·69·
‘Mag ik daglicht zien?’
Quarry was naar de mijn gevlogen en zat nu tegenover Willa in haar kamer.
‘Waarom wil je daglicht zien?’
‘Omdat ik het een hele tijd niet heb gezien. Ik mis het. Ik hou van de zon.’
‘Je kunt niet wegkomen. Er is daar niemand die je kan horen.’
‘Dan is er dus geen reden om niet met me naar buiten te gaan,’ antwoordde ze in alle redelijkheid.
‘Waar hebben jij en de vrouw laatst over gepraat?’
‘Allerlei dingen. Ik mag haar graag.’
‘Je hebt haar nooit eerder gezien, hè?’
‘Waarom zou ik?’ vroeg Willa, en ze keek Quarry met haar grote ogen aan.
‘Je mag best even naar buiten. Kom maar mee.’
‘Nu?’
‘Waarom niet?’
Ze volgde hem de kamer uit. Toen ze door de lange gang liepen, zei ze: ‘Mag Diane ook mee?’
‘Mij best.’
Ze haalden Diane op en de twee dames volgden de lange Quarry naar de uitgang. Willa keek naar links en rechts, en nam alle details in zich op, terwijl Diane alleen maar voortsjokte en haar blik op Quarry’s rug gericht hield. Achter hen liep Daryl mee. Zijn gezicht was nog gekneusd van het gevecht met zijn vader en hij had een navenant humeur.
Willa zag kabels door sommige gangen lopen. Voor zover ze zich herinnerde, waren die er de vorige keer nog niet geweest. Ze wist niet waar ze voor bestemd waren, maar voelde intuïtief aan dat ze niets goeds voorspelden.
Quarry maakte de deur open en ze gingen met z’n allen naar buiten, knipperend met hun ogen tegen het licht.
‘Mooie dag,’ zei Quarry, die voor het groepje uit liep.
En dat was het inderdaad. De hemel was lichtblauw en onbewolkt. De bries uit het westen was verwarmend, maar zacht. Ze gingen op een grote rots zitten en keken om zich heen. Willa keek geïnteresseerd, Diane Wohl onverschillig, en Daryl staarde alleen maar kwaad in de verte.
‘Waar hebt u leren vliegen?’ vroeg Willa. Ze wees naar de kleine Cessna, die op de met gras begroeide landingsbaan stond.
‘In Vietnam. Als je heel goed wilt leren vliegen, gaat er niets boven een oorlog. Want als je in een oorlog niet heel goed vliegt, heeft dat niet tot gevolg dat je te laat aankomt, maar dat je helemaal niet aankomt.’
‘Ik heb in een vliegtuig gezeten,’ zei Willa. ‘We zijn vorige zomer naar Europa geweest. Wij met ons gezin. En ik ben naar Californië gevlogen. Heb jij in een vliegtuig gezeten?’ vroeg ze aan Diane.
Nerveus antwoordde ze: ‘Ja, ik reis veel voor mijn werk. Maar niet in dat soort vliegtuigen.’ Ze wees naar Quarry’s toestel. ‘Alleen in grote.’
‘Wat voor werk doe je?’ vroeg Willa.
‘Hoor eens, Willa, ik ben niet bepaald in de stemming voor een praatje,’ zei ze met een behoedzame blik op Quarry.
‘Oké,’ zei het meisje, blijkbaar onverstoord. ‘Mag ik daarheen lopen?’ vroeg ze aan Quarry, en ze wees naar de landingsbaan.
Quarry keek Daryl even aan en knikte toen naar Diane.
‘Goed. Laten we gaan.’
Ze liepen de korte helling af, Quarry met Willa’s hand in de zijne. Toen ze op het vlakke terrein waren, liet hij haar los en liepen ze naast elkaar door.
‘Is die berg van u?’ Ze wees achter zich.
‘Het is meer een heuvel dan een berg. Maar ja, hij is van mij. Tenminste, hij was van mijn opa en hij is op mij overgegaan.’
‘Hebt u echt tegen mijn ouders gezegd dat ik ongedeerd ben?’
‘Ja. Hoezo?’
‘Diane gelooft niet dat u contact met haar moeder hebt opgenomen om te zeggen dat ze ongedeerd is.’
‘O nee?’ Quarry keek om naar Diane, die op een rots zat en er net zo ellendig uitzag als ze zich ongetwijfeld ook voelde.
Willa zei vlug: ‘U moet niet boos op haar zijn. We praatten maar wat.’ Ze aarzelde. ‘Hebt u haar moeder gebeld?’
Quarry gaf geen antwoord. Hij liep gewoon door. Willa moest vlugger lopen om hem te kunnen bijhouden.
‘Hoe gaat het met uw dochter?’
Quarry bleef staan. ‘Waarom stel je al die vragen, meisje?’ zei hij somber.
‘Waarom niet?’
‘Dat is ook alweer een vraag. Geef eens antwoord op de mijne.’
‘Ik heb niets anders te doen,’ zei Willa eenvoudigweg. ‘Ik ben bijna de hele tijd alleen. Ik heb alle boeken gelezen die u me hebt gebracht. Diane zegt niet veel als we bij elkaar zijn. Ze huilt vooral en omhelst me. Ik mis thuis, en dit is de eerste keer dat ik de zon zie sinds ik heb geprobeerd te ontsnappen. Ik probeer alleen maar mijn evenwicht te bewaren. Zou u liever zien dat ik raasde en tierde en huilde? Want dat kan ik ook, als u dat wilt.’
Quarry liep door. ‘Ik heb twee dochters. Veel ouder dan jij. Volwassen.’
Willa volgde. ‘Ik bedoelde de dochter die niet meer leest. Hoe gaat het met haar?’
‘Niet zo goed.’
‘Mag ik nog meer vragen stellen? Of wordt u dan boos?’
Quarry bleef staan, pakte een steen van de grond en gooide hem een paar meter ver. ‘Ga je gang.’
‘Is ze erg ziek?’
‘Weet je wat een coma is?’
‘Ja.’
‘Nou, ze ligt in coma. Al meer dan dertien jaar. Langer dan jij leeft.’
‘Wat erg.’
‘Ik vind het ook erg.’
‘Wat is er met haar gebeurd?’
‘Iemand heeft haar kwaad gedaan.’
‘Waarom zouden ze dat doen?’
‘Goede vraag. Het schijnt sommige mensen niet te kunnen schelen wie ze kwaad doen.’
‘Hebben ze de dader ooit te pakken gekregen?’
‘Nee.’
‘Hoe heet uw dochter?’
‘Tippi.’
‘Kunt u me úw naam vertellen?’
‘Sam.’
‘Ik weet dat u me uw achternaam niet kunt vertellen.’
‘Ik heet Quarry. Sam Quarry.’
Willa keek geschrokken.
‘Wat is er?’ vroeg hij.
‘U hebt me zojuist uw hele naam verteld,’ zei ze met bevende stem.
‘Nou en? Je vroeg ernaar.’
‘Ik zou uw naam aan de politie kunnen doorgeven, als u van plan was ons te laten gaan. Dat betekent dus dat u ons niet laat gaan.’ Ze zei dat laatste op gedempte toon.
‘Denk daar eens over na. Er is nog een andere mogelijkheid. Je bent pienter. Denk na.’
Willa keek met een vreemde uitdrukking op haar gezicht naar hem op. Ten slotte zei ze: ‘Misschien kan het u niet schelen of ik de politie uw naam vertel.’
‘Ik verwacht dat veel mensen binnenkort mijn naam kennen.’
‘Waarom?’
‘Het is gewoon zo. Over namen gesproken: er woont een zwart jongetje bij me in huis. Hij heet Gabriel en hij is bijna net zo oud als jij. Hij is ook ongeveer net zo pienter als jij. Een heel goede jongen. En aardig ook.’
‘Mag ik hem ontmoeten?’ zei ze vlug.
‘Niet nu meteen, nee. Hij weet hier niets van, en dat wil ik zo houden. Maar je kunt tegen de mensen zeggen dat hij en zijn moeder, Ruth Ann, niets van dit alles wisten. Helemaal niets. Wil je dat voor me doen, Willa?’
‘Oké, goed.’
‘Dank je. Want het is belangrijk.’
‘Is hij uw zoon?’ Willa keek om naar Daryl.
‘Waarom zeg je dat?’
‘Jullie hebben dezelfde ogen.’
Quarry keek de helling op naar Daryl. ‘Ja, hij is mijn zoon.’
‘Hebben jullie gevochten? Ik hoorde geluiden in de mijn. Zijn gezicht is helemaal kapot. En uw mond ook.’
Quarry streek over zijn gebarsten lip. ‘Soms zijn mensen het niet eens over dingen. Maar ik hou toch van hem. Zoals ik ook van Tippi hou.’
‘U bent een heel ongewone ontvoerder, meneer Quarry,’ zei ze zonder omhaal.
‘Noem me maar meneer Sam. Zo noemt Gabriel me ook.’
‘Gaat dit nog veel langer duren? Dit alles.’
Quarry haalde diep adem en liet de lucht even in zijn longen voordat hij hem weer uitblies.
‘Nee, niet erg veel langer.’
‘Ik denk dat je het jammer vindt dat je dit moest doen.’
‘Aan de ene kant wel, aan de andere kant niet. Ik kon niet anders.’
‘Moeten we al terug, meneer Sam?’
‘Nog niet. Straks. Maar nu nog niet.’
Ze gingen op de grond zitten en genoten van de warmte van de zon.
Toen ze weer naar binnen gingen, vond Quarry het goed dat Diane en Willa een tijdje bij elkaar waren in Dianes kamer.
‘Waarom ben je zo aardig tegen die man?’ zei Diane zodra Quarry de deur op slot had gedaan en was weggelopen.
‘Hij heeft iets vreemds.’
‘Allicht. Hij is een psychopaat.’
‘Nee, dat geloof ik niet. In elk geval ben ik aardig voor hem, want ik wil een beroep doen op zijn goede kant.’
‘Als hij die heeft. God, wat heb ik trek in een sigaret.’
‘Sigaretten kunnen je doodmaken.’
‘Ik ga liever dood door mijn eigen hand dan door die van hem.’ Die laatste woorden zei ze heel hard, wijzend naar de deur.
‘Nu maak je me bang.’ Willa trok zich een beetje terug.
Diane kwam tot bedaren en ging aan de tafel zitten. ‘Het spijt me, Willa. Het spijt me. We staan allemaal onder grote spanning. Jij mist je ouders, ik mijn moeder.’
‘Zei je niet dat je geen eigen gezin had? Hoe komt dat?’
Diane keek haar vreemd aan. ‘Ik wilde trouwen en kinderen krijgen, maar dat is er gewoon niet van gekomen.’
‘Je bent nog jong.’
‘Tweeëndertig.’
‘Je hebt nog tijd genoeg. Je kunt nog steeds een gezin krijgen.’
‘Wie zegt dat ik dat nu wil?’ zei Diane verbitterd.
Willa zweeg. Ze zag dat Diane nerveus haar handen over elkaar wreef en strak naar het tafelblad keek.
‘We komen hier nooit uit. Dat weet je toch?’ zei Diane.
‘Ik denk van wel, als de dingen lopen volgens het plan van meneer Sam.’
Diane sprong overeind. ‘Noem hem niet zo! Het klinkt net alsof hij iemands leuke opa is en niet een of andere gek.’
‘Oké,’ zei Willa geschrokken. ‘Oké. Ik zal hem niet meer zo noemen.’
Diane liet zich weer op de stoel zakken. ‘Mis je je moeder?’ zei ze zachtjes.
Willa knikte. ‘Ik mis iedereen. Zelfs mijn kleine broertje.’
‘Heeft hij je verteld dat het goed ging met iedereen bij je thuis?’
‘Ja. Hij...’ Willa keek haar opeens scherp aan. ‘Waarom vraag je dat? Heeft hij jou iets anders verteld?’
Diane keek verrast. ‘Nee, we hebben daar niet over gepraat. Hij en ik... Ik weet niets.’
Willa stond op. Ze keek de vrouw onderzoekend aan en drong gemakkelijk door het dunne vernislaagje van leugens heen.
‘Hij heeft je iets verteld,’ zei ze beschuldigend.
‘Nee.’
‘Gaat het goed bij mij thuis?’
‘Willa, ik weet het niet. Ik... Hij... Zeg, we kunnen niet afgaan op wat hij zegt!’
‘Dus hij heeft je inderdaad iets verteld. Wat dan?’
‘Willa, ik kan het niet zeggen.’
‘Vertel het! Vertel het!’
Ze vloog op Diane af en sloeg haar. ‘Vertel het! Vertel het!’
Er waren voetstappen op de gang te horen. Er werd een sleutel in het slot omgedraaid. De deur vloog open. Quarry rende naar haar toe en tilde Willa op. Ze draaide zich naar hem toe en sloeg op zijn gezicht.
‘Vertel me dat bij mij thuis iedereen ongedeerd is. Vertel het me!’ riep ze Quarry toe.
Quarry wierp een woedende blik op Diane, die terugdeinsde tegen de muur.
‘Willa... Hou op,’ zei hij.
Maar ze sloeg hem op zijn kapotte mond. Ze bleef stompen, slaan, meppen. Ze was niet meer te houden.
‘Daryl!’ bulderde Quarry.
Zijn zoon kwam vlug binnen met een injectiespuit. Hij haalde het dopje eraf en stak de naald in Willa’s arm. Twee tellen later lag ze in Quarry’s armen. Hij gaf haar over aan zijn zoon.
‘Breng haar naar haar kamer terug.’
Toen hij met Diane alleen was, keek Quarry haar aan. ‘Wat heb je haar verteld?’
‘Niets. Dat zweer ik je. Ze vroeg naar thuis.’
‘Heb je haar verteld dat je haar moeder bent?’
‘Nee, dat zou ik nooit doen.’
‘Wat is er dan gebeurd?’
‘Zeg, je hebt haar moeder vermoord.’
‘Nee, dat heb ik niet gedaan.’
‘Nou, je hebt me verteld dat ze dood was. Is ze dat of is ze dat niet?’
Quarry keek naar de deur en keek toen haar weer aan. ‘Het was een ongelukje.’
‘Ja hoor,’ zei ze sarcastisch.
‘Heb je haar verteld dat ze dood is?’ Zijn woede kwam weer terug.
‘Nee, maar ze is slim. Ik zei tegen haar dat jij niet te vertrouwen bent. Ze bracht het een met het ander in verband. Als je ons niet laat gaan, komt ze er op een gegeven moment toch achter.’
Vanonder zijn dichte wenkbrauwen keek Quarry haar fel aan. ‘Dat had je niet tegen haar moeten zeggen.’
‘Ja, nou, jij had haar moeder niet moeten doden, per ongeluk of niet. En je had ons niet moeten ontvoeren. Op dit moment kan het me echt niet schelen of je me vermoordt. Loop naar de hel, menéér Sam.’
‘Ik ben al in de hel. Al jaren.’
Hij gooide de deur achter zich dicht.