Laurence M. Janifer & Donald E. Westlake
De vraag
Het was heel stil in het vertrek, en dat zat Rossi dwars. Maar alles zou Rossi hebben dwarsgezeten, want hij probeerde proefwerken Engels na te kijken, en was langzamerhand in een stemming geraakt waarin het hele vertrek op z'n zenuwen werkte. Hij wist dat hij zometeen op moest staan om een ommetje te maken. Het was halverwege de middag en als hij een ommetje ging maken kwam hij alle huisvrouwen van de wijk tegen. Ook dat zou irritant zijn, maar het hele leven, was hij gaan beseffen, was een keus tussen irritante dingen. Hij zuchtte, pakte het volgende vel en begon te lezen.
De komma wordt gebruikt om zinsdelen te scheiden, die...
De telefoon ging.
...te scheiden, die niet zelfstandig zijn, zodat...
De telefoon ging weer.
'Godverdomme,' zei Rossi, tegen niemand eigenlijk, en liep zwaar ademend naar de andere kant van de kamer om op te nemen. Toen hij er was had hij de slag om zijn zelfbeheersing te bewaren bijna gewonnen, en zijn 'Hallo!' was bijna beleefd.
'Hallo daar!' zei een stem aan de andere kant, een vrolijke, echt opgewekte stem. 'Wat voor weer is het buiten?'
Even bleef het stil.
'Wat?' zei Rossi.
'Ik vroeg u,' zei de stem, net zo opgewekt, 'wat voor weer het buiten was.'
Rossi's zelfbeheersing liet het verder afweten. 'Wie is dat, verdomme? De Meteorologische Dienst of zo? Van alle stomme -'
'Meneer Rossi,' onderbrak de stem hem, 'ik meen mijn vraag echt heel serieus. Gelooft u mij alstublieft.'
'Hoor nou eens -'
'Meneer Rossi, alstublieft,' zei de stem. 'Blijft u toch kalm.'
Net als u en ik had Rossi soms de indruk dat het heelal als een pistool recht op zijn hoofd gericht was. Die middag had niets bijgedragen om die indruk weg te nemen, integendeel, en dit telefoontje en deze idiote vraag waren de druppels die de emmer deden overlopen. De wereld versmalde zich, balde zich samen, en Rossi's hoofd werd er het middelpunt van. Alles, alles maakte deel uit van een samenzwering die tegen Rossi was gericht, en iedereen wilde hem te grazen nemen.
'Kalm blijven?' zei hij tegen de telefoon. 'Hoor nou eens, wie je ook mag zijn, ik ben aan het werk. Ik probeer wat gedaan te krijgen. Ik heb geen behoefte aan idioten die me opbellen om stomme vragen -'
'Het is geen stomme vraag,' zei de stem aan de andere kant. 'Wilt u me alstublieft geloven als ik zeg dat ik - dat wij echt uw antwoord op onze vraag moeten weten.'
Om de een of andere reden, zelfs door het rode waas van woede, geloofde Rossi de stem. 'Wat is dit voor iets?' vroeg hij zwakjes. 'Een tv-programma?'
'Nee hoor,' zei de stem. 'En het is geen consumentenonderzoek, geen psychiatrisch spelletje en geen flauwe grap. We menen het echt, meneer Rossi.'
'Nou,' zei Rossi, die inmiddels een beslissing had genomen, 'je kunt barsten.' En hij wilde ophangen. Maar de stem bleef praten en even won zijn nieuwsgierigheid het nog van zijn woede. De hele wereld had het op Rossi gemunt, dat was zeker, maar hij kon nu tussen twee irritante dingen kiezen. De telefoon of zijn stapel proefwerken.
Hij hield de hoorn weer bij zijn oor.
'- werkelijk op staan,' zei de stem. 'Het maakt de zaak er veel eenvoudiger op als u de vraag gewoon beantwoordt, meneer Rossi. We kunnen u opnieuw opbellen, elke keer weer... dat begrijpt u toch? We willen u niet in het minst lastig vallen of ergeren, maar -'
'Het maakt de zaak er veel eenvoudiger op,' zei Rossi tegen de stem, 'als je me vertelde waarom je op die vraag een antwoord wilt hebben. Wat voor weer is het buiten - God nog aan toe, kun je zelf niet kijken? Of Inlichtingen bellen of zoiets?'
'Het spijt me, maar ik kan u niet meer vertellen,' zei de stem, met een spoortje van wat echt spijt had kunnen zijn, of de geacteerde versie ervan die zo populair is bij tv-quizmasters. 'Maar als u nu gewoon -'
'Een idioot,' mompelde Rossi.
'Wat zei u?' vroeg de stem.
Rossi schudde zijn hoofd. 'Niks,' zei hij, 'niks.' En toen, misschien onder druk van de gêne die hij voelde, bukte hij zich iets, de hoorn in zijn hand, en keek naar het raam. 'Het is een mooie dag,' zei hij. 'Het ziet er in ieder geval uit als een mooie dag. Wilde u dat weten?'
'Precies,' zei de stem, en Rossi meende er opluchting in door te horen klinken. 'Kunt u iets gedetailleerder zijn?'
'Tja,' ging Rossi verder, en kreeg nog meer last van verlegenheid - het zou precies bij deze dag passen wanneer iemand binnenkwam en hem tegen een vreemde stem over de telefoon hoorde vertellen wat voor weer het was - 'tja, het is een beetje bewolkt. Maar mooi weer, hoor. Ik kan de zon niet zien, vanwege de wolken, maar er is een hoop licht en het ziet er lekker warm uit. Beetje heiig, zou je kunnen zeggen.'
'Ah,' zei de stem. 'U kunt de zon niet zien, zei u?'
'Inderdaad,' zei Rossi. 'Maar verder is het best mooi weer. Een beetje bewolkt, maar - zeg eens, wat is dit verdomme allemaal voor iets?' De gedachte dat iemand hem bij zo'n eigenaardig gesprek zou betrappen bracht een laatste geïrriteerde reactie teweeg. 'Vreemde mensen opbellen om stomme vragen te stellen en -'
'Dank u, mijnheer Rossi,' zei de stem gladjes. 'Dank u zeer.'
En toen... en toen... zei de stem nog iets. Het was duidelijk niet bedoeld voor Rossi's oren, maar door puur toeval hoorde hij het toch, net voor de vreemde man aan de andere kant van de lijn de hoorn op de haak legde. Het waren maar een paar woorden, maar ze deden Rossi beseffen dat hij altijd al gelijk had gehad. Rossi was het middelpunt van alles. Misschien zou hij nooit weten op wat voor manier, of waarom. Maar de wereld, de hele wereld, was ontegenzeglijk en voor de volle honderd procent op Rossi's hoofd gericht.
Een paar woorden maar, een beetje veraf, een paar woorden van een man die ophangt tegen een ander in hetzelfde vertrek.
'Het is in orde, Joe,' zei de stem terloops. 'Hij kan hem niet zien. Haal hem maar weg.'