Harde woorden, zachte woorden
Als je gaat sluit ruimte zich als water achter je,
kijk niet achterom: er is niets buiten je,
ruimte is alleen maar tijd zichtbaar op een andere manier,
geliefde plekken verlaten we nooit meer.
– Ivan V. Lali, Places We Love
‘Toe Mo! Vraag het hem!’ Eerst dacht Meggie dat ze de stem van haar moeder alleen in haar droom gehoord had, in zo’n sombere droom die het verleden soms op haar afstuurde. Resa klonk diep wanhopig. Maar toen Meggie haar ogen opendeed hoorde ze haar nog steeds. En toen ze naar buiten gluurde, zag ze haar ouders een paar stappen verderop tussen de bomen staan, als twee schimmen in de nacht. Mo stond tegen een reusachtige eik geleund – zo groot zag je ze alleen in de Wereld van inkt – en Resa hield zijn arm vast alsof ze hem moest dwingen om naar haar te luisteren.
‘Hebben we het niet altijd zo gedaan? Als een van ons het verhaal niet meer leuk vond klapten we het boek dicht! Mo, ben je vergeten hoeveel boeken er zijn? Laten we een ander zoeken dat ons zijn verhaal vertelt, een boek waarin de woorden woorden blijven en ons niet tot vlees van hun vlees maken!’
Meggie keek naar de rovers die een paar meter verderop onder de bomen lagen. Hoewel het ’s nachts al behoorlijk koud was sliepen veel rovers nog onder de blote hemel, maar de radeloze stem van haar moeder leek er niet één gewekt te hebben.
‘Als ik het me goed herinner was ik degene die dit boek lang geleden al dicht wilde slaan.’ Mo’s stem was zo koel als de lucht die door het versleten tentdoek blies. ‘Maar Meggie en jij wilden van niets anders horen.’
‘Hoe kon ik weten wat dit verhaal van jou zou maken?’ Zo te horen kon Resa haar tranen amper bedwingen.
Ga weer slapen! dacht Meggie. Laat die twee met rust. Maar ze bleef zitten, rillend in de koude nacht.
‘Wat bedoel je daarmee? Wat heeft het dan van me gemaakt?’ Mo vroeg het heel zacht, alsof hij de nachtelijke stilte niet wilde verstoren, maar Resa leek te zijn vergeten waar ze was.
‘Wat het van je gemaakt heeft?’ Met elk woord begon ze harder te praten. ‘Je hebt een zwaard aan je riem! Je slaapt bijna niet en bent hele nachten weg. Denk je soms dat ik het verschil niet hoor tussen de schreeuw van een echte Vlaamse gaai en die van een mens? Ik weet hoe vaak Baptista of de Krachtpatser je kwam halen toen we nog op de boerderij woonden… En wat het ergste is, ik weet hoe graag je met ze meegaat. Je hebt de smaak van het gevaar te pakken! Je bent naar Ombra gegaan, terwijl de Prins je nog zo gezegd had het niet te doen. En nadat ze je bijna te pakken hebben gekregen kom je terug alsof het allemaal maar een spelletje is!’
‘Wat is het dan?’ Mo praatte nog steeds zo zacht dat Meggie hem haast niet kon verstaan. ‘Ben je vergeten waaruit deze wereld bestaat?’
‘Het kan me niet schelen waaruit hij bestaat. Je kunt hier wél doodgaan, Mo. Dat weet jij beter dan ik. Of ben je de Witte Vrouwen soms vergeten? Nee. Je praat zelfs in je slaap over ze. Soms denk ik wel eens dat je ze mist…’
Mo zweeg, maar Meggie wist dat Resa gelijk had. Eén keer maar had Mo haar iets over de Witte Vrouwen verteld. ‘Ze bestaan uit puur verlangen, Meggie,’ had hij gezegd. ‘Ze stoppen je hart er tot aan de rand mee vol, zodat je alleen nog maar met ze mee wilt, waar ze je ook naartoe brengen.’
‘Toe, Mo!’ Resa’s stem trilde. ‘Vraag Fenoglio of hij ons terug wil schrijven! Voor jou probeert hij het wel. Hij is het je verschuldigd!’
Een van de rovers hoestte in zijn slaap, een ander schoof dichter naar het vuur – en Mo bleef zwijgen. Toen hij uiteindelijk antwoord gaf, klonk het alsof hij tegen een kind praatte. Zelfs tegen Meggie praatte hij niet zo. ‘Fenoglio schrijft niet meer, Resa. Ik weet niet eens of hij het nog wel kan!’
‘Ga dan naar Orpheus! Je hoorde toch wat Farid zei. Hij heeft bonte feeën tevoorschijn geschreven, eenhoorns…’
‘Nou en? Orpheus kan misschien hier en daar iets aan Fenoglio’s verhaal toevoegen, maar om ons naar Elinor terug te brengen zou hij iets origineels moeten schrijven. Ik betwijfel of hij dat kan. En al kan hij het! Als ik Farid goed begrijp is hij alleen maar bezig de rijkste man van Ombra te worden. Heb jij geld om hem voor zijn woorden te betalen?’
Nu zweeg Resa – heel lang, alsof ze weer net zo stom was als eerst, toen ze haar stem in deze wereld had achtergelaten.
Na een tijdje verbrak Mo zelf de stilte. ‘Resa!’ zei hij. ‘Als we nu teruggaan zit ik me bij Elinor thuis dag in dag uit alleen maar af te vragen hoe dit verhaal verdergaat. Maar geen boek ter wereld zal het me kunnen vertellen!’
‘Je wilt niet alleen weten hoe het verdergaat.’ Nu was het Resa die koel klonk. ‘Je wilt bepalen wat er gebeurt. Je wilt meespelen! Maar als je er nog meer in verstrikt raakt, wie zegt dan dat je de weg uit de letters ooit nog terugvindt?’
‘Als ik er nog meer in verstrikt raak? Kan dat dan? Ik heb hier de dood gezien, Resa, en een nieuw leven gekregen.’
‘Als je het voor mij niet wilt doen…’ Meggie kon horen hoe zwaar het haar moeder viel om verder te praten, ‘…ga dan terug voor Meggie, en voor ons tweede kind. Ik wil dat het een vader heeft! Ik wil dat zijn vader nog leeft als het geboren wordt, en dat hij nog dezelfde man is die zijn zus heeft grootgebracht.’
Weer moest Resa lang op Mo’s antwoord wachten. Ergens schreeuwde een uiltje. De kraaien van Gekko krasten slaperig in hun boom. Fenoglio’s wereld maakte zo’n vredige indruk. En Mo haalde zijn hand teder langs de boom waar hij tegenaan leunde, zoals hij vroeger met de rug van een boek deed.
‘Hoe weet je zo zeker dat Meggie niet wil blijven? Ze is bijna volwassen. En ze is verliefd. Denk jij dat ze terug wil als Farid hier blijft? En Farid blijft zeker.’
Verliefd. Meggies gezicht begon te gloeien. Ze wilde niet dat Mo hardop zei wat ze zelf nooit in woorden had uitgedrukt. Verliefd – het klonk als een ziekte waarvan je nooit kon genezen. En voelde het soms niet ook zo? Ja, Farid zou blijven. Hoe vaak had ze dat al niet tegen zichzelf gezegd, als ze de behoefte voelde om terug te gaan: Farid blijft hier, ook al komt Stofvinger nooit meer terug. Hij zal hem altijd blijven zoeken en altijd van hem houden, een stuk meer dan van jou, Meggie. Maar hoe zou het voelen om hem nooit meer terug te zien? Zou ze haar hart hier laten en voorgoed met een gat in haar borst rondlopen? Zou ze alleen blijven, net als Elinor, en voortaan alleen nog maar lezen over hoe het was om verliefd te zijn?
‘Ze komt er wel weer overheen!’ hoorde ze Resa zeggen. ‘En dan wordt ze verliefd op iemand anders.’
Waar had haar moeder het over? Ze kent me niet eens! dacht Meggie. Ze heeft me nooit gekend. Dat kan ook niet, want ze was er nooit.
‘En hoe zit het met de baby?’ ging Resa verder. ‘Wil je soms dat hij in deze wereld geboren wordt?’
Mo keek om zich heen en Meggie zag weer eens wat ze allang wist: dat haar vader intussen net zoveel van deze wereld hield als zij en Resa vroeger. Misschien zelfs wel meer.
‘Waarom niet? vroeg hij. ‘Wil jij dat hij geboren wordt in een wereld waarin alles waarnaar je verlangt alleen in boeken te vinden is?’
Resa’s stem trilde toen ze antwoord gaf, maar nu van woede. ‘Hoe kun je zoiets zeggen? Alles wat je hier ziet is in onze wereld geboren. Waar zou Fenoglio het anders vandaan hebben?’
‘Hoe moet ik dat weten? Geloof je echt nog steeds dat er maar één echte wereld bestaat, en dat de andere alleen maar slappe aftreksels zijn?’
In de verte huilde een wolf, twee andere gaven antwoord. Een wachter kwam tussen de bomen vandaan om hout op het zieltogende vuur te gooien. Zwerver noemde hij zich. Niet één rover gebruikte de naam waarmee hij geboren was. Met een nieuwsgierige blik op Mo en Resa verdween hij weer tussen de bomen.
‘Ik wil niet terug, Resa. Niet nu!’ Mo klonk vastberaden, maar tegelijk probeerde hij haar moeder voor zich te winnen, alsof hij haar er toch nog van hoopte te overtuigen dat ze op de goede plek waren. ‘Het duurt nog een heleboel maanden voordat dit kind geboren wordt en misschien zijn we tegen die tijd allemaal weer bij Elinor thuis. Maar nu is dit de plek waar ik wil zijn.’
Hij gaf Resa een kus op haar voorhoofd. Toen liep hij weg, naar de wachters die aan de andere kant van het kamp tussen de bomen stonden. En Resa liet zich in het gras zakken en sloeg haar handen voor haar gezicht. Meggie wilde naar haar toe gaan om haar te troosten, maar wat moest ze zeggen? Ik wil bij Farid blijven, Resa. Ik wil niet verliefd worden op iemand anders. Nee, dat zou haar moeder zeker niet troosten. En Mo kwam ook niet terug.