6
Custer observeerde de verdachte hij was hem alvast de verdachte gaan noemen met diepe tevredenheid. De man stond in zijn kantoor, met zijn handen achter zijn rug geboeid, zijn zwarte vlinderdas scheef en zijn witte overhemd gekreukt, zijn haar in de war en donkere zweetkringen onder zijn oksels. Hoogmoed komt voor de val, dacht hij. Hij had het een hele tijd volgehouden, had die arrogante, ongeduldige fagade een hele tijd in stand gehouden. Hij had nooit gedacht dat dit hem werkelijk kon overkomen. Die handboeien, die hadden het hem gedaan, dacht Custer. Hij had het al zo vaak zien gebeuren, met mannen die heel wat harder waren dan Brisbane. Er zat iets in de koele greep van het staal rond de polsen, het besef gearresteerd en hulpeloos te zijn, gevangen, dat voor sommige mensen onverdraaglijk was.
Het ware, zuivere politiewerk was hiermee ten einde nu was het slechts nog een kwestie van alle kleine details van het bewijsmateriaal verzamelen. Dat konden de lagere rangen doen. Custer zelf kon uit beeld verdwijnen. Hij keek naar Noyes en zag bewondering in het kleine hondengezicht. Toen richtte hij zich naar de dader.
'Nou, Brisbane,' zei hij, 'zo valt het allemaal op z'n plek, nietwaar?' Brisbane keek hem niet-begrijpend aan.'Moordenaars denken altijd dat ze slimmer zijn dan de rest. Vooral de politie. Maar goed beschouwd, Brisbane, heb je het niet zo heel erg slim gespeeld. Die vermomming gewoon hier op kantoor bewaren, bijvoorbeeld. En dan die kwestie van al die getuigen. Proberen bewijsmateriaal te verbergen, liegen over hoe vaak je in het archief was geweest. Slachtoffers vermoorden die je zo dicht bij je werk vindt, en zo dicht bij je woning. En dat is nog lang niet alles.' De deur ging open en een agent in uniform gaf Custer een fax. 'En hier komt nog een feitje. Ja, die kleine feitjes kunnen zo hinderlijk zijn.' Hij las het bericht. 'Aha. Nu weten we hoe je aan die medische kennis komt, Brisbane. Een jaar medicijnen aan Yale.' Hij gaf de fax aan Noyes. 'In het tweede jaar overgestapt op geologie, en toen op rechten.' Custer schudde nogmaals zijn hoofd, verwonderd over de bodemloze stommiteit van misdadigers. Uiteindelijk zag Brisbane kans iets te zeggen. 'Ik ben geen moordenaar! Waarom zou ik die mensen vermoorden?' Custer haalde met een filosofisch gebaar zijn schouders op. 'Precies de vraag die ik jou ook heb gesteld. Maar goed, waarom plegen seriemoordenaars moorden? Waarom moordde Jack de Ripper? Of Jeffrey Dahmer? Dat is een vraag voor de psychiaters. Of voor God, misschien.'
Bij die woorden richtte Custer zich weer tot Noyes. 'Regel een persconferentie voor middernacht. One, Police Plaza. Nee, wacht even: we doen het op de trappen voor het museum. Bel de commissaris, bel de pers. En vooral: bel de burgemeester op zijn privélijn naar Gracie Mansion. Dit is een telefoontje waarvoor hij maar al te graag uit bed zal komen. Zeg maar dat we de Chirurg te pakken hebben.' 'Jazeker, meneer!' zei Noyes, en hij begon weg te lopen. 'Mijn god, de publiciteit...' Brisbanes stem klonk hoog, verstikt. 'Hoofdinspecteur, dit gaat u uw baan kosten...' Hij verstomde van angst en woede en kon niet verder spreken.
Maar Custer luisterde niet. Hij had nog een meesterzet in gedachten. 'Wacht even!' riep hij naar Noyes. 'Zorg ervoor dat de burgemeester beseft dat hij de ster van de hele vertoning wordt. We laten hem de aankondiging doen.'
Toen de deur dichtsloeg, richtte Custer zijn gedachten op de burgemeester. Over een week waren de verkiezingen. Hij kon wel wat hulp gebruiken. Het was een slimme zet om hem die aankondiging te laten doen, bijzonder slim. Het gerucht ging dat na de herverkiezing de baan van hoofdcommissaris vrij kwam. En je kon natuurlijk altijd hopen.