5
Custer leunde achterover in de enorme bureaustoel van zijn bureau in mediterrane stijl. Het was zaterdagochtend, kwart voor twaalf, en strikt genomen had hij momenteel uit moeten zijn met de bowlingclub of bier moeten drinken met zijn maats. Hij was districtshoofd, verdorie, geen rechercheur van de moordbrigade. Waarom moest hij verdomme op zaterdag komen opdraven? Volkomen zinloos geneuzel van de pr-afdeling. Hij had de hele ochtend alleen maar op zijn reet zitten luisteren naar het geratel van asbest in de verwarmingsbuizen. Een weekend waar niks mee mis was, volkomen verpest.
Maar die Pendergast was tenminste voorlopig uit de roulatie. Waar was die nou in godsnaam mee bezig geweest? Toen hij er O'Shaughnessy naar gevraagd had, had die nogal ontwijkend geantwoord. Je zou denken dat een agent met zo'n staat van dienst zichzelf eens een dienst zou bewijzen, dat hij intussen zou weten wat hijmoest likken, en wanneer. Nou, Custer had er genoeg van. Komende maandag zou hij die verwaande kwast eens streng toespreken. De zoemer op zijn bureau klonk, en Custer gaf er een boze klap óp. 'Wat nou weer? Ik zei toch dat ik niet gestoord wilde worden?' 'Commissaris Rocker op lijn één, hoofdinspecteur,' kwam Noyes' stem, zorgvuldig neutraal.
O god, holy shit, verdomme, dacht Custer. Zijn trillende vinger bleef even hangen boven het knipperende lichtje op zijn telefoon. Waarom belde de commissaris hém, in godsnaam? Hij had toch alles gedaan wat ze hem gevraagd hadden, de burgemeester, de baas, iedereen? Wat er ook was, zijn schuld was het niet... Met een dikke, bevende vinger drukte hij op de knop. 'Custer?' De droge stem van de commissaris klonk in zijn oor. 'Wat is er, meneer?' piepte Custer in een verlate poging om zijn stem dieper te laten klinken. 'Dat mannetje van jou. O'Shaughnessy.' 'Ja, meneer? Wat is er met O'Shaughnessy?'
'Ik vroeg me even iets af. Waarom wilde hij nou eigenlijk een kopie hebben van het forensische rapport van de patholoog-anatoom over die lijken uit Catherine Street? Heb jij daar toestemming voor gegeven?' De stem klonk zacht en vermoeid.
Wat was O'Shaughnessy nu in godsnaam weer aan het doen? vroeg Custer zich razendsnel af. Hij kon de waarheid vertellen, namelijk dat O'Shaughnessy kennelijk zijn orders had genegeerd. Maar dan stond hijzelf voor paal, als iemand die niet eens zijn eigen mensen in de hand had. Hij kon natuurlijk ook liegen. Hij koos voor die tweede, meer traditionele benadering. 'Commissaris?' zei hij met een nu min of meer mannelijke klank in zijn stem. 'Daar heb ik toestemming voor gegeven. We hadden hier namelijk geen kopie voor ons dossier. Een formaliteit, meer niet, om de puntjes op de i te zetten. We werken graag volgens de regels.' Het bleef een tijdje stil. 'Custer, aangezien je zo dol schijnt te zijn op spreekwoorden en gezegden: ken je de uitdrukking "geen slapende honden wakker maken"?' 'Jazeker, meneer.'
'Ik dacht dat de burgemeester duidelijk had gemaakt dat we die speciale slapende hond niet wakker zouden maken.' Rocker klonk niet alsof hij groot vertrouwen had in het oordeel van de burgemeester. 'Ja, meneer.'
'O'Shaughnessy is toch niet op eigen houtje bezig, Custer? Hij is toch niet toevallig die fbi-agent aan het helpen terwijl hij op die zaak zit of wel?''Het is een goede politieman, loyaal en gezagsgetrouw. Ik heb hem gevraagd om dat rapport op te halen.'
'In dat geval ben ik verbaasd over je, Custer. Je weet toch zeker dat iedere agent toegang heeft tot dat rapport zodra het eenmaal op het bureau ligt? En dan is het nog maar één stap naar de drempel van de New York Times.''
'Het spijt me, meneer. Daar had ik niet bij stilgestaan.' 'Je stuurt dat rapport, alle kopieën van dat rapport, naar me terug. Persoonlijk. Per koerier. Begrijp je me? Er mag niet één exemplaar achterblijven op het bureau.'
'Ja, meneer.' Jezus, hoe moest hij dat aanpakken? Hij zou het bij O'Shaughnessy moeten gaan ophalen, de hufter. 'Ik krijg het griezelige gevoel, Custer, dat je de ernst van de situatie niet helemaal inziet. Die toestand aan Catherine Street heeft niets te maken met enig crimineel onderzoek. Dat is een historische aangelegenheid. Dat forensische rapport is eigendom van Moegen-Fairhaven. Privé-eigendom. Ze hebben ervoor betaald en de lijken zijn gevonden op hun terrein. Die stoffelijke overschotten zijn netjes begraven, met een kerkdienst en al, allemaal geregeld door MoegenFairhaven. Einde verhaal. Volg je me nog?' 'Jazeker, meneer.'
'Moegen-Fairhaven is goed bevriend met de burgemeester zoals de burgemeester me uitgebreid heeft uitgelegd en de heer Fairhaven zelf is druk bezig om ervoor te zorgen dat hij wordt herkozen. Maar als deze hele toestand nog erger wordt, zal Fairhaven misschien niet meer zo enthousiast zijn. Misschien kiest hij er dan voor zijn steun in te trekken. Misschien gaat hij dan zelfs achter de tegenkandidaat staan.'
'Ik begrijp het, meneer.'
'Mooi. En intussen loopt er een psychopaat rond, die zogenaamde Chirurg, die mensen aan mootjes hakt. Als je je daar nou eens mee bezighield, Custer, zou ik je bijzonder dankbaar zijn. Tot ziens.' Er klonk een klik toen de verbinding plotseling verbroken werd. Custer ging rechtop zitten, zijn hamachtige gestalte bevend, en greep de telefoon. Hij slikte, bracht zijn trillende stem onder controle en drukte op de zoemer op zijn bureau. 'Bel O'Shaughnessy voor me. Doe wat maar nodig is, radio, noodfrequentie, mobiel, privénummer, wat dan ook.'
'O'Shaughnessy heeft geen dienst, meneer,' zei Noyes. 'Dondert niet. Bel hem.'
'Goed, meneer.' En krakend viel de lijn weer stil.