8
In de vertrekken van Wienis heerste dodelijke stilte toen de beeltenis van Lefkin op het scherm verscheen. Bij de aanblik van het gescheurde uniform en het vertrokken gezicht van zijn zoon had Wienis zelf zich in zijn stoel laten zinken. Zijn gezicht was vertrokken van verbazing en vrees.
Hardin luisterde onbewogen toe, de handen in zijn schoot gevouwen, terwijl de zojuist gekroonde koning Lepold in een donkere hoek op zijn goudbestikte mouw zat te bijten. Zelfs de sol- 118 daten hadden niet langer de van emotie gespeende uitdrukking die zij als militairen op hun gezichten pleegden te dragen. Zij stonden bij de deur, de atoomspuiten in de hand geklemd en tuurden angstig naar de figuur op het televisorscherm.
Lefkin sprak moeizaam alsof hij ertoe gedwongen werd.
'De Anacreoonse Marine ... bewust van het doel van zijn missie ... en daardoor niet langer bereid tot medewerking ... keert terug naar Anacreon en zendt hierbij het volgende ultimatum ... aan de lasterende zondaars die geweld wilden plegen tegen ... de Foundation ... de bron van al wat goed is ... en tegen ... de Galactische Geest. Staakt onmiddellijk iedere vorm van agressie tegen ... het Ware Geloof. Garandeer dat ... zulk een oorlog in de toekomst nooit meer ... ondernomen zal worden ...' Er volgde een lange pauze. '... en dat... de regent Wienis ... gevangen genomen zal worden om daarna te verschijnen voor een kerkelijk hof ... dat hem voor zijn misdaden zal veroordelen. Zoniet dan zal de Koninklijke Marine bij haar terugkeer het Koninklijk Paleis met de grond ... gelijk maken ... en andere maatregelen nemen die noodzakelijk ... zijn ...'
De boodschap eindigde met een snik en het scherm sloeg blank.
Hardin streek snel met zijn vingers over de Atomolamp. Het licht ervan verzwakte tot de gewezen regent, de koning en de soldaten niet meer dan wazige silhouetten waren. Voor het eerst zagen de anderen dat Hardin omgeven was door een aura.
Het was niet de schitterende aura die voor koningen was voorbehouden, maar op zijn eigen manier toch bijzonder effectief.
Er klonk iets van ironie in Hardin's stem toen hij het woord richtte tot Wienis - dezelfde Wienis die een uur geleden had verklaard dat hij zijn krijgsgevangene was en dat Terminus op het punt stond vernietigd te worden - een Wienis die nu niet meer dan een zwijgende, gebroken schaduw was.
'Er bestaat,' zo zei hij, 'een oude fabel - misschien is het verhaal wel zo oud als de mensheid want de oudste versies zijn niet meer dan kopieën van nog oudere exemplaren - die u misschien zal interesseren. Het verhaal luidt als volgt:
Een paard dat als vijand een gevaarlijke wolf had, leefde in voortdurende angst voor zijn leven. Wanhopig geworden zocht het naar een sterke bondgenoot. Het paard benaderde dus een mens en maakte duidelijk dat de wolf ook een vijand van de mens was. Deze mens aanvaardde het bondgenootschap onmiddellijk en stelde voor dat de wolf zonder verder talmen gedood zou worden als de ander - het paard - zichzelf als vervoermiddel beschikbaar zou stellen. Het paard accepteerde dit voorstel en stond de man toe het van zadel en bit te voorzien. De man steeg op, dreef de wolf in het nauw en doodde hem.
Verblijd en opgewekt dankte het paard de man. "Zo," zei het, "nu de wolf dood is, neem dan mijn zadel af en hergeef mij de vrijheid!"
De man begon luid te lachen. "Dat zou je wel willen, hè, Hortsik!" en hij gaf het paard lustig de sporen.'
Er heerste nog steeds een diep stilzwijgen. De schaduw van wat eens Wienis was, bewoog zich niet.
'Ik neem aan dat u de inhoud van deze fabel hebt begrepen,' vervolgde Hardin. 'In hun verlangen om hun onderdanen voor eeuwig aan zich ondergeschikt te maken, aanvaardden de Vier Koningen de Religie der Wetenschap die hen goddelijk zou maken. Diezelfde godsdienst was evenwel het zadel en het bit waarover in de fabel wordt gesproken, want daardoor kwam de levenskracht die kernenergie heet, in handen van de priesters - priesters die onze en niet uw bevelen opvolgden, zoals u gemerkt hebt. Jullie hebben de wolf gedood, maar jullie konden je niet ontdoen van ...'
Wienis sprong overeind. In het halfduister leken zijn ogen holen vol waanzin. Zijn stem klonk gesmoord, onsamenhangend.
'En toch krijg ik je,' brulde hij. 'Ontsnappen zul je niet. Laat ze ons maar vernietigen. Laat ze alles maar vernietigen. Ik krijg je wel!'
'Soldaten!' gilde hij hysterisch. 'Schiet die schoft dood. Vernietig hem. Vernietig hem!'
Hardin draaide zich om in zijn stoel en keek de soldaten glimlachend aan. Eén van hen richtte zijn atoomspuit op hem, maar liet het ding weer zakken. De anderen bleven roerloos staan. Salvor Hardin, burgemeester van Terminus, omringd door een zachtglanzende aura en rustig glimlachend nadat hij de macht van Anacreon tot stof had doen vergaan, was te veel voor hen.
Wienis stootte een vervloeking uit en wankelde naar de dichtstbijzijnde soldaat. Woest ontrukte hij de man zijn atoomspuit en richtte hem op Hardin die zonder te bewegen bleef zitten en maakte contact. De flauwe onafgebroken lichtstraal kwam in aanraking met het krachtveld waarmee de burgemeester was omringd en werd geneutraliseerd. Wienis drukte nog harder het contact in en begon krijsend te lachen. Hardin bleef glimlachen. Zijn krachtveld werd nauwelijks helderder toen het de kernenergie van de atoomspuit absorbeerde. Lepold, in zijn hoekje, bedekte zijn ogen en kreunde.
Met een wanhoopskreet richtte Wienis nu de atoomspuit op zichzelf. Zijn lichaam zonder hoofd plofte als een zak op de grond.
Hardin huiverde. 'Tot het bittere einde de man van de directe actie!' mompelde hij.