzette, maar ook hij weigerde. Hij vroeg de voorzitter van de universiteitsvereniging, de fdj, om navraag naar haar te doen, maar de vereniging vond dat een bespottelijk idee.

Ten slotte belde hij het IJslandse ministerie van Buitenlandse Zaken, waar men beloofde de zaak te onderzoeken, maar dat leidde ook nergens toe; Ilona was geen IJslands staatsburger, ze waren niet getrouwd, de IJslandse staat had geen enkel belang bij de zaak en had geen diplomatieke betrekkingen met Oost-Duitsland. Zijn vrienden op de universiteit, de IJslanders, probeerden hem moed in te spreken, maar waren net zo radeloos als hij. Ze begrepen niet wat er aan de hand was. Misschien was het een misverstand. Ze zou vroeg of laat weer opduiken en dan zou het allemaal duidelijk worden. De vrienden van Ilona en andere Hongaren aan de universiteit, die net zo hard hun best deden om antwoorden te krijgen, zeiden hetzelfde. Ze probeerden hem allemaal te troosten en zeiden dat hij rustig moest blijven, alles zou worden opgelost.

Hij kwam erachter dat er op diezelfde dag behalve Ilona nog meer mensen waren opgepakt. De Geheime Dienst had een razzia gehouden op het terrein van de universiteit en onder de gearresteerden waren ook haar vrienden van de bijeenkomsten. Hij wist dat zij ze had gewaarschuwd nadat hij ontdekt had dat ze in de gaten werden gehouden, dat de politie foto’s van hen had. Een enkeling was dezelfde dag vrijgelaten. Anderen waren langer in handen van de politie, sommigen zaten nog gevangen toen hij het land werd uitgezet. Niemand wist iets van Ilona.

Hij nam contact op met de ouders van Ilona, die gehoord hadden van haar arrestatie, en ze schreven hem ontroerende brieven waarin ze hem vroegen of hij meer wist over het lot van hun dochter. Ze wisten niet of ze naar Hongarije was teruggestuurd. De laatste keer dat ze van haar gehoord hadden was een week voor haar verdwijning, toen ze een brief van haar hadden gekregen. Daarin stond niets waaruit je kon opmaken dat ze in gevaar was. De ouders schreven in hun brieven aan hem dat ze hadden geprobeerd de Hongaarse overheid navraag te laten doen naar het lot van hun dochter in Oost-Duitsland, maar dat had geen enkel resultaat opgeleverd. De regering leefde niet bijzonder mee met haar verdwijning. De toestand was dusdanig dat het de mensen van de ambassade niet echt kon schelen of er iemand van de oppositie werd gearresteerd. De ouders zeiden dat ze geen visum voor Oost-Duitsland kregen om zich met de verdwijning van Ilona te bemoeien. Ze waren wanhopig.

Hij schreef hun dat hijzelf bezig was om inlichtingen te krijgen in Leipzig. Hij wilde ze het liefst alles vertellen wat hij wist, dat ze in het geheim tegen de communistische partij ageerde, tegen de studentenvereniging fdj, die deel uitmaakte van de partij, tegen de voorschriften en tegen de beperkte vrijheid van meningsuiting en het geschreven woord. Dat ze jonge Oost-Duitsers aan haar zijde had gekregen en geheime bijeenkomsten had belegd. En dat ze dit niet voorzien kon hebben. Evenmin als hijzelf. Maar hij wist dat hij zo’n brief niet kon schrijven. Alles wat er bij hem vandaan kwam, werd opengemaakt. Hij moest voorzichtig zijn.

In plaats daarvan schreef hij dat hij niet zou rusten voor hij wist wat er van Ilona geworden was en hij haar vrij had gekregen.

Hij ging niet meer naar de colleges. Overdag ging hij van de ene instantie naar de andere om ambtenaren te spreken te krijgen en hulp en inlichtingen te vragen. Naarmate de tijd verstreek, werd duidelijk dat hij geen enkel antwoord zou krijgen. ’s Nachts liep hij wanhopig heen en weer in hun kleine kamertje. Hij sliep nauwelijks, dutte soms alleen even in. Hij hoopte dat ze opeens voor zijn neus stond, dat de nachtmerrie zou ophouden, dat ze haar vrijlieten met een waarschuwing en ze weer bij hem terugkwam en ze weer samen zouden zijn. Hij sprong op bij elk geluid dat van de straat kwam. Als een auto naderde, liep hij naar het raam. Als het ergens in huis kraakte, stond hij stil en luisterde, dacht dat zij het misschien was. Maar ze was het nooit. Dan kwam er weer een nieuwe dag, en hij was zo verschrikkelijk, verschrikkelijk alleen en hulpeloos in de wereld.

Hij vatte uiteindelijk moed om de ouders van Ilona een nieuwe brief te schrijven en ze te vertellen dat zij zwanger van hem was. Het leek of hij hun gejammer hoorde bij elke letter die hij aansloeg op haar oude schrijfmachine.

 

Nu zat hij al die jaren later met hun brief in zijn handen en las hem over en voelde weer de woede in hun woorden en later de wanhoop en het onbegrip. Ze zagen hun dochter nooit meer. Hij zag zijn geliefde nooit meer.

Ilona was spoorloos verdwenen.

Hij zuchtte diep, zoals altijd als hij zichzelf toestond diep af te dalen in zijn pijnlijkste herinnering. Het maakte niet uit of de jaren verstreken, het verlangen bleef even pijnlijk, het gemis even onbegrijpelijk. Hij durfde er tegenwoordig niet meer over na te denken welk lot zij had ondergaan. Vroeger had hij zichzelf eindeloos gekweld met gedachten aan wat er met haar gebeurd kon zijn na haar arrestatie. Hij zag de verhoringen voor zich. Hij zag de cel voor zich naast het kantoortje in het hoofdkwartier van de Geheime Dienst. Had ze daar gezeten? Hoe lang? Was ze bang geweest? Had ze gevochten? Had ze gehuild? Was ze geslagen? Hoe lang was ze daar of waar ze in eerste instantie werd vastgehouden, gebleven? En natuurlijk de belangrijkste vraag van allemaal: wat was er van haar geworden?

Jarenlang hadden die vragen door zijn hoofd gespookt. Hij kwam aan weinig anders toe in zijn leven. Hij trouwde niet en kreeg geen kinderen. Hij probeerde zolang als hij kon in Leipzig te blijven, maar hij studeerde niet langer en vanwege een conflict met de politie en de studentenvereniging, kreeg hij geen beurs meer. Hij probeerde een foto van Ilona en een bericht over haar wederrechtelijke arrestatie in het blad van de vereniging en in kranten in de stad te plaatsen, maar niemand wilde naar hem luisteren en uiteindelijk werd hij het land uitgezet.

Er werd veel duidelijk toen hij later las over de omstandigheden van dissidenten in Oost-Europa in deze periode. Ze zou in handen kunnen zijn gevallen van de politie in Leipzig of Oost-Berlijn, waar het hoofdkwartier van de Geheime Dienst zat, of naar een gevangenis zijn overgebracht, zoals kasteel Hoheneck, en daar zijn gestorven. Dat was de grootste vrouwengevangenis voor politieke gevangenen in Oost-Duitsland. Een andere beruchte gevangenis voor dissidenten was Bautzen II, de Gele Ellende genoemd, omdat de stenen van de muren geel waren. Daarheen werden gevangenen gebracht die voor “misdaden tegen de staat” waren veroordeeld. Veel dissidenten werden na hun eerste arrestatie weer vrijgelaten. Dat werd dan als een waarschuwing gezien. Anderen werden na een kort verblijf in de gevangenis zonder enige vorm van proces vrijgelaten. Sommigen werden gevangengezet en kwamen vele jaren later weer vrij, anderen nooit. De ouders van Ilona hebben nooit bericht ontvangen van de dood van hun dochter en ze leefden jarenlang in de hoop dat ze zou terugkomen, maar dat gebeurde nooit. Hoe ze ook aandrongen bij de regeringen van Hongarije en Oost-Duitsland, ze kregen nooit enige verklaring of ze nog in leven was of niet. Het was gewoon of ze nooit bestaan had.

Hij kreeg bijzonder weinig steun, een buitenlander in een maatschappij die hij niet goed kende en nog minder begreep. Hij voelde goed tot hoe weinig hij in staat was tegen de mensen die de macht hadden, voelde hoe machteloos hij was toen hij van instantie naar instantie liep, van de ene politiecommissaris naar de andere. Hij weigerde het op te geven. Weigerde als antwoord te accepteren dat het mogelijk was dat mensen als Ilona opgepakt werden omdat ze ideeën hadden die de machthebbers niet bevielen.

 

Hij vroeg Karl keer op keer wat er precies gebeurde toen Ilona werd gearresteerd. Hij was er als enige getuige van toen de politie bij haar thuiskwam. Karl kwam een poëziebundel halen van een jonge, Hongaarse schrijver van de oppositie die Ilona in het Duits had vertaald en die ze hem wilde lenen.

‘En wat gebeurde er toen?’ vroeg hij Karl voor de duizendste keer toen hij samen met Emil tegenover hem zat in de koffiekamer van de universiteit. Er waren drie dagen voorbij sinds haar verdwijning en er bestond nog hoop dat ze werd vrijgelaten en hij verwachtte nog dat ze elk moment contact met hem zou opnemen, dat ze misschien wel op datzelfde moment de koffiekamer zou binnenlopen. Hij keek steeds naar de deur. Hij was verdoofd door de zorgen.

‘Ze vroeg of ik thee wilde,’ zei Karl. ‘Ik zei ja en zij zette water op.’

‘Waar praatten jullie over?’

‘Gewoon, niks, over de boeken die we lazen.’

‘Wat zei ze?’

‘Niks. Het was gewoon zo’n kletspraatje over niks. We hadden het over niets bijzonders. We wisten niet dat ze kort daarna gearresteerd zou worden.’

Karl keek verdrietig voor zich uit.

‘Ilona was een vriendin van ons allemaal,’ zei hij. ‘Ik begrijp het niet. Ik begrijp niet wat er aan de hand is.’

‘En toen? Wat gebeurde er?’

‘Er werd op de deur geklopt,’ zei Karl.

‘Ja.’

‘De buitendeur. We waren in haar kamer, in jullie kamer bedoel ik. Ze bonkten hard en riepen iets wat we niet konden verstaan. Ze liep naar de deur en ze sprongen naar binnen zodra ze opendeed.’

‘Met hoeveel waren ze?’ vroeg hij.

‘Vijf man, misschien zes, ik herinner het me niet precies, maar zoiets was het. Ze vulden de kamer. Sommigen waren in uniform, net als de agenten op straat. Anderen waren in burger. Een van hen was de baas. Ze gehoorzaamden hem. Ze vroegen haar naam. Of ze Ilona was. Ze hadden een foto. Misschien van de inschrijving van de universiteit. Ik weet het niet. En toen namen ze haar mee.’

‘Ze hebben alles overhoopgehaald!’ zei hij.

‘Ze namen wat documenten mee die ze vonden en een paar boeken. Ik weet niet welke,’ zei Karl.

‘Wat deed Ilona?’

‘Ze wilde natuurlijk weten welke boodschap ze hadden en vroeg er steeds weer naar. Ik ook. Ze antwoordden haar niet en mij ook niet. Ik vroeg wie ze waren en wat ze wilden. Ze antwoordden niet. Keken niet eens naar mij. Ilona vroeg of ze mocht telefoneren, maar ze weigerden dat. Ze kwamen om haar te arresteren en niets anders.’

‘Kon je niet vragen waar ze haar naartoe brachten?’ vroeg Emil. ‘Kon je niet iets doen?’

‘Dat was niet zo gemakkelijk,’ zei Karl wanhopig. ‘Jullie moeten dat begrijpen. We konden niets doen. Ik kon niets doen! Ze kwamen haar halen en dat was het.’

‘Was ze bang?’ vroeg hij.

Karl en Emil keken hem aan met dezelfde uitdrukking op hun gezicht.

‘Nee,’ zei Karl. ‘Ze was niet bang. Ze was sterk. Ze vroeg waar ze naar zochten en of ze hen kon helpen het te vinden. Toen namen ze haar mee. Ze vroeg mij of ik jou wilde zeggen dat het goed zou komen.’

‘Wat zei ze?’

‘Ik moest je zeggen dat het goed zou komen. Dat zei ze. Dat ik dat tegen je moest zeggen. Dat alles goed zou komen.’

‘Zei ze dat?’

‘Toen zetten ze haar in een auto. Ze waren met twee auto’s. Ik rende erachteraan, maar dat had natuurlijk geen zin. Ze verdwenen om de eerstvolgende hoek. Dat was het laatste wat ik van Ilona zag.’

‘Wat willen die mannen?’ verzuchtte hij. ‘Wat hebben ze met haar gedaan? Waarom wil niemand me iets vertellen? Waarom krijg ik geen antwoord? Wat zijn ze met haar van plan? Wat kunnen ze met haar doen?’

Tómas zette zijn ellebogen op tafel en sloeg zijn handen voor zijn gezicht.

‘Grote God,’ zuchtte hij. ‘Wat is er gebeurd?’

‘Misschien komt het allemaal goed,’ zei Emil en hij probeerde hem te troosten. ‘Misschien is ze nu wel thuis. Misschien komt ze morgen.’

Hij keek naar Emil met tranen in zijn ogen. Karl zat zwijgend aan tafel.

‘Wisten jullie dat... nee, natuurlijk hebben jullie dat niet geweten.’

‘Wat?’ zei Emil. ‘Wat geweten?’

‘Ze vertelde het me vlak voor ze werd gearresteerd. Niemand wist het nog.’

‘Wat wist niemand?’ zei Emil.

‘Dat ze zwanger was,’ zei hij. ‘Ze was er zelf net achter gekomen. We verwachtten samen een kind. Begrijp je dat? Begrijp je hoe afschuwelijk het is? Die verdomde klereoppositie, die vervloekte controle van die verdomde ellendelingen! Wat zijn dat voor mensen? Wat is dat voor volk? Waar strijden die mensen voor? Willen ze een betere wereld bereiken door de een de ander te laten bespioneren? Hoe lang denken ze te kunnen regeren met bedreigingen en angst?’

‘Was ze zwanger?’ bracht Emil uit.

‘Ik had bij haar moeten zijn, Karl, niet jij,’ zei hij. ‘Ik zou ervoor gezorgd hebben dat ze haar nooit hadden meegenomen. Nooit.’

‘Neem je mij dat kwalijk?’ zei Karl. ‘Er was niets wat je kon doen. Ik kon niets doen.’

‘Nee,’ zei hij en hij verborg zijn gezicht in zijn handen om zijn tranen te verbergen. ‘Natuurlijk niet. Natuurlijk kon jij er niets aan doen.’

Later, toen hij Leipzig en Oost-Duitsland moest verlaten en op reis ging, zocht hij voor de laatste keer naar Lothar en vond hem in het kantoor van de fdj op de universiteit. Hij wist nog steeds niets over het lot van Ilona. De angst en de zorgen die hem de eerste dagen en weken hadden voortgedreven in zijn zoektocht naar haar, hadden plaatsgemaakt voor hopeloosheid en somberheid die ondraaglijk zwaar op hem drukten.

Lothar zat in het kantoor te ginnegappen met twee jonge vrouwen die lachten om alles wat hij zei. Ze zwegen toen hij binnenkwam. Hij vroeg Lothar of hij hem even kon spreken.

‘Wat is dat nu?’ zei Lothar en hij bewoog zich niet. De twee vrouwen keken hem ernstig aan. Alle vrolijkheid was van hun gezicht verdwenen. Het nieuws over de arrestatie van Ilona had zich als een lopend vuurtje verspreid op de universiteit. Ze was afgeschilderd als een bedrieger en er werd gezegd dat ze naar Hongarije was teruggestuurd. Hij wist dat dat een leugen was.

‘Ik wil alleen maar even met je praten,’ zei hij. ‘Is dat goed?’

‘Je weet dat ik niets voor je kan doen,’ zei Lothar. ‘Ik heb je dat al gezegd. Laat me met rust.’

Lothar wendde zich weer tot de vrouwen en wilde verdergaan met hun grappenmakerij.

‘Speelde jij een rol bij de arrestatie van Ilona?’ vroeg Tómas en hij ging over in het IJslands.

Lothar draaide zich weer naar hem om en antwoordde hem niet. De vrouwen keken van de een naar de ander.

‘Was jij het die opdracht gaf tot haar arrestatie?’ zei hij en hij verhief zijn stem. ‘Was jij het die heeft gezegd dat ze gevaarlijk was? Dat ze haar moesten oppakken? Dat ze antisocialistische ideeën had? Dat ze dissidentenbijeenkomsten leidde? Was jij dat, Lothar? Was dat jouw werk?’

Lothar deed nog altijd of hij hem niet hoorde, maar zei iets tegen de vrouwen en glimlachte schaapachtig. Hij liep naar hem toe en stootte hem aan.

‘Wie ben je?’ vroeg hij zachtjes. ‘Vertel me dat eens.’

Lothar draaide zich naar hem om en duwde hem weg, liep toen op hem af, greep hem bij zijn revers en duwde hem zo hard tegen de dossierkast die tegen de muur stond dat het dreunde.

‘Laat me met rust!’ siste Lothar tussen zijn tanden.

‘Wat heb je met Ilona gedaan?’ vroeg hij met dezelfde rustige stem en hij deed geen poging zich tegen hem te verzetten. ‘Waar is ze? Zeg het me.’

‘Ik heb helemaal niets gedaan,’ siste Lothar. ‘Laat je nakijken, gestoorde IJslander!’

Toen gooide Lothar hem op de grond en beende het kantoor uit.

Onderweg naar IJsland hoorde hij het bericht dat het leger van de Sovjet-Unie bezig was de opstand die in Hongarije aan de gang was neer te slaan.

 

Hij hoorde zijn oude wandklok twaalf uur slaan en hij legde de brieven weer terug.

Hij had het nieuws gevolgd op de televisie toen de Berlijnse Muur viel en Duitsland weer werd verenigd. Hij zag op het journaal hoe mensen op de muur klommen en er met hamers en beitels op sloegen, alsof ze de slechtheid die hem had opgericht een lesje wilden leren.

Toen de vereniging van beide Duitslanden een feit was en hij zich er klaar voor achtte, reisde hij naar het voormalige Oost-Duitsland. Het was de eerste keer dat hij terugging na zijn studie daar. Deze keer kostte het hem een halve dag om er te komen. Hij vloog naar Frankfurt en stapte daar op een binnenlandse vlucht naar Leipzig. Vanaf het vliegveld nam hij een taxi die hem naar het hotel bracht. Hij dineerde alleen in het hotel, dat vlak bij het centrum en het universiteitsterrein lag. Er zaten maar weinig mensen in de eetzaal, twee oudere echtparen en een paar mannen van middelbare leeftijd. Waarschijnlijk handelsreizigers, dacht hij. Een van hen knikte naar hem toen hun blikken elkaar kruisten.

’s Avonds maakte hij een lange wandeling en hij dacht terug aan de keer dat hij voor het eerst door de stad liep, toen hij er voor zijn studie aankwam. Wat was de wereld veranderd. Hij liep over het universiteitsterrein. Het studentenhuis, de oude villa, was gerenoveerd en in oorspronkelijke staat teruggebracht. Er zat nu een kantoor in van een grote buitenlandse onderneming. Het oude universiteitsgebouw waar hij gestudeerd had, was in de avondlijke duisternis somberder dan hij het zich herinnerde. Hij liep in de richting van het centrum en kwam bij de Nikolauskirche. Hij was niet katholiek, maar stak een kaarsje aan voor de doden. Hij liep door over de voormalige Karl Marx-Platz en vandaar naar de Thomaskirche en bekeek het standbeeld van Bach, waar ze zo vaak voor hadden gestaan.

Een oude vrouw liep op hem af en bood hem bloemen te koop aan. Hij glimlachte naar haar en kocht een klein boeketje.

Even later liep hij in de richting waar zijn gedachten zo vaak heen waren gedwaald, zowel wakend als slapend. Hij was blij om te zien dat het huis er nog stond. Het was enigszins opgeknapt en binnen brandde licht. Hij durfde niet door de ramen naar binnen te kijken, al wilde hij dat heel graag, maar hij kon wel zien dat er een gezin woonde. Het schijnsel van een televisie kwam uit de richting waar vroeger de kamer van de oude vrouw was die haar familie in de oorlog was kwijtgeraakt. Natuurlijk was binnen alles anders geworden. Misschien had het oudste kind hun kamer wel.

Hij kuste het boeketje, legde het voor de deur en sloeg er een kruisje boven.

Een paar jaar eerder was hij naar Boedapest gevlogen en had hij de bejaarde moeder van Ilona en haar twee broers ontmoet. Haar vader was toen al overleden, zonder iets over het lot van zijn dochter te weten te zijn gekomen.

Hij zat de hele dag bij de oude vrouw en zij liet hem foto’s zien van Ilona van toen ze klein was tot aan haar studententijd. De broers, die oud begonnen te worden, net als hijzelf, vertelden hem wat hij al wist, dat hun zoektocht naar antwoorden over het lot van Ilona geen resultaat had opgeleverd. Hij voelde een bitterheid in hun woorden en een verslagenheid die sinds lang in hen huisde.

De dag nadat hij in Leipzig was aangekomen, ging hij naar het voormalige hoofdkwartier van de Geheime Dienst in de stad. Het zat in hetzelfde gebouw als toen hij er studeerde, Dittrichring 24. Nu zaten er geen politieagenten meer achter de balie van de receptie, maar een jonge vrouw, die naar hem glimlachte en hem een folder aanreikte. Hij sprak nog redelijk Duits, groette haar en zei dat hij de stad bezocht en dit gebouw graag wilde bezichtigen. Er waren kennelijk meer mensen met hetzelfde doel, die in en uit de niet afgesloten, geopende kamers liepen, alles zonder commentaar. De jonge vrouw hoorde aan zijn Duits dat hij een buitenlander was en vroeg waar hij vandaan kwam; hij vertelde haar dat. Ze vertelde dat er een museum in het oude Stasi-kantoor was ingericht. Hij was welkom om de lezing bij te wonen die op het punt stond te beginnen en daarna het gebouw te bekijken. Ze ging hem voor de gang in, waar rijen stoelen waren neergezet. Enkele waren bezet. Andere toehoorders stonden tegen de muur geleund. De lezing ging over gedetineerde schrijvers uit de groep dissidenten in de jaren zeventig.

Toen de lezing was afgelopen, liep hij het kantoortje binnen met de kleine nis waar Lothar en de man met de zware snor hem onder druk hadden gezet. De cel ernaast stond open en hij ging naar binnen. Hij besefte dat Ilona hier misschien geweest was. Er stonden allerlei tekens en graffiti op de muren van de cel, ingekrast met een lepel, leek het wel.

Hij had officieel toestemming gevraagd om documenten te mogen inzien bij instantie die na de Val van de Muur was ingesteld en die de Stasi-archieven bewaarde. Er waren mensen die hielpen bij het zoeken naar wat er van verdwenen geliefden was geworden of het terugvinden van dossiers met inlichtingen over jezelf, verzameld bij buren, collega’s, vrienden en familieleden. Journalisten, onderzoekers en mensen die recht meenden te hebben op informatie, konden om toegang vragen en hij had dat vanuit IJsland gedaan met brieven en telefoontjes. Hij moest steeds weer goede argumenten geven waarom hij de inlichtingen nodig had en waarnaar hij precies zocht. Hij wist dat er duizenden grote, bruine postzakken vol bewaarde inlichtingen door de papierversnipperaar waren gegaan in de laatste dagen van het Oost-Duitse bewind en dat er mensen bezig waren deze weer aan elkaar te lijmen. De omvang van die documenten was schrikbarend.

Zijn reis naar Duitsland leverde geen resultaat op. Hij vond geen spoor van Ilona, waar hij ook zocht. Men zei hem dat de inlichtingen over haar waarschijnlijk vernietigd waren. Mogelijk was ze overgebracht naar een werkkamp of een gevangenis in de voormalige Sovjet-Unie. Dan was er in Moskou nog een kans om iets over haar te vinden. Mogelijk was ze gestorven in handen van de politie in de stad of in Berlijn, als ze daarheen was gestuurd.

Hij vond ook niets in de oude documenten van de Stasi over de bedrieger die zijn geliefde had verkocht aan de Geheime Dienst.

 

Nu zat hij te wachten tot de politie hem kwam halen. Hij had dat de hele zomer gedaan en een groot deel van de herfst en nog was er niets gebeurd. Hij was ervan overtuigd dat de politie vroeg of laat bij hem zou aankloppen en hij vroeg zich soms af hoe hij zou reageren. Zou hij alles ontkennen en doen alsof zijn neus bloedde? Het hing er waarschijnlijk van af wat ze in handen hadden. Hij had er geen idee van wat dat kon zijn, maar stelde zich voor dat als ze de weg naar zijn huis eenmaal hadden gevonden, ze goed waren voorbereid.

Hij staarde voor zich uit en ging weer terug naar de jaren in Leipzig.

Drie woorden uit de laatste ontmoeting met Lothar stonden tot op deze dag in zijn geheugen gegrift en zouden dat altijd blijven. Drie woorden die alles zeiden.

Laat je nakijken.