4

Nora stapte de Rolls-Royce uit. Ze voelde zich onplezierig opvallend. Pendergast sloot het portier achter haar. Hij leek op serene wijze onverschillig over het schrille contrast tussen de elegante auto die daar geparkeerd stond, en het stof en de herrie van de enorme bouwput.

Ze staken de straat over en bleven staan bij een hoog hek. Daarachter scheen de volle najaarszon op de skeletachtige funderingen van een rij oude gebouwen. Een aantal gigantische containers vol bakstenen stond langs de randen van de bouwput. Er stonden twee politieauto's voor een gat in een stenen steunmuur. Niet ver daarvandaan stond een groepje zakenlieden in pakken. De bouwplek werd omringd door verloren ogende gebouwen die naar hen knipoogden met lege vensters.

'De Moegen-Fairhaven Group gaat hier een flatgebouw van vijfenzestig verdiepingen neerzetten,' zei Pendergast. 'Gistermiddag rond vier uur hebben ze een gat gemaakt in die stenen muur, daar. Een van de mensen vond daarbinnen de schedel die ik u heb laten zien, in een tumulus. Met nog een enorme berg botten.' Nora keek in de aangewezen richting. 'Wat stond er hiervoor?' 'Een blok appartementengebouwen uit circa 1890. Maar de tunnel lijkt ouder te zijn.'

Nora zag dat de graafmachine een duidelijk herkenbaar profiel had blootgelegd. De oude muur lag onder de negentiende-eeuwse fundering, en het gat aan de onderzijde maakte duidelijk deel uit van een oudere structuur. Een eindje verderop lag een stapel oude balken, verkoold en verrot.

Toen ze langs de schutting liepen, boog Pendergast zich naar haar over. 'Ik vrees dat ons bezoek problemen zal opleveren, en we hebben dan ook bar weinig tijd. De site is de afgelopen paar uur al verontrustend ingrijpend veranderd. Moegen-Fairhaven is een van de meest energieke projectontwikkelaars van heel New York. En ze heb-ben heel wat, eh, vingers in de pap. Ziet u dat er niemand van de pers ter plekke is? De politie is er zonder enige ophef bij geroepen.' Hij leidde haar naar een afgesloten hek in de schutting, waarnaast een agent met handboeien, een walkie-talkie, een knuppel, een pistool en ammunitie stond. Zijn riem hing scheef van het gewicht van die complete uitrusting, zodat zijn in blauw overhemd gehulde buik naar voren puilde. Pendergast bleef bij het hek staan.

'Doorlopen,' zei de agent. 'Er valt hier niets te zien, maat.'

'Integendeel.' Pendergast liet met een glimlach zijn badge zien. De agent bukte zich met een grimas naar hem toe. Hij keek een paar maal op naar Pendergasts gezicht.

'fbi?' Met een metalig gerinkel hees hij zijn riem op.

'Dat staat er, ja.' En Pendergast stopte zijn portefeuille weer in zijn binnenzak.

'En wie hebt u bij u?' 'Een archeoloog. Zij is toegewezen om de site te onderzoeken.' 'Archeoloog? Wacht even.'

De agent slenterde naar de bouwput en bleef staan bij zijn collega's. Er werden enkele woorden gewisseld en daarna maakte een van de agenten zich los van de groep. Een man in een bruin pak volgde op een sukkeldrafje. Het was een korte, gezette man en zijn brede nek puilde over een strakke kraag heen. Zijn passen waren te groot voor zijn dikke beentjes, waardoor zijn tred overdreven veerkrachtig werd.

'Wat krijgen we nou?' hijgde hij toen hij bij het hek aankwam, en hij wendde zich tot de pas aangekomen politieman. 'Je had niks gezegd over fbi.'

Nora zag dat de nieuwe agent de gouden strepen van een hoofdinspecteur op zijn schouders droeg. Hij was kalend en had een bleke huid en samengeknepen zwarte ogen. Hij was bijna even dik als de man in het bruine pak.

De hoofdinspecteur keek naar Pendergast. 'Mag ik uw badge zien?' Zijn stem klonk iel, gespannen en hoog.

Nogmaals haalde Pendergast zijn portefeuille te voorschijn. De hoofdinspecteur pakte hem aan, keek ernaar en gaf hem door het hek heen terug.

'Het spijt me, meneer Pendergast, maar de fbi heeft hier niets te vertellen, en fbi-mensen uit New Orleans al helemaal niet. U kent de procedure.' 'Hoofdinspecteur...?' 'Custer.''Hoofdinspecteur Custer, ik sta hier met dr. Nora Kelly van het Museum voor Natuurlijke Historie van New York. Zij leidt het archeologisch onderzoek ter plekke. Als u ons nu even binnenlaat...' 'Dit is een bouwplek,' kwam de man in het bruine pak tussenbeide. 'We proberen hier een gebouw neer te zetten, voor het geval u dat nog niet opgevallen was. Er heeft al iemand naar die botten gekeken. Jezus, het kost ons hier veertigduizend dollar per dag, en nu de fbi ook nog eens?'

'En wie mag u wel zijn?' vroeg Pendergast op vriendelijke toon.

Zijn ogen schoten van links naar rechts. 'Ed Shenk.'

'Eh, meneer Shénk.' In Pendergasts mond klonk de naam als een grof werktuig. 'Wat is uw positie bij Moegen-Fairhaven?'

'Ik ben de manager van het bouwproject.'

Pendergast knikte. 'Aha. Aangenaam, meneer Shenk.' Meteen daarna wendde hij zich weer tot de hoofdinspecteur, zonder Shenk nog maar een blik waardig te keuren.

'Hoofdinspecteur Custer,' vervolgde hij op dezelfde milde toon, 'begrijp ik goed dat u weigert het hek te openen en ons verder te laten gaan met ons werk?'

'Dit is een uitzonderlijk belangrijk project voor Moegen-Fairhaven en voor de gemeenschap. Het werk gaat toch al trager dan voorzien, en de directie begint zich ernstige zorgen te maken. De heer Fairhaven is hier gisteravond hoogstpersoonlijk komen kijken. Het allerlaatste waaraan ze momenteel behoefte hebben, is nog meer uitstel. Ik heb niet gehoord dat de fbi hierbij betrokken zou zijn, en ik weet niets over archeologische toestanden...' Hij stopte. Pendergast had zijn mobiele telefoon gepakt. 'Wie belt u daar?' wilde Custer weten.

Pendergast glimlachte zwijgend. Zijn vingers vlogen met verbijsterende snelheid over de toetsjes.

De blik van de hoofdinspecteur schoot heel even naar Shenk. 'Sally?' zei Pendergast in de telefoon. 'Special Agent Pendergast hier. Mag ik commissaris Rocker spreken?' 'Wacht eens even...' begon de hoofdinspecteur. 'Graag, Sally. Je bent een schat.'

'Misschien kunnen we dit binnen bespreken.' Er klonk gerinkel van sleutels. Hoofdinspecteur Custer begon het hek te openen. 'Onderbreek hem dan maar even. Ik zou het zeer op prijs stellen.' 'Meneer Pendergast, dit lijkt me niet nodig,' zei Custer. Het hek zwenkte open.

'Sally? Ik bel je nog,' zei Pendergast, voordat hij zijn telefoon dichtklapte.Met Nora aan zijn zijde stapte hij door het hek. Zonder zijn pas te vertragen of een woord te zeggen ging de fbi-man op weg over de met puin bezaaide grond. Hij beende linea recta op het gat in de muur af. De anderen draafden met verblufte gezichten achter hem aan. 'Meneer Pendergast, u moet wel begrijpen...' zei de hoofdinspecteur terwijl hij zijn best deed om Pendergast bij te houden. Shenk volgde met een boos gezicht, stampend als een stier. Hij struikelde, vloekte en wankelde verder.

Toen ze bij het gat aankwamen, zag Nora een zwak schijnsel en een lichtflits. Even niets, toen weer een flits. Er was iemand aan het fotograferen.

'Meneer Pendergast...' riep hoofdinspecteur Custer. Maar de ranke fbi-man sprong de berg puinbrokken al op. De anderen bleven hijgend beneden staan. Nora volgde Pendergast, die al in het donkere gat was verdwenen. Boven op de verbrokkelde muur bleef ze even naar beneden staan kijken.

'Komt u toch verder,' zei Pendergast op hartelijke en beleefde toon. Ze krabbelde naar beneden over de puinhelling en kwam tot stilstand op een vochtige vloer. Weer een lichtflits. Een man in een witte laboratoriumjas stond in gebogen houding naar iets in een kleine, gewelfde nis te kijken. Bij een andere nis stond een fotograaf met een technische camera die aan weerszijden was voorzien van een flitser.

De man in de witte jas rechtte zijn rug en tuurde door het stof naar de nieuwkomers. Hij had een dikke bos grijs haar die hem, in combinatie met het ronde, zwarte montuur van zijn bril, uit de verte het aanzien gaf van een bolsjewistische revolutionair. 'Wie zijn jullie, waarom komen jullie hier zomaar binnenzeilen?' riep hij. Zijn stem echode door de ondergrondse ruimte. 'Ik zei toch dat ik niet gestoord wilde worden!'

'fbi,' antwoordde Pendergast. Zijn stem klonk nu heel anders: scherp, streng, officieel. Met een geklap van leer op leer schoof hij zijn badge tot vlak voor het gezicht van de man. 'O,' zei de man onzeker. 'Aha.'

Nora keek van de een naar de ander, verbaasd over Pendergasts kennelijke vermogen om in een ogenblik iemands houding te beoordelen en dienovereenkomstig te handelen.

'Mag ik u verzoeken om de site te verlaten terwijl mijn collega dr. Kelly en ik ons onderzoek uitvoeren?'

'Luister eens even, ik zit midden in mijn werk.'

'Hebt u iets aangeraakt?' Het klonk als een dreigement.

'Nee... niet echt. Ik heb natuurlijk wel een paar botjes verschoven...''U hebt een paar botjes verschoven?'

'In overeenstemming met mijn taak om de doodsoorzaak vast te stellen...'

'U hebt enkele botten aangeraakt?' Pendergast trok een dun notitieboekje te voorschijn en haalde een gouden pen uit de zak van zijn jasje. Vol afschuw schudde hij zijn hoofd. 'Uw naam, dokter?' 'Van Bronck.'

'Ik maak hier een notitie van, voor de hoorzitting. En nu, dr. Van Bronck, zouden wij graag aan ons werk willen.' 'Uitstekend.' 

Pendergast keek hoe de patholoog-anatoom en de fotograaf moeizaam de tunnel uit klauterden. Toen wendde hij zich tot Nora en zei op zachte, dringende toon: 'Nu is het uw site. Ik heb ons een uur bezorgd, misschien nog minder, dus maak er het beste van.' 'Het beste waarvan?' vroeg Nora in paniek. 'Wat word ik geacht te doen? Ik heb nog nooit...'

'U hebt vaardigheden waarover ik niet beschik. Bestudeer de site. Ik wil weten wat hier gebeurd is. Helpt u mij om dat te begrijpen.' 'In een uur? Ik heb niets bij me, niets om monsters in te verpakken...' 'We komen toch al bijna te laat. Hebt u die hoofdinspecteur van politie gezien? Zoals ik al zei, Moegen-Fairhaven heeft heel wat vingers in de pap. Dit is onze enige kans. Ik moet in heel korte tijd zoveel mogelijk informatie vergaren. Dat is verschrikkelijk belangrijk.' Hij gaf haar de pen en het boekje, haalde twee ranke zaklantaarns uit zijn binnenzak en gaf er een aan haar.

Nora knipte de lantaarn aan. Voor zo'n klein gevalletje gaf hij bijzonder veel licht. Ze keek om zich heen. Nu zag ze haar omgeving pas goed. Het was er koel en stil. In de enige baan zonlicht die door het gat viel, zweefden stofdeeltjes. Het rook er bedompt, naar een mengeling van schimmel, oud vlees en rotting. Toch haalde ze diep adem in een poging zich te concentreren. Archeologie was een trage, methodische aangelegenheid. Hier, geconfronteerd met een tikkende klok, wist ze amper waar ze beginnen moest. Ze aarzelde nog even. Toen begon ze de tunnel te schetsen. Hij was ruim vijfentwintig meter lang en een meter of drie hoog op het hoogste punt. De uiteinden waren dichtgemetseld. De zoldering zat vol barsten. Kortgeleden hadden mensen door het stof op de vloer gelopen, meer mensen dan te verklaren viel uit de aanwezigheid van één enkele patholoog-anatoom: Nora vroeg zich af hoeveel bouwvakkers en politiemensen hier al hadden gelopen. In beide wanden was een zestal nissen uitgespaard. Ze liep over de natte vloer van de tunnel, schetste wat ze zag en probeerde een al-gemene indruk van de ruimte te krijgen. Ook de nissen waren dichtgemetseld, maar nu waren de stenen verwijderd en opgestapeld naast de nissen. In iedere nis die ze met haar lantaarn bescheen, zag ze in wezen hetzelfde: een hoop schedels en botten, kledingflarden, stukjes halfvergaan weefsel, vet en haren.

Ze keek over haar schouder. Aan de andere kant was Pendergast bezig met zijn eigen onderzoek. Zijn snelle blik schoot van links naar rechts. Plotseling knielde hij en staarde gespannen omlaag, niet naar de botten maar naar de grond. Hij plukte iets uit het stof. Toen Nora klaar was met haar eerste ronde, ging ze de eerste nis beter bestuderen. Ze knielde voor de nis en liet haar blik over de inhoud waren in een poging om te snappen wat die berg menselijke resten daar deed. Ze probeerde de geur te negeren. In deze nis lagen drie schedels. Die zaten niet vast aan de ruggengraten ze waren onthoofd maar de ribbenkasten waren compleet, en ook de botten van de benen, waarvan sommige gebogen waren, waren intact. Een aantal ruggenwervels leek ongebruikelijke beschadigingen te vertonen, opengezaagd alsof iemand het ruggenmerg had willen blootleggen. Niet ver van een van de schedels lag een verward bosje haar. Kort. Van een jongen. Het leed geen enkele twijfel dat de lijken in stukken gehakt waren voordat ze in de nis werden opgestapeld, en gezien de afmetingen van de alkoof was dat zinnig. Het zou bijzonder ongemakkelijk geweest zijn om een compleet lijk in zo'n kleine ruimte te proppen, maar als je het in stukken zaagde...

Moeizaam slikkend keek ze naar de kleding. Die leek er los van de lichaamsdelen in gesmeten te zijn. Ze stak een hand uit, hield zich in met de normale terughoudendheid van een archeoloog die geen opgraving wil verstoren, maar herinnerde zich toen wat Pendergast had gezegd. Behoedzaam begon ze de kleren en botten naar buiten te tillen, en in haar hoofd maakte ze een lijstje van wat ze aantrof. Drie schedels, drie paar schoenen, drie complete ribbenkasten, een groot aantal ruggenwervels en een hoop kleine botjes. Slechts een van de schedels vertoonde het soort lijnen dat ze had gezien op de schedel die Pendergast haar als eerste had laten zien. Maar een groot aantal ruggenwervels was op dezelfde manier opengemaakt: van de eerste lumbale wervels helemaal tot aan het sacrum. Ze ging verder met sorteren. Drie broeken, een stel knopen, een kam, stukjes vet en uitgedroogd spierweefsel, de botten van zes benen, de voeten zonder schoenen. De schoenen waren afzonderlijk naar binnen gegooid. Had ik nu maar een stel monsterzakjes, dacht ze. Ze trok wat haar uit een kluwen het verdroogde stuk schedel zat er nog aan enstopte dat in haar zak. Dit was pure waanzin: ze had de smoor in dat ze zonder geschikte apparatuur moest werken. Al haar professionele instincten kwamen in opstand tegen zulk haastig, onzorgvuldig werk.

Ze richtte haar aandacht op de kleding zelf. Die was armoedig, van ruwe stof, en bijzonder smerig. De stof was verrot maar vertoonde, evenmin als de botten, geen tekenen dat er knaagdieren aan gezeten hadden. Ze tastte naar haar loep, klemde hem voor haar oog en keek nog eens naar het kledingstuk in haar handen. Massa's luizen dood, uiteraard. Er zaten gaten in die het gevolg leken te zijn van slijtage, en op vele plaatsen waren lappen opgenaaid. De schoenen waren versleten, soms zelfs met de spijkers helemaal weggesleten. Ze voelde in de zakken van een van de broeken: een kam, een eindje touw. Ze tastte in de zakken van een andere broek: niets. Een derde leverde een muntstuk op. Ze haalde de munt uit de zak, waarbij de stof verkruimelde onder haar vingers. Het was een grote, Amerikaanse cent uit 1877. Haastig liet ze hem in haar eigen zak glijden.

Ze liep naar een andere nis en begon ook daar zo snel ze kon de inhoud te sorteren en te inventariseren. Wat ze hier vond, was bijna hetzelfde als in de eerste nis: drie schedels en drie in stukken gezaagde lichamen, samen met kleding voor drie personen. Ze tastte in de zakken van een broek: een verbogen speld en nog twee penny's, een uit 1880 en een uit 1872. Haar blik keerde terug naar de botten. Ook hier die eigenaardige lijnen op de wervels. Ze keek van dichterbij. De lumbale wervels, steeds weer de lumbale, die behoedzaam waren geopend bijna met chirurgische precisie en uiteengebogen. Met een steels gebaar stopte ze een wervel in haar zak.

Ze liep de tunnel door, bestudeerde een voor een alle nissen en noteerde haar waarnemingen in Pendergasts boekje. Iedere nis bevatte exact drie lijken. Allemaal waren ze op dezelfde manier in stukken gezaagd, bij de nek, de schouders en de heupen. Een paar schedels vertoonden dezelfde snijlijnen die ze had gezien op het exemplaar dat Pendergast haar had laten zien. Alle skeletten vertoonden ernstig trauma aan de onderzijde van de ruggengraat. Na haar oppervlakkige onderzoek van de schedelvormen leken ze allemaal zo'n beetje van dezelfde leeftijd te zijn dertien tot twintig jaar en er waren zowel mannen als vrouwen, hoewel de mannen in de meerderheid leken te zijn. Ze vroeg zich af wat de patholoog-anatoom had ontdekt. Maar dat zou ze later wel horen. Twaalf nissen, drie lijken per nis... Het was allemaal heel keurig,heel overzichtelijk. Bij de voorlaatste nis bleef ze staan. Toen liep ze terug naar het midden van de tunnel. Ze probeerde uit alle macht niet na te denken over de implicaties van wat ze voor zich zag; ze probeerde zich uitsluitend op de feiten te concentreren. Bij een archeologische opgraving was het altijd belangrijk om even stil te staan, rustig na te denken, het intellect stil te zetten en simpelweg de plek op zich te laten inwerken. Ze keek om zich heen en probeerde de tikkende klok te vergeten, haar vooropgezette meningen opzij te zetten. Een ondergrondse tunnel van rond 1890, met zorgvuldig dichtgemetselde nissen en daarin de lijken van zo'n zesendertig jonge mannen en vrouwen. Waar was dit geheel voor gebouwd? Ze keek naar Pendergast. Die zat nog aan de andere kant van de tunnel. Hij bekeek een dichtgemetselde muur en wrikte wat mortel los met een mesje.

Ze keerde terug naar de nis, noteerde zorgvuldig de positie van alle botten en alle kledingstukken. Twee broeken met lege zakken. Een jurkje: smerig, vol scheuren, zielig. Ze keek er beter naar. De jurk van een klein en rank meisje. Ze raapte de schedel daar vlakbij op. Een jonge vrouw, een tiener, hoogstens zestien of zeventien jaar oud. Ze voelde het afgrijzen opkomen: vlak daaronder lag haar haar, in lange, gouden vlechten, nog met het roze kanten lint eromheen. Ze bestudeerde de schedel: ook hier een bijzonder slecht gebit. Zestien, en nu al waren haar tanden aan het rotten. Het lint was van zijde, een veel betere kwaliteit dan de jurk: het moest haar mooiste bezit geweest zijn. Bij die glimp van menselijkheid verstarde ze even.

Toen ze naar een zak tastte, knisperde er iets onder haar vingers. Ze voelde aan de jurk en besefte dat het stuk papier niet in een zak zat, maar in de voering was genaaid. Ze begon de jurk uit de nis te trekken.

'Iets interessants gevonden, dr. Kelly?'

Ze schrok op van de stem van de patholoog-anatoom. Van Bronck. Zijn stem klonk nu heel anders: arrogant. Hij leunde over haar heen. Ze keek om. In haar concentratie had ze hem niet horen terugkomen. Pendergast stond bij de ingang van de onderaardse grafheuvel hevig te argumenteren met een aantal figuren in uniform, die van boven naar beneden staarden. 'Als je dit soort zaken interessant noemt,' zei ze. 'Ik weet dat u niet van de politie bent, dus dan moet u een forensisch expert van de fbi zijn.'

Nora kleurde. 'Ik ben geen arts. Ik ben archeoloog.'

Dr. Van Broncks wenkbrauwen schoten omhoog en er verscheen eensardonische glimlach op zijn gezicht. Hij had een perfect gevormde, kleine mond die eruitzag alsof hij door een renaissance-schilder op zijn gezicht was geschilderd. De lippen glinsterden toen hij de volgende woorden articuleerde. 'Aha. Geen arts. Dan moet ik uw collega verkeerd begrepen hebben. Archeologie. Aardig.' Ze had nog geen uur de tijd gehad; ze had niet eens een halfuur gehad.

Ze stopte het jurkje weer in de nis en schoof het in een stoffige spleet achterin. 'En hebt u zelf nog iets interessants gevonden, dokter?' vroeg ze zo nonchalant mogelijk.

'Ik zou u mijn rapport wel willen sturen,' zei hij. 'Maar ja, ik kan amper verwachten dat u dat zou begrijpen. Al dat vakjargon, ziet u.' Hij glimlachte, en ditmaal stond zijn gezicht helemaal niet vriendelijk.

'Ik ben nog niet klaar,' zei ze. 'Als ik zover ben, zal ik met alle genoegen verder met u praten.' Ze ging op weg naar de laatste nis. 'U kunt uw onderzoek voortzetten nadat ik de stoffelijke overschotten heb verwijderd.'

'U verwijdert helemaal niets totdat ik de gelegenheid heb gehad om het te bestuderen.'

'Zeg dat maar tegen hen daar.' Hij knikte naar iets achter haar rug. 'Ik weet niet waar u de indruk vandaan haalt dat dit een archeologische opgraving is. Gelukkig is de hele zaak intussen opgehelderd.' Nora zag een groep politiemensen naar de gang afdalen, met zware kisten voor bewijsmateriaal in hun handen. Al gauw was de ruimte vervuld van een kakofonie van gevloek, gegrom en luide stemmen. Pendergast was in geen velden of wegen meer te bekennen. Als laatste kwamen Ed Shenk en hoofdinspecteur Custer naar binnen. Zodra Custer haar zag, klauterde hij voorzichtig over het puin heen naar haar toe, met een horde agenten in zijn kielzog. 'Dr. Kelly, orders van het hoofdbureau,' zei hij snel en met hoge stem. 'Zeg maar tegen uw baas dat hij zich helaas vergist heeft. Dit is een ander soort plaats delict dan normaal, maar voor de huidige rechtsgang niet van belang, en al helemaal niet voor de fbi. Het is hier al meer dan honderd jaar oud.'

En we moeten aan het bouwen, dacht Nora met een blik op Shenk. 'Ik weet niet wie u had aangenomen, maar uw werk hier is voorbij. We nemen de stoffelijke overschotten mee naar het kantoor van de patholoog-anatoom. Wat er verder nog ligt, wordt verzameld en gedocumenteerd.'

De agenten lieten intussen de kluisjes voor het bewijsmateriaal op de grond zakken en de hele gang galmde van de holle dreunen. Depatholoog-anatoom trok rubberen handschoenen aan en begon botten uit de nissen te halen en in de kluizen te stoppen. Kleren en andere persoonlijke bezittingen smeet hij opzij. Er klonken stemmen door de steeds dichtere stofwolken heen. Lichtbundels priemden door het halfduister. De hele zaak werd voor haar ogen afgebroken. 'Mogen mijn mannen u naar buiten begeleiden, mevrouw?' vroeg Custer op overdreven beleefde toon. 'Ik kom er zelf wel uit,' antwoordde Nora.

Even was ze verblind door het zonlicht. Ze kuchte, ademde de frisse lucht in en keek om zich heen. De Rolls stond nog aan de overkant geparkeerd. En daar was Pendergast. Tegen de auto geleund stond hij op haar te wachten.

Ze beende het hek uit. Hij hield zijn hoofd iets schuin tegen de zon, en zijn ogen waren halfgesloten. In het heldere middaglicht leek zijn huid bleek en doorschijnend als albast.

'Die politieman had gelijk, neem ik aan?' zei ze. 'U hebt hier inderdaad niets te vertellen?'

Langzaam liet hij zijn kin naar zijn borst zakken. In zijn ogen lag een bedroefde blik. Nora voelde haar woede wegzakken. Hij haalde een zijden zakdoek uit zijn zak en bette zijn voorhoofd. Bijna zienderogen kreeg zijn gezicht de normale, uiterst neutrale uitdrukking terug. Hij antwoordde: 'Soms is er geen tijd om via de officiële kanalen te werken. Als we tot morgen hadden gewacht, was de hele site weggeweest. U ziet hoe snel Moegen-Fairhaven werkt. Als deze site inderdaad werd uitgeroepen tot opgraving van archeologische waarde, dan hadden ze wekenlang moeten wachten. En dat konden ze uiteraard niet toestaan.'

'Maar er liggen daar wel degelijk dingen van grote archeologische waarde!'

Pendergast knikte. 'Uiteraard. Maar de strijd is al verloren, dr. Kelly. En dat wist ik van tevoren.'

Als antwoord begon de grote gele graafmachine weer te brullen, met kuchende en grauwende motor. Uit alle auto's en bouwketen kwamen bouwvakkers te voorschijn. De blauwe kluisjes kwamen al door het gat naar buiten en werden in een ambulance geladen. De graafmachine hobbelde even en begaf zich met zware tred op weg naar het gat, met geheven graafbek. De ijzeren tanden kwijlden zand en grind.

'Wat hebt u gevonden?' vroeg Pendergast.

Ze aarzelde even. Moest ze hem vertellen over het stuk papier in de jurk? Waarschijnlijk was het niets en bovendien: het was er al niet meer.Ze scheurde de haastig neergekrabbelde notities uit het boekje en gaf het aan hem terug. 'Ik zal vanavond mijn algemene observaties voor u opschrijven,' zei ze. 'De lumbale wervels van de slachtoffers lijken opzettelijk geopend te zijn. Ik heb er een in mijn zak gestoken.'

Pendergast knikte. 'Er lagen massa's glasscherven in het zand. Ik heb er een paar meegenomen voor analyse.'

'Afgezien van de skeletten lagen er een paar muntjes in de nissen, uit 1872, 1877 en 1880. En wat spullen in de zakken van de kleding.'

'De huizen hier zijn gebouwd in 1897,' prevelde Pendergast met ernstige stem, bijna in zichzelf. 'Dat is dus onze terminus ante quem. De moorden hebben plaatsgevonden vóór 1897, en waarschijnlijk rond de data van de muriten in de jaren 1870, dus.' Achter hen kwam bijna Onhoorbaar een zwarte stretch ed limousine aanglijden, met getinte ramen die glinsterden in de zon. Een lange man in een schitterend antracietgrijs pak stapte uit, gevolgd door enkele anderen. De man liet zijn blik over de bouwplek glijden en belandde al snel bij Pendergast. Hij had een lang, smal gezicht met ogen die ver uiteen stonden, zwart haar en jukbeenderen zo hoog en hoekig dat ze wel met een bijl uitgehouwen leken. 'En daar is de heer Fairhaven zelf, om te kijken of er geen onnodige vertragingen meer optreden,' zei Pendergast. 'Volgens mij is dit het moment om te vertrekken.'

Hij opende het portier vtjor haar en klom achter haar aan. 'Dank u, dr. Kelly,' zei hij, nadat Hij de chauffeur had beduid dat die de motor kon starten. 'Morgeri spreken we elkaar weer. In een officiëlere hoedanigheid, neem ik aan.'

Toen ze langzaam het vei-keer van de Lower East Side in reden, keek Nora hem aan. 'Hoe wist u eigenlijk van deze opgraving? Hij is gisteren pas ontdekt.'

'Ik heb zo mijn contacten. Bijzonder nuttig bij mijn soort werk.' 'Dat wil ik wel geloven. Maar over contacten gesproken, waarom belde u daarstraks uw vriend de politiecommissaris niet nog een keer? Die zou u toch zeker gesteund hebben?' De Rolls zoefde East River Drive op, de machtige motor spinnend als een kat. 'Commissaris?' Pendergast knipperde even met zijn ogen terwijl hij haar aankeek. 'Ik ken helemaal geen commissaris.' 'Wie belde u daarstraks dan?'

'Gewoon, naar huis.' En even, heel even glimlachte hij.


De gruwelkamer
Section0001.xhtml
Section0103.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml