– 23 –
DE MAANDAG ERNA WAS EEN DRUKKE DAG OP DE AMBASSADE. HARry had om vier uur met Milagros Maestre afgesproken in de cafetaria van het Prado, maar een perscommuniqué over de Britse overwinningen in Noord-Afrika moest in het Spaans worden vertaald, zodat hij een kwartier te laat was.
Hij had haar in het weekend opgebeld, niet omdat hij er zin in had, maar omdat hij niet onbeleefd wilde zijn; Tolhurst had gezegd dat Maestre beledigd zou kunnen zijn, en dat konden ze niet gebruiken. Milagros had enthousiast gereageerd en ze was gretig op zijn uitnodiging ingegaan.
Hij was al eens eerder in het Prado geweest, in 1931, samen met Bernie. Destijds was het er een drukte van belang geweest, maar nu waren er minder bezoekers dan suppoosten. De verlichting was slecht, en op deze sombere, winterse namiddag deed het gebouw haast troosteloos aan.
Nadat hij een kaartje had gekocht haastte hij zich naar de cafetaria. Milagros zat aan het enige tafeltje dat bezet was, tot Harry’s verbazing met een man tegenover haar. De man draaide zich om en Harry herkende luitenant Gomez, de man die Maestre op het bal aan hem had voorgesteld. Zijn harde, vierkante gezicht had een afkeurende uitdrukking. Milagros glimlachte opgelucht toen ze hem zag.
‘Señor Brett,’ zei Gomez verwijtend. ‘We dachten al dat u niet meer zou komen.’
‘Het spijt me, ik werd opgehouden op de ambassade.’ Hij keek naar Milagros. ‘Vergeef me.’
‘Het geeft niet,’ zei ze. ‘Maak je niet zo druk, Alfonso.’ Ze droeg een dure bontjas en haar haar was recentelijk gewatergolfd. Ze was gekleed als een volwassen vrouw, maar het viel Harry opnieuw op hoe kinderlijk haar mollige gezicht was.
Gomez drukte zijn sigaret uit en stond op. ‘Ik laat jullie alleen. Milagros, ik zie je om halfzes bij de uitgang. Goedemiddag, señor Brett.’ Zijn blik was koud toen hij hem een hand gaf. Harry dacht aan de mand met rozen die Maestre volgens Tolhurst aan de nonnen had gegeven, met de Marokkaanse hoofden in het midden. Hij vroeg zich af of Gomez erbij was geweest.
Hij ging tegenover Milagros zitten. ‘Ik vrees dat ik hem heb beledigd.’
Ze schudde haar hoofd. ‘Don Alfonso is te beschermend. Hij brengt me overal naartoe, hij is mijn chaperon. Hebben meisjes in Engeland nog chaperonnes?’
‘Nee, niet echt.’
Ze haalde een pakje sigaretten uit haar handtas, Lucky Strikes, niet de goedkope dingen die Sofia rookte. Hij was het hele weekend aan haar blijven denken.
‘Een sigaret, señor Brett?’
‘Bedankt, ik rook niet,’ zei hij met een glimlach. ‘En noem me alsjeblieft Harry.’
Milagros inhaleerde diep. ‘Ha, dat is beter. Eigenlijk mag ik niet roken, ze vinden me te jong. En ze zeggen dat het onfatsoenlijk is,’ voegde ze er blozend aan toe.
‘Alle vrouwen die ik ken roken.’
‘Koffie?’
‘Misschien straks. Laten we eerst het museum bekijken.’
‘Goed, dan maak ik deze uit.’ Ze blies een laatste rookwolk uit, bij zijn gezicht vandaan.
Harry vond het niet vervelend om musea te bezoeken, maar hij was geen groot kunstliefhebber.
Hun voetstappen weergalmden in de holle zalen, met grotendeels lege muren omdat de schilderijen tijdens de burgeroorlog waren weggehaald of gestolen. Suppoosten in zwarte uniformen zaten verveeld op hun stoel in een hoekje van de zalen.
Milagros wist nog minder van kunst dan Harry. Voor elk schilderij bleven ze even staan, en dan maakte de een of de ander een nietszeggende opmerking. In de Goya-zaal voelde ze zich duidelijk ongemakkelijk. ‘Hij schildert wrede dingen,’ luidde haar commentaar.
‘Hij heeft veel meegemaakt in de oorlog,’ merkte Harry op. ‘Zullen we nu koffie gaan drinken?’
Ze glimlachte dankbaar. ‘Graag.’
In het museum was het koud geweest, maar in de cafetaria was het juist veel te warm. Hij kwam met twee koppen koffie naar hun tafeltje. Ze had haar jas uitgedaan, zodat hij haar zware parfum kon ruiken. Ze had veel te veel gebruikt, en opeens had hij medelijden met haar.
‘Ik zou de musea in Londen graag een keer willen zien,’ zei Milagros. ‘Ik wil heel graag een keer naar Londen. Mijn moeder zegt dat het een prachtige stad is.’
‘Is ze er geweest?’
‘Nee, maar ze heeft er veel over gehoord. Mijn ouders houden van Engeland.’
Spanjaarden zagen niet graag dat hun dochter verkering had met buitenlanders, wist Harry, maar in deze tijden zou een land als Engeland voor iemand als Maestre een aantrekkelijke bestemming zijn. Hij bestudeerde haar bolle, ernstige gezicht.
‘Elk land lijkt van een afstand aantrekkelijker.’
‘Misschien,’ gaf ze toe. ‘Maar Engeland moet in elk geval beter zijn dan Spanje. Ons land is zo arm, zo smerig, zo inculto.’
Harry dacht aan Sofia, haar zieke familieleden, de treurige woning. ‘Je vader heeft een prachtig huis.’
‘Maar alles is zo onzeker. In de oorlog moesten we vluchten uit Madrid. Nu hangt ons een nieuwe oorlog boven het hoofd, en hoe moet het als we opnieuw alles verliezen?’ Ze zuchtte triest, maar toen klaarde haar gezicht weer op. ‘Vertel eens wat meer over Engeland. Ik heb gehoord dat het platteland heel mooi is.’
‘Ja, heel groen.’
‘Zelfs in de zomer?’
‘Júíst in de zomer. Overal gras en grote bomen.’
‘Vroeger waren er veel bomen in Madrid. Toen we terugkwamen, hadden de roden alle bomen omgehakt en opgestookt. Ik was gelukkiger in Burgos.’
‘De situatie in Engeland is op dit moment ook heel onzeker. Voor de oorlog was het heel anders,’ verzuchtte hij. ‘Op school was er niets leuker dan een spel cricket op een zomermiddag.’ In gedachten zag hij het groene veld, de jongens in het wit, hoorde hij de bal tegen het slaghout. Het was net een droom, even ver weg als de wereld waarin de trouwfoto van zijn ouders was genomen.
‘Ik heb over cricket gehoord, maar ik weet niets van de spelregels.’ Ze sloeg haar ogen neer. ‘Het spijt me... ik heb ook al geen verstand van schilderijen.’
‘Ik eigenlijk ook niet,’ bekende hij.
‘Zouden we een keer ergens naartoe kunnen gaan?’ stelde ze nerveus voor. ‘Ik zou je de Guadarramabergen kunnen laten zien. Alfonso zou ons kunnen brengen in de auto.’
‘Ja, misschien.’ Hij zag dat ze bloosde. Wat een vervloekt lastige situatie, dacht hij in stilte. ‘Tijd om te gaan,’ zei hij met een blik op de klok aan de muur. ‘Alfonso wacht op je. Laten we maar zorgen dat hij zich niet weer aan me ergert.’
Haar mond trilde een beetje. ‘Goed.’
De oud-soldaat stond op de trap voor het Prado een sigaret te roken. Het begon al donker te worden. Hij draaide zich om, en dit keer glimlachte hij naar Harry.
‘Precies op tijd. Bueno. Heb je het leuk gehad, Milagros?’
‘Heel leuk, Alfonso.’
‘Je moet je moeder maar vertellen over de schilderijen die je hebt gezien. De auto staat om de hoek.’ Hij gaf Harry een hand. ‘Misschien tot ziens, señor Brett.’
‘Tot ziens, luitenant Gomez.’ Harry gaf Milagros een hand. Ze keek hem vol verwachting aan, maar hij zei niets over een volgende afspraak. Haar gezicht betrok en hij voelde zich schuldig, maar hij was niet van plan om haar aan het lijntje te houden. Hij keek het tweetal na toen ze wegliepen. Waarom moet ze nou zo nodig míj leuk vinden, vroeg hij zich vertwijfeld af, en hij vloekte binnensmonds.
Harry had met Tolhurst afgesproken in Café Gijón. Hij kwam langs het gesloten parlementsgebouw en het ministerie waar hij Maestre had leren kennen, bewaakt door civiles met mitrailleurs. Het was opnieuw koud, en hij zette zijn kraag op.
De Gran Vía was hernoemd naar de overleden stichter van de Falange en heette nu Avenida José Antonio, maar het was nog steeds een winkelstraat, zoals Harry zich uit 1937 herinnerde. De winkels waren weer open na de siësta, al waren ook hier de etalages vrijwel leeg. Hij had van het café gehoord, maar hij was er nooit geweest. Café Gijón had spiegelmuren en her en der verspreid zaten mensen aan tafeltjes, artistieke types met baarden en enorme snorren, hoewel het ongetwijfeld aanhangers waren van het regime, evenals Dalí. ‘Fascisme is de waargemaakte droom,’ hoorde hij een jonge man enthousiast verkondigen, ‘het surrealistische dat werkelijkheid is geworden.’ Zeg dat wel, dacht Harry.
Tolhurst zat aan een tafeltje bij de muur, zijn forse torso tussen de stoel en het tafeltje geklemd. Harry zwaaide naar hem, liep naar de bar om een glas cognac te bestellen en kwam bij hem zitten.
‘Hoe was je afspraakje?’ informeerde Tolhurst.
Harry nam een slok cognac. ‘Ha, dat doet me goed. Moeizaam, om je eerlijk de waarheid te zeggen. Ze is heel aardig maar... tja... een kind. Ze had een chaperon, Maestres voormalige oppasser, of wat hij dan ook was.’
‘Ze houden er hier ouderwetse ideeën over vrouwen op na,’ merkte Tolhurst op. ‘Probeer het contact warm te houden, als je kunt, met het oog op Maestre.’
‘Ze wil een rijtoer maken naar de Guadarrama.’
‘Mmm.’ Tolhurst trok zijn wenkbrauwen op. ‘Dan heeft ze jou voor zich alleen.’
‘Met Gomez als chauffeur.’
‘Ach ja,’ zei Tolhurst met een zucht. ‘Hemel, soms wilde ik dat ik thuis was. Ik heb heimwee.’
‘Mis je je familie?’
Tolhurst stak een sigaret op en staarde naar de rook die omhoogkringelde naar het plafond. ‘Niet echt. Mijn vader zit in het leger, ik heb hem al in geen eeuwen gezien. Ik heb altijd in Londen willen wonen, weet je, uitgaan, plezier maken, maar het is er nooit van gekomen – eerst school, toen de diplomatieke dienst.’ Triest schudde hij zijn hoofd. ‘Nu is het waarschijnlijk te laat. Met de bombardementen en de verduistering is het waarschijnlijk afgelopen met het uitgaansleven. Zeg,’ vervolgde hij, ‘heb je de kranten gezien? Ze hebben het er nog steeds over dat Franco het zo goed kon vinden met Hitler, daar in Hendaye. En Sam probeert zoete broodjes te bakken; hij heeft tegen Franco gezegd dat Engeland blij zal zijn als Spanje Marokko en Algerije op de Fransen verovert.’
‘Wat? Als Spaanse koloniën?’
‘Precies. Franco droomt van een groot rijk, en daar speelt Sam op in. Ik kan zijn redenering wel een beetje volgen. Frankrijk heeft afgedaan als grootmacht.’
Tolhurst praatte over wat Sam deed alsof hij de vertrouweling van de ambassadeur was, zoals hij wel vaker deed, hoewel Harry wist dat hij waarschijnlijk alleen de roddels op de ambassade herhaalde.
‘We hebben de blokkade,’ zei Harry. ‘We kunnen de kraan dichtdraaien, zodat ze helemaal geen voedsel en olie meer krijgen. Misschien wordt het tijd om dat te doen. Als waarschuwing om hem bij Hitler vandaan te houden.’
‘Zo simpel is het niet. Als wij ervoor zorgen dat ze niets te verliezen hebben, zouden ze een verbond kunnen sluiten met de Duitsers en Gibraltar onder de voet kunnen lopen.’
‘Herinner je je die avond in The Ritz?’ Harry nam nog een slok cognac. ‘Ik heb Hoare horen zeggen dat de Britten hier geen speciale operaties zouden moeten uitvoeren. Vlak voordat ik naar Spanje kwam, hield Churchill een toespraak, en hij zei dat het de bezette landen in Europa hoop geeft dat Engeland stand weet te houden tegen de Duitsers. We zouden de mensen hier kunnen helpen, in plaats van de leiders stroop om de mond te smeren.’
‘Hé, kalm aan een beetje,’ protesteerde Tolhurst nerveus. ‘De cognac stijgt je naar het hoofd. De roden zouden terugkomen als Franco valt, en die zijn nog veel erger.’
‘Hoe denkt kapitein Hillgarth erover? Die avond in The Ritz zei hij dat hij het met Hoare eens was.’
Tolhurst schoof ongemakkelijk heen en weer. ‘Ik denk niet dat hij blij zal zijn als hij weet dat je hem hebt afgeluisterd.’
‘Ik heb hem niet afgeluisterd. We zaten aan tafel.’
‘Hoe dan ook, ik weet niets,’ voegde hij er vermoeid aan toe. ‘Ik ben de duvelstoejager, ik regel alleen maar dingen.’
‘Vertel me eens,’ zei Harry, ‘heb jij de uitdrukking Knights of St. George wel eens gehoord?’
‘Hoe kom je daar opeens bij?’ vroeg Tolhurst zacht, zijn ogen tot spleetjes geknepen.
‘Maestre zei er iets over tegen kapitein Hillgarth, de eerste dag dat ik met Hillgarth mee ging om te tolken. Het betekent soevereins, Tolly, ja toch?’ Tolhurst gaf geen antwoord, en Harry ging onverstoorbaar door, protocol of geen protocol. ‘Hillgarth had het ook over Juan March. Zijn wij betrokken bij het omkopen van monarchisten? Wedden we op dat paard om Spanje buiten de oorlog te houden? Wil Hoare daarom niets met de oppositie te maken hebben?’
‘Weet je, Harry, het is ongezond om al te nieuwsgierig te zijn.’ Tolhurst praatte nog steeds heel zacht. ‘Het is niet aan ons om een mening te hebben over... over politiek. En praat verdomme niet zo hard.’
‘Maar ik heb wel gelijk, hè? Ik zie het aan je gezicht,’ fluisterde Harry heftig. ‘Stel nou dat Franco er lucht van krijgt? Dan zitten we lelijk in de nesten, net als Maestre en zijn kompanen.’
‘De kapitein weet wat hij doet.’
‘En stel nou dat het wél lukt? Dan zitten we voorgoed aan die smeerlappen vast, en zitten ze hier nog steviger in het zadel.’
Tolhursts gezicht was rood aangelopen van kwaadheid. ‘Jezus, Harry, hoe lang zit je hier al op te broeden?’
‘Ik heb pas onlangs geraden wat de Knights of St. George betekent.’ Hij leunde naar achteren. ‘Wees maar niet bang, Tolly, ik zeg heus niets.’
‘Dat zal je geraden zijn als je niet van hoogverraad beschuldigd wilt worden. Dat komt er nou van als je academici aantrekt, jullie zijn veel te nieuwsgierig.’ Hij lachte, probeerde er een grapje van te maken. ‘Enfin, ik kan je niets vertellen, ik hoop dat je dat begrijpt. Maar de kapitein en Sam weten wat ze doen. Ik moet Hillgarth wel vertellen dat je dingen doorziet. Je hebt er toch echt met niemand over gepraat?’
‘Ik zweer het je, Tolly.’
‘Neem er dan nog een, en vergeet het.’
‘Best.’ Harry zou het niet vergeten, maar hij kon zich beter geen problemen op de hals halen. Hij had er nu al spijt van dat hij het aan Tolhurst had gevraagd.
Tolhurst hees zich overeind en er verscheen een grimas op zijn gezicht toen een punt van de tafel in zijn buik prikte. Harry staarde in zijn glas, in totale verwarring over zijn beeld van deze wereld en zijn plaats erin. Het voelde alsof hij op drijfzand liep.