– 14 –
HARRY LIEP OVER DE CASTELLANA, DE NAZIVLAGGEN AAN DE GEbouwen spookachtig in de mist die over de stad was neergedaald, op weg naar de tram die hem naar de wijk Vigo zou brengen voor het etentje bij Sandy en Barbara. Hij droeg zijn hoed en overjas; het was eind oktober en de avonden waren kil.
Die middag hadden hij en Tolhurst het nogmaals over Barbara gehad.
‘Dat was een verrassing,’ had Tolhurst opgemerkt. ‘We hebben nooit kunnen ontdekken waar hij woonde, weet je. Volgens een van onze bronnen woonde hij samen met een meisje, maar we dachten dat het een of andere Spaanse slet was.’
‘Ik wilde dat ik wist hoe ze bij hem terecht is gekomen,’ zei Harry. ‘Al moet ik zeggen dat ze er erg slecht aan toe was toen ik haar in ’37 leerde kennen. Ik heb haar daarna nog een paar keer geschreven, maar ze heeft nooit teruggeschreven, of ik heb haar brieven niet ontvangen.’
‘Ze was toch niet politiek actief, hè? Aangestoken door de ideeën van het rode vriendje?’
‘Nee. Ze werkte voor het Rode Kruis, en ze was nuchter en pragmatisch. Ik heb geen idee hoe ze over dit regime denkt.’
Daar zou hij vanavond achter komen. Hij zag tegen zijn taak op, maar hij had a gezegd en moest nu ook b zeggen.
Hij werd zich bewust van voetstappen achter hem, een zacht geluid in de mist. Verdomme, zijn achtervolger. Hij had de man in het weekend niet gezien, maar zo te horen was hij terug. Snel sloeg hij linksaf en vervolgens naar rechts. De voordeur van een appartementenblok stond open, kennelijk omdat de conciërge even weg was. Harry dook naar binnen, ging achter de deur staan en gluurde naar buiten. Hij hoorde voetstappen, het kraken van dorre bladeren, en even later liep zijn achtervolger langs. In het midden van de lege straat bleef hij staan, en hij keek met een frons op zijn bleke gezicht om zich heen. Snel trok Harry zijn hoofd terug. Hij hoorde de voetstappen wegsterven, wachtte nog even en ging weer naar buiten. De straat was verlaten, afgezien van een vrouw in een bontjas die haar hond uitliet. Ze keek hem achterdochtig aan. Hoofdschuddend liep hij door. Zijn achtervolger was echt hopeloos slecht.
De spion deed hem niet zo veel, maar toen hij een halfuur later naar de voordeur van Sandy’s huis liep, overviel hem een gevoel van angst. Het was een grote villa, met een tuin eromheen. Op de stoep bleef hij even staan voordat hij aanbelde.
Een jong dienstmeisje deed open, knap, maar ze keek nogal nors. Ze nam hem mee door de hal, met Chinees porselein op kleine tafeltjes, naar een grote salon waar een vuur brandde. Alles was luxueus, behaaglijk.
Sandy kwam naar hem toe en drukte hem hartelijk de hand. ‘Harry, wat fijn dat je kon komen. Ik hoef je niet aan Barbara voor te stellen.’
Ze stond te roken bij de haard, een glas wijn in haar hand. Ze zag er totaal anders uit; de oude truien en het rommelige haar hadden plaatsgemaakt voor een dure zijden jurk waar haar figuur goed in uitkwam en een gesoigneerd kapsel. Haar gezicht was zorgvuldig opgemaakt, de hoge jukbeenderen en heldergroene ogen geaccentueerd. Alleen de bril was nog hetzelfde. Ondanks de veranderingen zag ze er moe en gespannen uit, maar haar glimlach was warm toen ze hem een hand gaf.
‘Harry, hoe gaat het met je?’
‘Goed, dank je. Wat ben je veranderd.’
‘Ik zal nooit vergeten hoe je me drie jaar geleden hebt geholpen.’
‘Ik heb gedaan wat ik kon. Het was een moeilijke tijd.’
‘Sandy vertelde dat je me hebt geschreven. Het spijt me, ik heb je brieven nooit ontvangen. Het Rode Kruis had me overgeplaatst naar Burgos. Ik moest weg uit Madrid, nadat…’ Ze maakte een hulpeloos gebaar.
‘Ik heb mijn brieven naar Madrid gestuurd. Ik neem aan dat ze niet naar de andere kant van de linies werden doorgestuurd.’
‘Mijn schuld,’ zei ze.‘Ik had iets van me moeten laten horen.’
‘Ik heb me vaak afgevraagd hoe het met je zou zijn. Ik hoor dat je niet meer voor het Rode Kruis werkt?’
‘Nee, daar ben ik mee gestopt nadat ik Sandy heb leren kennen. Het moest wel, ik kon het werk niet aan. Misschien dat ik binnenkort vrijwilligerswerk ga doen met oorlogsweesjes.’
‘En nu ben je samen met Sandy,’ zei Harry glimlachend. ‘Ongelofelijk.’
‘Hij heeft me er bovenop geholpen.’
Sandy kwam naast haar staan en sloeg beschermend een arm om haar schouders. Harry kreeg de indruk dat Barbara ineenkromp.
‘En jij, Harry,’ vroeg ze. ‘Gaat het goed met je? Sandy vertelde dat je in Duinkerken gewond bent geraakt.’
‘Gelukkig ben ik hersteld. Alleen nog een beetje doof.’ Ze hadden tegen hem gezegd dat hij zijn paniekaanvallen moest noemen, dat hij daar gebruik van kon maken, maar zijn trots weerhield hem.
‘Hoe is de situatie in Engeland? Ik krijg wel brieven van mijn familie maar ze vertellen niet veel over de dingen die ze meemaken. Volgens de Spaanse kranten is de toestand behoorlijk slecht.’
‘De mensen houden dapper vol. De Slag om Engeland was een opsteker.’
‘Blij het te horen. Ik zit zo ver weg, en ik maakte me eigenlijk niet al te veel zorgen, totdat de bombardementen begonnen. Op de ambassade hoor je natuurlijk alles. De kranten zijn hier allemaal gecensureerd.’
‘Zelfs de modereportages in de Daily Mail worden gecensureerd,’ vulde Sandy lachend aan. ‘Als ze vinden dat een jurk te diep is uitgesneden, plakken ze er een zwarte balk overheen.’
‘De toestand is slecht, maar het is niet zo erg als de Spaanse kranten beweren. Het moreel is hoog, iedereen staat achter Churchill.’
‘Laat me je een glas wijn inschenken,’ bood Sandy aan. ‘We gaan straks iets eten, als de anderen er ook zijn. Waarom spreken jullie niet een keer af om uitgebreider over de situatie thuis te praten? Het zou Barbara goed doen.’
‘Dat kunnen we doen,’ zei Barbara, maar Harry hoorde geen enthousiasme in haar stem.
‘En jij?’ vroeg Harry aan Sandy. ‘Waar ben je precies mee bezig?’
Hij grijnsde breed. ‘O, ik heb hier en daar een vinger in de pap.’
‘Sandy is tegenwoordig een echte zakenman,’ zei Harry tegen Barbara.
‘Zeker,’ antwoordde ze verveeld. Harry was opgelucht. Als ze niets wist, kon ze hem ook niets vertellen.
‘Ik werk op dit moment voornamelijk aan een door de regering gesteund project,’ vertelde Sandy. ‘Mijnbouw. We zitten nog in een verkennend stadium, dus het is een beetje saai allemaal. Maar er moet natuurlijk wel het nodige worden georganiseerd.’
‘Mijnbouw?’ herhaalde Harry. Dat moest het goud zijn. Het bleef hem meezitten, maar hij onderdrukte zijn gevoel van opwinding. ‘Op school wilde je paleontoloog worden. De geheimen van de aarde ontdekken, zei je altijd.’
Sandy lachte. ‘Dit heeft niets met dinosauriërs te maken.’ De bel ging. ‘Neem me niet kwalijk, ik moet Sebastian en Jenny begroeten.’
Toen hij weg was, glimlachte Barbara onzeker. ‘Het is goed je weer te zien.’
‘Insgelijks. Jullie hebben een mooi huis.’
‘Ja. Ik ben op mijn pootjes terechtgekomen.’ Ze zweeg even, en vroeg toen snel: ‘Denk jij dat Franco oorlog gaat voeren?’
‘Dat weet niemand. Alle mogelijke geruchten doen de ronde. Als het gebeurt, is het waarschijnlijk heel onverwacht.’
Sandy kwam terug met een goed gekleed stel. De man was in de dertig, klein en slank, knap op een typisch Spaanse manier. Hij droeg het falangistische uniform. De vrouw was jonger, eveneens aantrekkelijk, met blond haar en een rond gezicht. Haar uitdrukking was hooghartig.
‘Harry, dit is Sebastian de Salas, een collega van me,’ zei Sandy in het Spaans. ‘Sebastian, Harry Brett.’
De Spanjaard gaf Harry een hand. ‘Aangenaam, señor. Er zijn maar zo weinig Engelsen in Madrid.’ Hij gebaarde naar zijn vrouw. ‘Jenny ontmoet zelden landgenoten.’
‘Hallo, allemaal!’ De vrouw had een schelle stem en harde ogen. Ze glimlachte kil en formeel naar Barbara. ‘Hallo, Babs, wat een beeldige jurk.’
‘Willen jullie een glas wijn?’ Barbara’s toon was even koel.
‘Ik heb liever een gin-tonic. Ik ben de hele middag op de golfclub geweest.’
‘Kom,’ zei Sandy opgewekt, ‘laten we gaan zitten.’
Ze namen plaats op het comfortabele bankstel. ‘Wat doet u hier in Madrid, Mr. Brett?’ vroeg Jenny zonder omhaal.
‘Ik werk als vertaler voor de ambassade.’
‘Ontmoet u veel interessante mensen?’
‘Tot nu toe alleen een onderminister.’
‘Jenny is van adel, Harry,’ vertelde Sandy. ‘Net als Sebastian.’
De Spanjaard glimlachte ongemakkelijk. ‘Lage adel. We hebben een klein kasteel in Extremadura, maar het is erg vervallen.’
‘Niet zo bescheiden, Sebastian,’ berispte Jenny hem. ‘Ik ben een nicht van lord Redesdale. Kent u hem?’
‘Nee.’ Het kostte Harry moeite om niet te lachen; die vrouw gedroeg zich bespottelijk.
Jenny pakte het glas dat Barbara haar aangaf. ‘Mmm, lekker, bedankt.’ Ze schoof dicht tegen De Salas aan.
‘Hoe lang bent u al in Madrid, señor Brett?’ informeerde De Salas.
‘Nog maar iets meer dan een week.’
‘En wat vindt u van Spanje?’
‘De burgeroorlog heeft het leven hier ernstig eh… verstoord.’
‘Ja, de oorlog heeft veel schade aangericht,’ beaamde De Salas triest, ‘en nu ook de mislukte oogsten. De mensen hebben het zwaar. Maar we zijn bezig de dingen te verbeteren. We hebben nog een lange weg te gaan, maar de eerste stappen zijn gezet.’
‘Sebastian zit in de Falange, zoals je kunt zien.’ Sandy legde een hand op Barbara’s arm. ‘Babs, ga eens kijken of Pilar al klaar is, wil je?’
Ze stond op en verliet de kamer. De gehoorzame huisvrouw, dacht Harry. Op de een of andere manier vond hij het een pijnlijk idee.
‘Señor Brett,’ zei De Salas toen ze weg was, ‘mag ik u iets vragen? Ik moet erbij zeggen dat veel Engelsen de Falange niet begrijpen.’
‘Het valt vaak niet mee om de politiek in een vreemd land te doorgronden,’ zei Harry neutraal. Hij dacht aan de krijsende horde rond hun auto, de jongen die in zijn broek had geplast.
‘In Engeland hebt u democratie, nietwaar? Daar vecht u voor, voor uw systeem.’
‘Klopt.’ Gelukkig, dacht Harry, hij komt meteen ter zake.
‘In Engeland en Amerika heeft de democratie altijd goed gewerkt, maar het werkt niet overal. Onder de republiek veroorzaakte de democratie chaos en bloedvergieten in Spanje,’ zei hij meewarig. ‘Niet alle landen kunnen met vrijheid omgaan. Soms is de autoritaire manier de enige oplossing.’
Harry wist dat hij beter niet over politiek kon praten. ‘Dat is misschien waar. Alleen kan men zich afvragen bij wie de leiders verantwoording afleggen.’
De Salas trok zijn wenkbrauwen op en spreidde zijn handen. ‘O, señor, de hele nátie roept hen ter verantwoording! De hele natie, verenigd in één partij. Dat is het mooie van ons systeem. Luister, weet u waarom de falangisten blauwe hemden dragen?’
‘Nou ga je me niet vertellen dat ze blauw hebben gekozen omdat er geen andere kleuren meer over waren,’ merkte Sandy lachend op.
‘Omdat blauw de kleur is van de arbeidersoverall. We vertegenwoordigen alle Spanjaarden,’ betoogde hij vurig. ‘De Falange is een middenweg tussen het socialisme en het kapitalisme. We nemen een voorbeeld aan Italië. Op dit moment is het leven in Spanje zwaar, maar we willen iedereen eerlijk behandelen. Geef ons alleen de tijd.’
‘Ik hoop dat u gelijk heeft,’ zei Harry. Hij bestudeerde De Salas. Zijn uitdrukking was open, eerlijk. Hij meent het, dacht Harry.
Barbara kwam terug. ‘Het eten is klaar.’
Sandy kwam tussen Harry en De Salas in staan, een hand op elk van hun schouders. ‘We praten er een andere keer wel verder over, maar laten we nu met het oog op de dames van onderwerp veranderen.’ Hij glimlachte vaderlijk van de een naar de ander, en Harry verbaasde zich er opnieuw over dat hij zo veel ouder leek dan hij in werkelijkheid was. Eerder had hij medelijden met hem gehad, maar nu vond hij hem alleen maar een dikdoener.
Een koud buffet stond klaar in de eetkamer. Ze bedienden zich en namen plaats aan de eikenhouten tafel. Sandy opende een nieuwe fles wijn. Jenny had de fles gin meegenomen.
‘Sandy,’ zei De Salas, ‘je had een señorita moeten uitnodigen voor señor Brett.’
‘Ja, Sandy, we zijn met een oneven aantal,’ beaamde Jenny. ‘Niet erg attent van je.’
‘Ik had niet genoeg tijd.’
‘Het geeft niet,’ zei Harry. ‘Ik denk dat ik donderdag genoeg señorita’s ontmoet. Ik ga naar mijn eerste Spaanse feest.’
‘En bij wie, als ik vragen mag?’ vroeg De Salas.
‘Generaal Maestre. Zijn dochter wordt achttien.’
De Salas keek met nieuwe belangstelling naar Harry. ‘Zo, zo, Maestre.’
‘Ja. Ik heb getolkt tijdens een ontmoeting tussen hem en een van onze diplomaten.’
‘Néé, Sebastian,’ viel Sandy opeens scherp uit. ‘We praten vanavond niet over zaken.’
Hij knikte en wendde zich tot Barbara. ‘Hoe gaat het met uw plannen, señora, om met weeskinderen te werken? Was de markiezin behulpzaam?’
‘Ja, bedankt. Ze hoopt dat ze iets voor me kan regelen.’
‘Dat doet me genoegen. Dus u pikt uw oude beroep weer op.’
‘Ik wil graag helpen. Ik voel me schuldig dat ik niets doe.’
‘Jenny is ook verpleegster, net als Barbara,’ legde De Salas aan Harry uit. ‘Ik heb haar leren kennen toen ze hier kwam helpen in de oorlog.’
‘Wat?’ Jenny tilde haar hoofd op. Haar wangen gloeiden, en Harry besefte dat ze dronken was. ‘Ik verstond je niet. Waarom ben ik net als Barbara?’
‘Ik vertelde dat je verpleegster bent.’
‘O, ja, maar ik ben geen echte verpleegster, hoor, ik heb geen opleiding gedaan,’ zei ze lachend. ‘Toen ik hier kwam, hebben ze me meteen bij operaties ingezet. Dat was na de slag aan de Jarama. Maar goed dat ik niet teergevoelig ben.’
Barbara boog haar hoofd en Sandy keek haar bezorgd aan.
‘Harry,’ zei hij, ‘je moet deze wijn proeven. Ik heb er een vermogen voor betaald. Schandalig.’
‘Ik neem aan dat de ambassade eigen voorraden heeft,’ zei De Salas tegen Harry.
‘We krijgen rantsoenen. We mogen niet mopperen.’
‘Is het waar dat voedsel in Engeland op de bon is?’
‘Ja, maar iedereen heeft genoeg te eten.’
‘Is dat zo? Ik lees andere dingen in de kranten.’ Hij boog zich naar voren, oprecht belangstellend. ‘Maar vertel me eens, en het is niet beledigend bedoeld, waarom gaat Engeland door met de oorlog? U bent in Frankrijk verslagen, waarom geeft u zich niet over?’
‘Zo denken alle Spanjaarden erover,’ merkte Barbara op.
‘Hitler heeft u vrede aangeboden. Ik heb hier zo veel doden gezien. Ik wil niets liever dan dat er in Europa een einde komt aan alle geweld.’
‘Ik ben het met hem eens,’ zei Sandy. ‘Engeland zou zich over moeten geven nu er goede voorwaarden op tafel liggen. Ik ben niet onvaderlandslievend, Harry, ik wil alleen het beste voor mijn land. Ik ben nu vier jaar weg, en soms zie je de dingen scherper van een afstand. Engeland kan niet winnen.’
‘De mensen zijn vastberaden.’
‘Om de democratie te verdedigen?’ De Salas schudde zijn hoofd.
‘Ja.’
‘Misschien dat Hitler ons de democratie laat houden als we ons uit de oorlog terugtrekken,’ opperde Sandy. ‘Als een soort tegenprestatie.’
‘Hij heeft op dat gebied nou niet bepaald een goede reputatie.’ Opeens was Harry boos. Híj had tegen de Duitsers gevochten, terwijl Sandy hier geld zat te verdienen.
‘Zo veel democratie is er in Engeland niet meer, heb ik gehoord,’ zei Jenny veel te luid. ‘Oswald Mosley is opgesloten omdat hij de verkeerde partij leidde.’
Barbara wierp haar een giftige blik toe.
De Salas kuchte. ‘De gemoederen raken wellicht een tikje verhit.’
Kort na het eten kondigde De Salas aan dat ze weg moesten. Jenny kon nauwelijks meer op haar benen staan.
‘Nodig haar alsjeblieft niet nog een keer uit, Sandy,’ zei Barbara toen ze weg waren.
‘Jenny heeft hier de hele burgeroorlog als verpleegster gewerkt,’ vertelde Sandy aan Harry. ‘Ze schijnt vroeger nogal wild te zijn geweest, weggelopen van Roedean. Kennelijk verveelt ze zich nu het vrede is. Ze is de hele tijd dronken. Sebastian overweegt haar de bons te geven.’
‘Het is een kreng,’ zei Barbara. Ze draaide zich opzij naar Harry. ‘Sorry, ik was vanavond niet erg gezellig.’
‘Don Sebastian leek me een fatsoenlijke kerel,’ zei Harry. ‘Op zijn eigen manier.’
‘Het Spaanse fascisme is niet zoals het nazisme, Harry, vergeet dat niet,’ zei Sandy. ‘Ik doe bijvoorbeeld liefdadigheidswerk om joodse vluchtelingen te helpen. We houden het stil om de Duitsers niet tegen de haren in te strijken, maar de Spaanse autoriteiten laten het oogluikend toe.’
‘Ze zijn hier niet antisemitisch,’ beaamde Barbara, ‘maar het blijft een beestachtig regime.’
Verbaasd keek Sandy haar aan. ‘Ik dacht dat je het ermee eens was dat Franco tenminste orde schept.’
‘Misschien,’ zei ze schouderophalend. ‘Ik zeg tegen Pilar dat ze af kan ruimen, Sandy, en dan ga ik naar boven. Sorry, Harry, ik voel me niet goed. Ik heb hoofdpijn.’ Ze glimlachte vermoeid naar hem. ‘Ik bel je om iets af te spreken.’
‘Doe dat. Ik ben meestal op de ambassade te bereiken. Later deze week, misschien?’
‘Misschien.’ Weer hoorde hij de terughoudendheid in haar stem.
Toen ze alleen waren, schonk Sandy hen allebei een glas whisky in en stak hij een sigaar op. Harry had met opzet weinig gedronken.
‘Gaat het wel goed met haar?’ vroeg hij.
Sandy maakte een geringschattend armgebaar. ‘O, jawel. Ze is gewoon moe en ze maakt zich zorgen over haar familie. De bombardementen en alles. En ze is te vaak alleen. Als ze je belt, ga dan gezellig ergens lunchen.’
‘Doe ik.’
‘Het is een raar land, Spanje, maar er zijn geweldige kansen om zaken te doen. Trouwens, als je naar dat bal voor Maestres dochter gaat, kun je maar beter niet zeggen dat je mij kent,’ waarschuwde hij met een lachje. ‘De regering is een broedplaats van intriges, en de factie waar ik mee samenwerk en die van Maestre staan niet op goede voet met elkaar.’
‘O, nee?’ vroeg Harry onschuldig. ‘Maestre is een monarchist, is het niet?’
Door een rookwolk heen keek Sandy hem met halfdichte ogen berekenend aan. ‘Ja. Een bekrompen type. Zeg,’ vervolgde hij, ‘herinner je je wat ik in het café tegen je zei, dat ik misschien weg wil uit Spanje?’
‘Ja.’
‘Vertel het alsjeblieft niet aan Barbara, wil je? Ik blijf in elk geval voorlopig nog hier. Ik vertel het haar wel als de tijd er rijp voor is.’
‘Natuurlijk. Ik begrijp het.’
‘Ik moet hier eerst nog zaken afhandelen. Geld verdienen.’ Hij glimlachte. ‘Jouw kapitaal is veilig belegd, neem ik aan?’
Harry aarzelde, maar dit was een mooie kans om Sandy uit zijn tent te lokken. ‘Ja. Mijn ouders hebben me wat geld nagelaten, en dat heeft mijn oom in aandelen belegd. Ik heb het zo gelaten, al denk ik soms dat hij wel erg voorzichtig is geweest.’
‘Geld kan altijd groeien, als je weet wat je ermee moet doen.’
‘O, vast en zeker.’
Tot Harry’s teleurstelling ging Sandy staan. ‘Kom, dan gaan we naar boven. Ik wil je iets laten zien.’
Hij nam Harry mee naar een kleine, gezellige werkkamer vol met kunstvoorwerpen. ‘Mijn heiligdom. Hier kan ik rustig werken.’ Er lagen mappen en papieren op het bureau, maar Harry kon niet zien wat het waren.
‘Kijk.’ Sandy deed de lamp aan boven een schilderij van een woestijnlandschap, met een man die over de rug van een kreupel paard hing. ‘Volgens mij is het een Dalí. Is het niet prachtig?’
‘Maar ook schokkend,’ zei Harry. Hij zag meer vreemde voorwerpen om zich heen: een zilveren vrouwenhand met een kanten handschoen, een Japanse vaas met de afbeelding van een bloederige veldslag in schitterende kleuren.
‘Je vindt de prachtigste dingen op de Rastro,’ vertelde Sandy. ‘Dingen die de roden in de burgeroorlog uit de huizen van de rijken hebben gestolen. Hier, dit wilde ik je laten zien.’ Hij trok een la in het bureau open en haalde er een plateau met fossielen uit. ‘Mijn verzameling. De mooiste, in elk geval.’ Hij wees op een donkere steen. ‘Herinner je je deze?’
‘Hemel, ja. De ammoniet.’
‘Ik genoot er altijd van om samen op fossielen te jagen. Zoals ik laatst al zei, het is mijn enige goede herinnering aan Rookwood.’ Hij glimlachte verlegen.
Harry voelde zich merkwaardig geroerd, en daardoor extra bezwaard over wat hij aan het doen was.
‘En kijk hier eens naar.’ Sandy knielde en tilde het deksel van een platte doos die naast zijn bureau stond. Er lag een grote, witte steen in. ‘Deze heb ik een paar maanden geleden bij Extremadura gevonden.’
In de steen stond de afdruk van een lange poot met drie tenen die eindigden in gekromde klauwen. De ene klauw was veel groter dan de andere twee, wel zo lang als een hand.
‘Is het niet indrukwekkend? Meer dan honderd miljoen jaar oud.’ Zijn gezicht straalde, en even leek hij weer een schooljongen.
‘Welke soort is dit?’
‘Dat is nou juist zo bijzonder. Ik denk dat het misschien een onbekende soort is. Ik ga ermee naar het Natural History Museum als ik terugkom. Als het er dan nog is.’
Peinzend keek Sandy naar de steen. ‘Er is trouwens nog iets wat ik over Barbara wil zeggen. Ik heb haar verteld dat ik niet bevriend was met Piper, maar niet dat we elkaar niet uit konden staan. Dat leek me beter.’
‘Ik begrijp het.’
Sandy glimlachte naar hem. ‘Ik had zo’n bloedhekel aan die school.’
‘Ik weet het. Toch heb je het aardig ver geschopt,’ zei Harry. ‘Weet je nog wat je tegen me zei toen je wegging, dat het je lot was om altijd het enfant terrible te zijn?’
‘Dat had die ellendige school me wijsgemaakt,’ meesmuilde Sandy. ‘Ik heb een betere opleiding gehad op de renbaan. Daar heb ik geleerd dat je je eigen toekomst kunt bepalen, en dat je kunt zijn wat je wilt zijn.’
‘Soms twijfel ik zelf ook wel eens.’
‘Waarover?’
‘O, of Rookwood ons geen vertekend beeld van de wereld heeft gegeven. Een gevoel van zelfgenoegzaamheid.’
Sandy keek Harry doordringend aan. ‘Zoals ik in het café al zei, de mensen die zelf het initiatief nemen hebben de toekomst. Het verleden mag geen belemmering zijn. En ik geloof niet in het lot.’
Harry staarde naar de dinosauruspoot. Het viel hem op dat de klauwen gekromd waren, alsof het beest op het punt had gestaan om aan te vallen toen het doodging.