7
Toen de patrouillewagen waarin hoofdinspecteur Sherwood Custer zat, de hoek van Doyers Street om kwam, staarde hij door de voorruit. Hij verstrakte bij de aanblik van een rumoerige groep verslaggevers. Het waren er niet veel, maar hij zag nu al dat dit de ergsten in hun soort waren.
Noyes reed de auto naar de stoeprand en Custer opende zijn portier en hees zijn lijf de straat op. Zodra hij het huis naderde, begonnen de verslaggevers naar hem te roepen. En daar was die allerergste, die Smithbutt of hoe heette hij ook weer. Die stond te ruziën met de uniformagent op de voordeurtreden. 'Het is niet eerlijk!' riep hij op hevig verontwaardigde toon. Zijn enorme kuif stond recht overeind op zijn hoofd. 'Als je hém binnenlaat, moet je mij ook binnenlaten!'
De agent negeerde hem en deed een stap opzij zodat Custer het gele lint met het opschrift plaats delict kon passeren. 'Hoofdinspecteur Custer!' riep de verslaggever naar hem: 'Commissaris Rocker weigert commentaar tegenover de pers. Kunt u iets zeggen over de zaak?'
Custer reageerde niet. De commissaris, dacht hij. De commissaris was er. Hij zou ontzettend op zijn kop krijgen. Geen slapende honden wakker maken, had hij nog zo gezegd. Custer had de hond niet alleen wakker gemaakt, maar zich in zijn zitvlak laten bijten. Dankzij O'Shaughnessy.
Bij de deur werd zijn naam geregistreerd en kon hij naar binnen, met Noyes op zijn hielen. Snel liepen ze de trap af naar het souterrain. Het eerste dat Custer opviel toen hij over de drempel stapte, was een groot gat met bergen zand eromheen. De gebruikelijke fotografen en lampen. Overal liepen laboratoriummensen rond, met een patholoog-anatoom en een paar onbekenden. En daar was de commissaris.
De commissaris keek op en zag hem. Er verscheen een trek van ongenoegen op zijn gezicht. 'Custer!' riep hij met een wenkend gebaar. 'Ja, meneer.' Custer slikte en klemde zijn kaken op elkaar. Nu kwam het dan. 'Gefeliciteerd.'
Custer verstrakte. Rockers sarcasme was een veeg teken. En dat ten overstaan van al die mensen.
'Het spijt me, meneer. Dit was van begin tot eind een ongeautoriseerde actie en ik zal er persoonlijk op toezien dat...' Hij voelde de arm van de commissaris om zijn schouder glijden, voelde hoe de commissaris hem dichterbij trok. Custer rook de verschaalde koffie in zijn adem. 'Custer?' 'Ja, meneer?'
'Luister even,' mompelde de commissaris. 'En hou je mond. Ik stahier niet om excuses aan te horen. Ik ga jou de leiding over het onderzoek geven.'
Dit was een wel héél slecht teken. Hij was wel eerder het slachtoffer geweest van het sarcasme van de commissaris, maar zo erg als nu was het nooit geweest. Nooit.
Custer knipperde met zijn ogen. 'Het spijt me echt, commissaris...' 'Je luistert niet, hoofdinspecteur.' Nog steeds met zijn arm om Custers schouder stuurde hij hem uit de buurt van de massa, naar de achterkant van het kleine appartement. 'Ik begrijp dat jouw mannetje, die O'Shaughnessy, betrokken was bij deze opgraving.' 'Jazeker, en ik zal hem streng...' 'Hoofdinspecteur, mag ik even uitpraten?' 'Ja, meneer.'
'De burgemeester heeft me vanochtend al tweemaal gebeld. Hij is dolblij.' 'Dolblij?' Custer wist niet of dit meer sarcasme was of iets nog ergers.
'Dolblij. Hoe meer aandacht wordt afgeleid van de nieuwe moorden, des te blijer is hij. Nieuwe moorden zijn heel slecht voor iemands populariteitscijfers. Dankzij deze ontdekking ben jij de politieman van de dag. Althans, voor de burgemeester.' Stilte. Custer begreep dat Rocker de gunstige mening van de burgemeester niet helemaal deelde.
'Is dat dus overduidelijk, hoofdinspecteur? Dit is nu officieel jóuw zaak.'
'Wat voor zaak?' Even was Custer verward. Gingen ze nu ook een officieel onderzoek instellen naar die verjaarde moorden? 'De zaak van de Chirurg.' Rocker maakte een geringschattend gebaar naar het gapende gat met de skeletten. 'Dit is niks. Dit is archeologie. Dit is geen zaak.' 'Aha. Dank u, meneer,' antwoordde Custer.
'Je hoeft mij niet te bedanken. Bedank de burgemeester maar. Het was zijn, eh, suggestie dat jij de zaak zou overnemen.' Rocker liet zijn arm van Custers schouder glijden. Daarna deed hij een stap achteruit om de inspecteur goed te kunnen opnemen. 'Denk je dat je het aankunt?'
Custer knikte. Het verdoofde gevoel begon weg te zakken. 'Het eerste wat je moet doen, is de schade beperken. Deze oude moorden geven je een dag, misschien twee, voordat de aandacht van het publiek weer op de Chirurg wordt gericht. Misschien vindt de burgemeester het prettig als die moorden uit een vorige eeuw in de schijnwerpers staan, maar ik niet. Daar krijgt de imitator maar weernieuwe ideeën van.' Hij gebaarde met zijn duim over zijn schouder.
'Ik heb Bryce Harriman binnengelaten. Ken je die?' 'Nee.' 'Dat was de eerste die de vinger legde op die imitatiemoorden. Die moeten we in het oog houden. We geven hem een exclusief interview, maar we moeten toezicht houden op de info die hij krijgt. Oké?' 'Ja, meneer.'
'Mooi. Het is een aardige vent, makkelijk. Hij staat voor te wachten. Vergeet niet dat het gesprek alleen over die oude botten mag gaan, over deze opgraving. Niet over de Chirurg of de nieuwe moorden. Misschien haalt het grote publiek die twee zaken door elkaar, maar wij weten wel beter.'
Custer wilde teruglopen naar de woonkamer, maar Rocker legde een hand op zijn schouder.
'En hoofdinspecteur? Als je klaar bent met Harriman, zou ik willen voorstellen dat je aan het werk gaat met die nieuwe zaak van je. Metéén. Grijp die moordenaar. Je wilt toch zeker niet dat er een zoveelste lijk opduikt, of wel? Ik zei al, je hebt een heel klein beetje ademruimte gekregen. Maak daar gebruik van.' 'Ja, meneer.'
Rocker bleef hem van onder gefronste wenkbrauwen aankijken. Toen gromde hij even, knikte en gebaarde dat Custer hem moest voorgaan.
In de woonkamer was het, zo mogelijk, nog drukker dan een paar minuten tevoren. Op een teken van de commissaris kwam er een lange, slanke man uit de schaduwen lopen: een hoornen bril, achterover gekamd haar, een tweedjasje, blauw oxfordhemd, instappers. 'Meneer Harriman?' zei Rocker. 'Dit is hoofdinspecteur Custer.' Harriman schudde Custers hand met een ferme greep. 'Fijn u persoonlijk te ontmoeten, meneer.'
Custer schudde 's mans hand. Ondanks zijn instinctieve wantrouwen jegens de pers waardeerde hij de respectvolle houding van de man. Beleefd. Wanneer had hij voor het laatst zo'n beleefde verslaggever gesproken?
De commissaris keek ernstig van de een naar de ander. 'Als u me wilt excuseren, hoofdinspecteur? Ik moet terug naar het hoofdbureau.'
Custer knikte. 'Natuurlijk, meneer.' Hij keek de brede rug van zijn superieur na toen die door de deur verdween.
Plotseling stond Noyes met uitgestoken hand voor Custer. 'Mag ik u als eerste gelukwensen, meneer?'Custer schudde de slappe hand. Toen wendde hij zich weer tot Harriman, die stond te grijnzen met zijn hoornen bril en keurig geknoopte das onder de button-down-kraag. Een watje, geen twijfel mogelijk. Maar een bruikbaar watje. De gedachte kwam bij Custer op dat als hij Harriman een exclusief interview gaf, die andere hinderlijke journalist, die daar nog buiten op straat stond te schreeuwen, meteen een toontje lager zou zingen. Dat zou hem ophouden zodat ze althans voorlopig van hem af waren. Het was verfrissend om te zien hoe snel hij in zijn nieuwe taak groeide. 'Hoofdinspecteur Custer?' zei de man, notitieboek in de aanslag. 'Ja?'
'Mag ik u een paar vragen stellen?' Custer maakte een grootmoedig gebaar. 'Vraagt u maar.'