Roxanes pijn
‘Hoop’, zei Vorst bitter. ‘Ik heb geleerd te leven zonder hoop.’
– Paul Stewart & Chris Riddell, Dreiging over Sanctaphrax
Resa ging vaak naar Roxane, ook al was het een heel eind rijden en werden de wegen rond Ombra met de dag onveiliger. De Krachtpatser was een goede lijfwacht en Mo liet haar gaan omdat hij wist hoeveel jaren ze zich in deze wereld ook zonder hem en de Krachtpatser had gered.
Resa had vriendschap met Roxane gesloten toen ze in de mijn onder de Adderberg samen de gewonden verzorgden, en de lange voettocht door het Woud zonder Wegen in gezelschap van een dode had hun vriendschap alleen maar hechter gemaakt. Roxane vroeg nooit waarom Resa in de nacht dat Stofvinger zijn overeenkomst met de Witte Vrouwen sloot bijna net zo hard had moeten huilen als zij. Ze hadden niet met woorden vriendschap gesloten, maar door te delen waar geen woorden voor waren.
Het was Resa die ’s nachts naar Roxane was gegaan toen ze haar ver van de anderen onder de bomen hoorde huilen, die haar in haar armen genomen en getroost had, ook al wist ze dat er voor haar pijn geen troost bestond. Ze vertelde Roxane niet over de dag dat Mortola op Mo schoot en haar alleen liet met de angst hem voor altijd kwijt te zijn. Want ze was hem niet kwijtgeraakt, ook al had ze dat een paar eindeloze tellen lang geloofd. Ze had zich alleen maar voorgesteld hoe het zou voelen om hem nooit meer terug te zien, hem nooit meer aan te raken, om nooit meer zijn stem te horen, dagenlang, nachtenlang, terwijl ze in een donkere grot zijn koortsige voorhoofd koel had gehouden. Maar de angst voor de pijn was iets heel anders dan de pijn zelf. Mo leefde nog. Hij praatte met haar, sliep naast haar, sloeg zijn armen om haar heen. Stofvinger zou Roxane nooit meer in zijn armen nemen. Niet in dit leven. Ze had alleen nog herinneringen. En misschien was dat soms wel erger dan niets.
Ze wist dat Roxane deze pijn nu al voor de tweede keer te verduren kreeg. De eerste keer, had de Zwarte Prins Resa verteld, had het vuur Roxane niet eens de dode gegund. Misschien waakte ze daarom zo angstvallig over Stofvingers lichaam. Niemand wist waar ze hem naartoe had gebracht, waar ze hem opzocht als ze hem zo miste dat ze er niet van slapen kon.
Toen Mo ’s nachts telkens koorts kreeg en slecht sliep, was Resa voor het eerst naar de boerderij van Roxane gereden. In dienst van Mortola had ze zelf vaak planten moeten plukken, maar alleen planten waarmee je mensen kon vermoorden. Roxane had haar geleerd hun genezende zusters te vinden, had haar laten zien welke blaadjes hielpen tegen slapeloosheid, welke wortels tegen de pijn van een oude wond – en dat je in deze wereld het beste een schoteltje melk of een ei kon achterlaten als je tussen de wortels van een boom iets plukte, want zo stemde je de elfen die daar woonden gunstig. Sommige planten roken zo vreemd dat Resa er duizelig van werd. Andere had ze vaak in Elinors tuin zien staan, zonder te weten welke kracht er school in hun onaanzienlijke steeltjes en blaadjes. Zo leerde de Wereld van inkt haar om haar eigen wereld beter te zien, en ze moest vaak denken aan iets wat Mo lang geleden tegen haar gezegd had: ‘Denk je ook niet dat je af en toe verhalen moet lezen waarin alles net even anders is dan in onze eigen wereld? Niets leert je beter om je af te vragen waarom de bomen groen zijn en niet rood en waarom je maar vijf vingers hebt en niet zes.’
Natuurlijk had Roxane iets tegen de misselijkheid. Ze was net aan het vertellen welke kruiden later zouden helpen om de melk te laten stromen, toen Fenoglio het erf op reed. Nog zonder iets te vermoeden vroeg Resa zich af waar toch dat slechte geweten vandaan kwam, dat hij als een van Baptista’s droevige maskers op zijn rimpelige gezicht droeg. Maar toen zag ze Farid en Meggie en de angst op het gezicht van haar dochter.
Fenoglio vertelde met stokkende stem wat er gebeurd was. Roxane sloeg haar armen om haar heen, maar Resa wist niet wat ze moest voelen. Angst? Paniek? Woede? Ja. Woede. Dat was wat ze als eerste voelde: woede omdat Mo zo onvoorzichtig was geweest.
‘Hoe kon je hem laten gaan?’ riep ze tegen Meggie, zo fel dat de Krachtpatser ervan schrok.
De woorden waren eruit voor ze er spijt van kon krijgen. Maar de woede bleef, want Mo was naar de burcht gegaan terwijl hij wist dat het gevaarlijk was, de woede bleef omdat hij het achter haar rug om gedaan had. Tegen haar had hij geen woord over zijn plannen gezegd, maar zijn dochter had hij meegenomen.
Roxane aaide Resa’s haar en ze begon te huilen. Tranen vol woede, tranen van angst. Ze had er zo genoeg van om bang te zijn. Bang voor Roxanes pijn.