12

O'Shaughnessy volgde Pendergast over een rode traploper naar de gigantische, bronzen deur van het museum. Hij wist zeker dat ieders blikken op hem waren gevestigd. Hij voelde zich een idioot in dat politie-uniform. Hij liet zijn hand doelloos naar zijn pistool glijden en constateerde tot zijn genoegen dat een man met een smoking hem een onmiskenbaar nerveuze blik toewierp. Verder troostte hij zich met de gedachte dat deze idiote vertoning hem overuren opleverde en overuren van hoofdinspecteur Custer waren een hele uitzondering.

Langs de hele Museum Drive stopten auto's om beroemde en bijnaberoemde mensen uit te laden. Fluwelen koorden hielden een kleine, troosteloos ogende groep fotografen en journalisten op afstand. De camera's flitsten niet echt vaak, en een busje met het logo van een lokale tv-zender was al bezig in te pakken voor vertrek. 'Die opening van de nieuwe Primatenzaal is heel wat kleiner dan andere openingen die ik weieens heb bijgewoond,' zei Pendergast met een blik in de rondte. 'Zouden de mensen soms genoeg krijgen van al die feesten? Er zijn er ook zoveel, tegenwoordig.' 'Primaten? Zouden al die mensen belangstelling hebben voor apen?' 'Volgens mij komen de meesten hier voor de primaten buiten de vitrines.'

'Haha, leuk hoor.'

Ze liepen de deur door en staken de grote rotonde over. Tot voor twee dagen was O'Shaughnessy sinds zijn kinderjaren niet meer in het museum geweest. Maar daar waren de dinosaurussen weer, net als vroeger. En daarachter een kudde olifanten. Het rode tapijt en de fluwelen koorden leidden hen verder, dieper het gebouw in. Langs de route stonden glimlachende jongedames die wezen, knikten, verduidelijkten waar ze heen moesten. Bijzonder aardige jongedames. O'Shaughnessy besloot dat het raadzaam was om een keer terug te gaan naar het museum, als hij geen dienst had. Ze kwamen door de Afrika-zaal, liepen onder een enorm deurkozijn met olifantsslagtanden door en kwamen aan in een grote feestzaal.Talloze tafeltjes met votiefkaarsen stonden her en der, en langs een van de wanden was een gigantisch buffet aangericht, met aan weerszijden een goed voorziene bar. Aan de overkant van de zaal was een podium gebouwd. In een van de hoeken zat een strijkkwartet ijverig een Weense wals te zagen. O'Shaughnessy luisterde ongelovig. Jemig, wat waren ze slecht. Maar gelukkig was het niet Puccini die ze om zeep aan het helpen waren. De zaal was bijna leeg.

Bij de deur stond een man met een manische blik in zijn ogen en een groot naambord onder zijn witte anjer. Zodra hij Pendergast zag, repte hij zich naar hem toe en greep zijn hand met bijna koortsige dankbaarheid. 'Harry Medoker, hoofd Public Relations. Fijn dat u gekomen bent, meneer, heel fijn. Ik denk dat u de nieuwe zaal fantastisch zult vinden.'

'Het gedrag van primaten is mijn specialisme.' 'Ach! Dan bent u hier op de juiste plek.' De pr-man ving een glimp op van O'Shaughnessy en verstarde halverwege het pompen van Pendergasts hand. 'Sorry, agent. Is er een probleem?' Alle hartelijkheid was uit zijn stem verdwenen.

'Ja,' zei O'Shaughnessy op zijn meest dreigende toon. De man boog zich naar hem over en sprak op uiterst onhartelijke toon: 'Dit is een besloten opening, agent. Het spijt me, maar u kunt hier niet komen. We hebben geen externe beveiliging nodig...' 'O nee? Dan kan ik je wel zeggen, Harry, dat ik hier ben vanwege dat akkefietje met de museum-cocaïneconnectie.'' 'De museum-cocaïneconnectie?' Medoker zag eruit of hij ieder moment een hartaanval kon krijgen.

'O'Shaughnessy,' klonk Pendergasts vriendelijke terechtwijzing. O'Shaughnessy klopte de man even op de schouders. 'Geen woord hierover. Stel je voor wat de pers hiermee zou doen. Denk aan het museum, Harry.' Bleek en trillend bleef Medoker achter. 'Vreselijk, er is geen respect meer voor het blauw op straat,' zei O'Shaughnessy.

Even keek Pendergast hem ernstig aan. Toen knikte hij naar het buffet. 'U mag waarschijnlijk niet drinken tijdens het werk, maar ik geloof niet dat er ooit iets is gezegd over blini's met kaviaar.' 'Wat met kaviaar?'

'Kleine boekweitpannenkoekjes met crème fraïche en kaviaar. Verrukkelijk.'

O'Shaughnessy huiverde. 'Ik hou niet van rauw vissenei.' 'Maar waarschijnlijk hebt u het echte spul nooit gegeten, agent. Probeer er eens een. Heel wat verteerbaarder dan een aria uit Die Walkü-re, kan ik u verzekeren. Maar er is ook gerookte steur, ganzenlever, Parmezaanse ham en damariscotta-oesters. Het museum serveert uitmuntende buffetten.' 'Geef mij maar aardappels met jus.' 'Die kun je overal krijgen.'

Langzaam druppelden meer bezoekers de zaal binnen, maar nog steeds was het niet echt druk. O'Shaughnessy volgde Pendergast naar het buffet. Hij omzeilde de bergen kleverige, grijze visseneitjes. In plaats daarvan greep hij een paar plakken ham, sneed een blok brie af, pakte een paar stukken stokbrood en maakte een stel miniatuur ham-kaassandwiches voor zichzelf. De ham was aan de droge kant en de kaas smaakte iets naar ammonia, maar in grote lijnen was het eetbaar.

'U hebt een bespreking gehad met hoofdinspecteur Custer, geloof ik?' informeerde Pendergast. 'Hoe verliep die?' O'Shaughnessy schudde al kauwend zijn hoofd. 'Niet al te best.' 'Ik neem aan dat er een afgezant van de burgemeester bij was.' 'Mary Hill.'

'Aha, mevrouw Hill. Ik had het kunnen weten.' 'Hoofdinspecteur Custer wilde weten waarom ik niets gezegd had over het dagboek, waarom ik had gezwegen over de jurk, waarom ik die brief niet had vermeld. Maar dat stond allemaal in het rapport alleen had Custer dat niet gelezen. Dus uiteindelijk heb ik het wel overleefd.' Pendergast knikte.

'Bedankt dat u me hebt geholpen bij het afmaken van dat rapport. Anders had ik een zoveelste douw gekregen.' 'Wat een pittoreske uitdrukking.' Pendergast keek over O'Shaughnessy's schouder. 'Agent, ik wil u graag voorstellen aan een oude bekende van me. William Smithback.'

O'Shaughnessy draaide zich om en zag een slungelige, onhandig ogende man bij het buffet staan, met een kuif die dwars tegen de wetten van de zwaartekracht in recht overeind op zijn hoofd stond. Hij had een slechtzittende smoking aan en leek geconcentreerd bezig zo snel mogelijk zoveel mogelijk eten op zijn bord te laden. Hij keek op, zag Pendergast en schrok zichtbaar. Onrustig keek hij om zich heen, alsof hij op zoek was naar mogelijke vluchtwegen. Maar de fbi-agent schonk hem een bemoedigende glimlach, en Smithback kwam ietwat onwillig hun kant uit.

'Agent Pendergast,' zei Smithback met diepe, nasale stem. 'Wat een verrassing.'

'Zegt u dat wel, meneer Smithback. Ik neem aan dat u het goedmaakt?' Hij greep Smithbacks hand en schudde die. 'Hoe lang is dat nu geleden?'

'Een hele tijd,' zei Smithback, met een uitdrukking alsof het voor hem nog veel langer had mogen duren. 'Wat doet u in New York?' 'Ik heb hier een appartementje.' Pendergast liet de hand los en nam de journalist van kop tot teen op. 'Ik zie dat u bent gepromoveerd naar Armani, meneer Smithback,' zei hij. 'Een heel wat betere snit dan die confectiepakken die u voorheen droeg. Maar als u echt een stap richting een serieuze garderobe wilt zetten, mag ik dan Brioni of Ermenegildo Zegna adviseren?'

Smithback opende zijn mond om te reageren, maar Pendergast sprak verder alsof hij niets merkte. 'Ik heb trouwens laatst nog iets gehoord van Margo Green. Die zit nu in Boston, ze werkt voor GeneDyne. Ik moest u de groeten doen.'

Smithback opende opnieuw zijn mond, maar bedacht zich. 'Dank u,' wist hij even later uit te brengen. 'En... en D'Agosta? Hebt u daar nog contact mee?'

'Ook naar het noorden vertrokken. Hij woont tegenwoordig in Canada en schrijft politiethrillers onder het pseudoniem Campbell Dirk.'

'Dan moet ik eens iets van hem lezen.'

'Hij is nog niet echt bekend, niet zoals u, meneer Smithback, maar ik moet zeggen dat zijn boeken leesbaar zijn.' Intussen was Smithback volledig hersteld van de schrik. 'En de mijne niet?'

Pendergast neeg zijn hoofd. 'Ik moet bekennen dat ik nog nooit een boek van u heb gelezen. Is er een dat u in het bijzonder aanraadt?' 'Bijzonder grappig,' zei Smithback, terwijl hij met gefronste wenkbrauwen om zich heen keek. 'Ik vraag me af of Nora nog komt.' 'Dus u hebt dat artikel geschreven?' vroeg O'Shaughnessy. Smithback knikte. 'Heeft voor heel wat ophef gezorgd, nietwaar?' 'Ik geloof niet dat er iemand is die het niet gelezen heeft,' zei Pendergast droog.

'En terecht. Een negentiende-eeuwse seriemoordenaar die hulpeloze kinderen uit werkhuizen ontvoert en verminkt, en dat allemaal vanwege een of ander experiment om zijn eigen armzalige leven te verlengen. Ik kan u wel zeggen dat er Pulitzer-prijzen zijn toegekend voor minder dan zoiets.' Er kwamen nu meer mensen binnen, en het werd aanzienlijk rumoeriger in de zaal.

'De Amerikaanse archeologenvereniging eist een onderzoek naar de vernietiging van de opgraving. Ik heb vernomen dat ook de vakbond vragen stelt. Nu de verkiezingen eraan komen is de burgemeester inhet defensief gedrongen. Zoals u zich kunt voorstellen was MoegenFairhaven niet bijzonder blij met de hele gang van zaken. En als je het over de duivel hebt...'

'Wat?' zei Smithback, zichtbaar verrast door deze onverwachte opmerking.

'Anthony Fairhaven,' zei Pendergast, met een hoofdbeweging naar de ingang.

O'Shaughnessy volgde zijn blik. De man in de deuropening was veel jonger dan hij verwacht had; fit, met het soort figuur dat je zou verwachten van een fietser of een marathonloper: mager en atletisch. Zijn smoking zat hem als gegoten; het leek alsof hij in die outfit geboren was. Nog verbazingwekkender was het gezicht. Een open gezicht, een eerlijk gezicht. Niet het gezicht van de hebzuchtige geldwolf van een projectontwikkelaar die Smithback in zijn artikel had afgeschilderd. En toen, als klap op de vuurpijl, keek Fairhaven hun kant uit, zag hun blikken en glimlachte breed naar hen voordat hij verder de zaal in liep.

Er klonk een gesis over de luidsprekers en de 'Geschichten aus dem Wienerwald' stierven een rafelige dood. Op het podium stond iemand de microfoons te controleren. Hij trok zich terug, en de menigte viel stil. Even later beklom een tweede man, met een formeel pak aan, het podium en liep naar de microfoon toe. Hij zag er ernstig, intelligent, rijk, waardig en op zijn gemak uit. Kortom, hij vertegenwoordigde alles waaraan O'Shaughnessy de pest had. 'Wie is dat?' vroeg hij.

'De hooggeleerde dr. Frederick Collopy,' zei Pendergast. 'Directeur van het museum.'

'Zijn vrouw is pas negenentwintig,' fluisterde Smithback. 'Dat is toch niet te geloven? Het is een wonder dat hij überhaupt de weg nog weet naar... kijk, daar is ze.' Hij wees naar een jonge, bijzonder aantrekkelijke vrouw naast het podium. In tegenstelling tot de andere vrouwen, die allen in het zwart leken te gaan, droeg zij een smaragdgroene lange jurk met een elegante, diamanten tiara. Het was een adembenemende combinatie. 'O, god,' ademde Smithback. 'Wat een stuk.'

'Ik hoop dat hij een reanimatieset naast z'n bed heeft staan,' prevelde O'Shaughnessy.

'Ik ga hem dadelijk maar even mijn telefoonnummer geven. Stel dat hij een keer buiten adem raakt, dan kan ik misschien voor hem invallen.'

'Goedenavond, dames en heren,' begon Collopy. Hij had een lage, zware stem zonder veel intonatie. 'Als jongeman ondernam ik ooitde herclassificatie der Pongidae, de mensapen...' De gesprekken in de zaal waren bijna, maar niet helemaal, verstomd. De aanwezigen leken meer belangstelling te hebben voor het eten en drinken dan voor dit verhaal over apen, dacht O'Shaughnessy. 'En daarbij zag ik me gesteld voor een probleem: waar hoorde de mens thuis? Horen wij tot de Pongidae of niet? Zijn wij een mensaap of zijn we iets bijzonders? Dit was de vraag waarvoor ik me gesteld zag...'

'Daar komt dr. Kelly,' zei Pendergast.

Smithback draaide zich met een enthousiaste, verwachtingsvolle en nerveuze blik om. Maar de lange, koperharige vrouw beende hem voorbij zonder ook maar een blik in zijn richting te werpen en liep recht op de buffettafel af.

'Hé, Nora, ik probeer je al de hele dag te bereiken!' O'Shaughnessy keek de schrijver even na toen hij achter haar aan holde en richtte daarna zijn aandacht weer op zijn sandwiches met ham en kaas. Hij was blij dat hij dit soort dingen niet dagelijks hoefde te doen. Hoe hielden ze het uit? Een beetje doelloos staan kletsen met mensen die je nog nooit had gezien en waarschijnlijk van je levensdagen niet nog een keer zou tegenkomen, proberen een greintje belangstelling op te brengen voor hun onzinnige meningen, en dat alles tegen een achtergrond van breedsprakige speeches. '... onze nauwste in leven zijnde verwanten...'

Smithback kwam alweer terug. De revers van zijn smoking zaten vol vissenei en crème fraïche. Hij zag er verslagen uit. 'Ongelukje?' informeerde Pendergast droog.

O'Shaughnessy keek even en zag Nora recht achter de verdwijnende Smithback aan komen. Ze keek niet blij. 'Nora...' begon Smithback opnieuw.

Nu ging ze met woedend gezicht tot de aanval over. 'Hoe kón je? Ik had je die informatie in vertrouwen gegeven!' 'Maar, Nora, ik deed het voor jou. Snap je dat dan niet? Nu kunnen ze je niets meer...'

'Idioot. Nu kan ik een echte carrière hier wel op mijn buik schrijven. Na Utah en alles wat daar gebeurd is, en nu het Lloyd-museum gesloten is, was dit mijn laatste kans. En die heb jij voorgoed verpest!' 'Nora, als je de zaken nu even vanuit mijn standpunt...' 'Je had het belóófd! En ik vertrouwde je! God, ik kan het niet geloven; ik kan het verder wel bekijken.' Ze wendde haar blik af maar keek hem even later met verdubbelde woede aan. 'Was dat soms een soort wraakactie omdat ik die flat niet wilde huren?''Nee, nee, Nora, juist het tegenovergestelde. Ik wilde je juist hélpen. Ik zweer het je, over een poosje zul je me dankbaar...' De stakker zag er zo hulpeloos uit dat O'Shaughnessy medelijden met hem kreeg. Hij was zichtbaar verliefd op die vrouw en hij had het al even zichtbaar volledig verknald. Plotseling sloeg ze haar klauwen uit naar Pendergast. 'En u!' Pendergast hief zijn wenkbrauwen op en legde voorzichtig een blini terug op zijn bord.

'Een beetje door het museum rondsluipen, inbreken, achterdocht zaaien. U hebt die hele zaak aan het rollen gebracht.' Pendergast boog. 'Als ik u enig ongemak berokkend heb, dr. Kelly, dan spijt me dat oprecht.'

'Ongemak? Ze kunnen me wel villen. En het stond allemaal in de krant. Ik kan jullie wel vermoorden! Stuk voor stuk!' Ze was steeds harder gaan praten, en nu keken de mensen naar haar in plaats van naar de man op het podium, die nog steeds verder neuzelde over de classificatie van zijn mensapen.

Toen zei Pendergast: 'Glimlachen. Onze grote vriend Brisbane staat te kijken.'

Nora keek over haar schouder. O'Shaughnessy volgde haar blik naar het podium en zag een verzorgde man lang, glanzend en met achterover gekamd donker haar naar hen staan staren. Hij keek niet direct tevreden.

Nora schudde haar hoofd en dempte haar stem. 'Jezus, ik mag niet eens met jullie praten. Jullie hebben me echt in een onvoorstelbaar moeilijk parket gebracht.'

'En toch moeten wij praten, dr. Kelly, u en ik,' zei Pendergast zachtjes. 'Ik stel voor, morgenavond om zeven uur bij Ten Ren's Tea & Ginseng Company, Mott Street 75. Alstublieft.' Nora wierp hem een woedende blik toe en beende weg. Meteen kwam Brisbane op hoge poten aanlopen. Hij ging recht voor hen staan en zei op kille toon: 'Wat een aangename verrassing. De fbi-man, de politieagent en de verslaggever. Een onzalig driemanschap zoals je niet dagelijks ziet.'

Pendergast boog even het hoofd. 'En hoe maakt u het zelf, meneer Brisbane?'

'O, met mij gaat het geweldig.' 'Dat doet me genoegen.'

'Ik herinner me niet dat een van u voorkwam op de gastenlijst. Vooral u niet, meneer Smithback. Hoe bent u langs de beveiliging geglibberd?'

Pendergast glimlachte en zei vriendelijk: 'Agent O'Shaughnessy enik zijn hier als vertegenwoordigers van de lange arm. En meneer Smithback welnu, ik weet zeker dat hij niets liever zou willen dan op straat gesmeten worden. Wat zou dat een fantastisch vervolg opleveren op zijn artikel in de Times van vandaag.' Smithback knikte. 'Dank u. Ik zou het zeer waarderen.' Brisbane stond als aan de grond genageld, de glimlach bevroren op zijn gezicht. Hij keek van Pendergast naar Smithback. Zijn blik gleed langs Smithbacks besmeurde smoking. 'Heeft uw moeder u nooit verteld dat kaviaar iets is om te eten, niet om het overhemd mee in te smeren?' En met die woorden liep hij weg. 'Imbeciel,' mompelde Smithback.

'U mag hem niet onderschatten,' antwoordde Pendergast. 'Hij heeft Moegen-Fairhaven, het museum en de burgemeester achter zich. En hij is beslist geen imbeciel.'

'Dat zal wel. Alleen ben ik toevallig wel verslaggever voor de New York Times.'' 'Als u maar nooit de vergissing begaat te denken dat die verheven positie u beschermen kan.'

'... en nu wil ik dan, zonder verdere omhaal, de jongste creatie van het museum onthullen, de Primatenzaal...'

O'Shaughnessy keek hoe het lint naast het podium met een enorme schaar werd doorgeknipt. Er klonk enig applaus en daarna ontstond een soort algemene stroming in de richting van de open deuren naar de zaal daarachter. Pendergast keek hem aan. 'Zullen we?' 'Waarom niet?' Alles was beter dan hier zomaar wat staan. 'Ik niet,' zei Smithback. 'Ik heb genoeg tentoonstellingen in die tent hier gezien voor de rest van mijn leven.'

Pendergast draaide zich om en greep de hand van de verslaggever. 'Ik weet zeker dat we elkaar weer zullen tegenkomen. Binnenkort.' O'Shaughnessy kreeg bijna de indruk dat Smithback even angstig met zijn ogen knipperde.

Even later waren ze de deuren door. Het publiek dwaalde door de ruime zaal, die voorzien was van diorama's van opgezette chimpansees, gorilla's, orang-oetans en diverse apen en lemuren, weergegeven in hun natuurlijke habitats. Tot zijn eigen verbazing besefte O'Shaughnessy dat het een fascinerende tentoonstelling was, met een geheel eigen soort schoonheid. De vitrines leken wel kijkdozen met uitzicht op een andere wereld. Hoe hadden ze het gedaan, dat stelletje debielen? Maar natuurlijk hadden zij dat niet zelf gedaan: de curatoren en artiesten hadden het gedaan. Mensen als Brisbane waren een soort wrakhout dat bovenop dreef. Hij moest hier echt vaker komen.Hij zag een stel mensen samengedromd staan rond een vitrine met een schreeuwende chimpansee die aan een boomtak bungelde. Er klonk gefluister en onderdrukt gelach. Uit de verte zag de glazen wand er niet anders uit dan de andere vitrines, maar minstens de helft van de aanwezigen leek hierheen gedwaald te zijn. O'Shaughnessy vroeg zich af wat er zo interessant was aan die bepaalde chimpansee. Hij keek om zich heen. Pendergast stond een eind verderop in een hoek en bestudeerde met grote belangstelling een of ander eigenaardig klein aapje. Rare gozer. Een beetje eng zelfs, als je er goed over nadacht.

Hij slenterde naar de vitrine toe en bleef aan de rand van de massa staan. Er werd gepreveld, er werd gegrinnikt, er klonken afkeurende geluiden. Een met juwelen behangen dame wenkte een bewaker. Toen de mensen O'Shaughnessy's uniform zagen, weken ze automatisch uiteen.

Hij zag dat aan de vitrine een fraai uitgevoerd bordje was bevestigd. Het bord was gemaakt van knoestig eikenhout, met zwartomrande gouden letters. Het opschrift luidde:

roger brisbane II onderdirecteur


De gruwelkamer
Section0001.xhtml
Section0103.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml