– 30 –
HARRY HAD AFGESPROKEN DAT HIJ NA HET BEZOEK AAN DE MIJN meteen naar de ambassade zou komen om verslag uit te brengen. Sandy zette hem thuis af, maar zodra zijn auto om de hoek van de straat was verdwenen, liep Harry naar de tramhalte.
Tolhurst zat in zijn kantoor een vier dagen oude Times te lezen. De stroom was uitgevallen, en hij droeg een dikke trui met een kleurig patroon tegen de kou. Door de trui zag hij er jonger uit, net een dikke schooljongen. Hij begroette Harry enthousiast.
‘Hoe is het gegaan?’ vroeg hij gretig.
‘Er is inderdaad een mijn,’ vertelde Harry toen hij ging zitten. ‘Maar er is iets helemaal misgegaan.’
‘Wat dan?’ vroeg Tolhurst geschrokken. ‘Hij heeft toch niet door wat je doet, hè?’
‘Nee. Hij heeft me rondgeleid. De mijn is voorbij Segovia. Het is een groot terrein, maar de ontginning is volgens mij nog in het beginstadium. Otero was er ook, allervriendelijkst dit keer.’
‘En?’
‘Toen we weggingen kwam de bewaker naar buiten om het hek open te doen, en ik herkende hem. Het was Gomez, een man die voor Maestre werkt. Je herinnert je misschien dat we hem op het bal hebben ontmoet.’
‘Ja, zijn vroegere oppasser, of zoiets.’
‘Ik heb hem zonder erbij na te denken begroet. Hij groette terug, maar ik kon zien dat hij doodsbang was.’
‘Jezus! Hoe reageerde Forsyth?’
‘Als door een adder gebeten. Hij vroeg waar ik Gomez van kende.’
‘En dat heb je hem verteld?’
‘Ja. Het spijt me, Simon, ik kon niet zo snel een leugentje bedenken. Ik heb gezegd dat hij vroeger voor Maestre werkte en dat hij misschien is ontslagen. Iets anders kon ik niet verzinnen.’
‘Verdomme.’ Tolhurst pakte een potlood, waar hij nerveus mee begon te spelen.
Harry was woedend op zichzelf, durfde niet te denken aan de consequenties die dit voor Gomez zou kunnen hebben. ‘Sandy was van slag. Hij stopte in een dorp om iemand te bellen, en hij keek grimmig toen hij weer naar buiten kwam. Ik vermoed dat hij Otero heeft gebeld. Simon, welke rol speelt Maestre in dit alles?’
Tolhurst beet op zijn lip. ‘Dat weet ik niet precies, maar hij is een belangrijke figuur in de strijd tussen de Falange en de monarchisten. Hij zat in de commissie die advies moest uitbrengen over de goudmijn, maar Hillgarth heeft niets uit hem los kunnen krijgen.’
Dus zelfs met de Knights of St. George kom je niet ver, dacht Harry.
‘Het was stom van je om die man te begroeten, terwijl je wist dat hij voor Maestre werkte,’ viel Tolhurst scherp uit. ‘Je had kunnen bedenken dat Maestre hem als spion gebruikte.’
‘Het ging te snel. Het spijt me. Ik was helemaal gericht op mijn rol als bonafide investeerder.’
Tolhurst legde het potlood neer. ‘Je kunt er vergif op innemen dat Forsyth onraad ruikt. Maestre ontslaat niet zomaar zijn ex-oppasser, een man aan wie hij zijn dochter toevertrouwt. Jezus, Harry, je hebt alles verpest.’ Hij plantte zijn beide handen op het bureau en hees zichzelf overeind. ‘Ik moet dit melden aan de kapitein. Hij is hier met sir Sam – de diplomatieke post gaat vanavond de deur uit. Ik ben zo terug.’
Harry bleef alleen achter en hij staarde diep ellendig uit het raam. Een straathandelaar reed langs op een ezeltje, en zijn voeten sleepten bijna over de grond. Achter hem waren dikke bundels hout op het lastdier gebonden. Het was een wonder dat het ezeltje niet bezweek onder de zware last.
Snelle voetstappen naderden op de gang. Harry stond op toen Tolhurst de deur openhield voor Hillgarth, die op de voet werd gevolgd door de ambassadeur. De kapitein had een gezicht als een donderwolk, en Hoare was rood aangelopen van woede. De ambassadeur liet zich met een plof op Tolhursts stoel vallen.
‘Stommeling!’ tierde Hillgarth tegen Harry. ‘Wat bezielt jou?’
‘Het spijt me, meneer, ik wist niet dat Maestre...’
Hoare onderbrak hem. Hij richtte zich op bijtende toon tot Hillgarth. ‘Alan, ik heb je gewaarschuwd dat dit een riskante operatie zou zijn. Geen geheime operaties, heb ik altijd gezegd; we kunnen informatie verzamelen, maar verder niet. We zijn verdomme de Geheime Dienst niet. Maar nee hoor, jij en Winston moeten zo nodig avonturen aangaan! Nu staat onze relatie met de hele monarchistische factie op het spel, allemaal dankzij deze idioot!’ Hij gebaarde naar Harry alsof hij een lastig insect wegjoeg.
‘Kom op, Sam, Maestre had ons moeten vertellen dat hij zijn eigen spelletje speelde.’
‘Waarom zou hij? Het is verdomme zíjn land! Waarom zou hij niet mogen infiltreren in een project van de Falange?’ brieste Hoare bevend van boosheid. ‘Maestre is een van onze beste bronnen. Ik heb me de afgelopen vijf maanden het vuur uit de sloffen gelopen om de monarchisten ervan te overtuigen dat we een gemeenschappelijk belang hebben, dat Engeland geen bedreiging voor hen vormt. Ik heb Winston geprobeerd over te halen om toeschietelijk te zijn wat Gibraltar betreft, en Negríns oproerkraaiers het land uit te zetten. Jij weet als geen ander wat ik nog meer heb gedaan. En nu komen ze erachter dat we een geheime operatie hebben geleid, eentje die botst met de hunne, ondanks al mijn beloften om ze te steunen.’
‘Als Gomez iets overkomt,’ zei Hillgarth, ‘is er geen verband met ons.’
‘Doe niet zo stom! Als Maestre inderdaad een infiltrant heeft gestuurd, is die in hun papieren gaan neuzen. En stel nou dat er ergens een aantekening is over een potentiële investeerder, ene H. Brett, tolk bij Zijne Majesteits diplomatieke dienst?’ Hoares magere gezicht verslapte, en opeens zag hij er uitgeput uit. ‘Ik kan Maestre beter opbellen om hem te waarschuwen. Ik moet proberen de schade te beperken.’
‘Het spijt me, meneer,’ stamelde Harry. ‘Als ik had geweten...’
Hoare keek Harry vernietigend aan, zijn bovenlip opgetrokken. ‘Als je wát had geweten? Jij hoort niet te weten, jij hoort gewoon te doen wat je wordt opgedragen.’ Hij richtte zich weer tot Hillgarth. ‘Zet dat hele project onmiddellijk stop. Stuur die idioot naar huis, dan kan hij in Noord-Afrika tegen de Italianen gaan vechten. Ik heb steeds gezegd dat we Forsyth beter rechtstreeks hadden kunnen benaderen, zonder al dat geheimzinnige gedoe.’
Hillgarth praatte zacht, maar met een ondertoon van onderdrukte woede. ‘Sam, we waren het erover eens dat dat te riskant was zolang we niet wisten wat het project hem waard was. Dat weten we nu, we weten hoe belangrijk het is. En Brett is niet ontmaskerd; het zou zijn geloofwaardigheid zelfs kunnen versterken dat hij Forsyth heeft verteld dat hij Maestres mannetje kende.’
‘Ik moet Maestre bellen, en ik wil dat jij erbij bent.’ Hoare stond op, en Tolhurst haastte zich om de deur voor hem open te houden. ‘Je had beter moeten weten, Tolhurst.’
Langzaam deed Tolhurst de deur achter hen dicht. ‘Ga maar naar huis, Harry. Hier wordt tot diep in de nacht over gediscussieerd.’
‘Ik heb afgesproken om vanavond naar het theater te gaan. Is dat goed?’
‘Ga je gang.’
‘Tolly, wat bedoelde Hoare, dat je beter had moeten weten?’
Tolhurst glimlachte wrang. ‘Ik ben je oppasser, Harry. Ik hou in de gaten wat je doet en ik breng verslag uit aan kapitein Hillgarth. Elke onervaren spion heeft een oppasser, en ik ben de jouwe.’
‘O.’ Harry had dit wel vermoed, maar de bevestiging was toch een teleurstelling voor hem.
‘Ik heb steeds gezegd dat je het goed deed. Hillgarth was een beetje ongeduldig, maar ik heb hem duidelijk gemaakt dat Forsyth voorzichtig moet worden aangepakt. Tot nu toe deed je het heel aardig, maar je kunt je geen fouten permitteren, niet in dit vak.’
Harry wist niet wat hij moest zeggen.
‘Ik had niet verwacht dat je zo’n kapitale blunder zou begaan. Dat is het probleem: als je iemand aardig vindt, kleurt dat je oordeel.’ Hij keek Harry verwijtend aan. ‘Ga maar naar huis. Zorg dat je Hillgarth niet meer onder ogen komt. Ik bel je als we je nodig hebben.’
Harry kwam te laat in het theater. Hij had urenlang lopen ijsberen, denkend aan zijn vergissing, de woede van Hoare en Hillgarth, Tolhursts bekentenis dat hij hem in zekere zin had bespioneerd. Ik ben niet geschikt voor dit werk, dacht Harry, en ik zou er nooit zelf voor hebben gekozen. Als ze hem naar huis stuurden zou hij dat niet betreuren, zelfs niet als ze hem oneervol ontsloegen. Het zou een opluchting zijn om Sandy nooit meer te zien. Intussen kon hij de gedachte aan Gomez niet van zich af zetten, de plotselinge doodsangst in zijn ogen.
Toen hij op zijn horloge keek, besefte hij met een schok hoe laat het was. Nadat Sofia al die tijd voortdurend in zijn gedachten was geweest, had hij die dag bijna helemaal niet aan haar gedacht. Hij kleedde zich haastig om, pakte zijn jas en hoed en snelde de deur uit.
Sofia wachtte al op hem, een kleine figuur met een baret en haar oude zwarte jas die in de schaduw naast de deuren stond terwijl goed geklede stellen de trap naar het theater op liepen. Ze had geen handtas bij zich; misschien kon ze zich geen tas veroorloven. Zodra hij haar zag, klein en kwetsbaar, sprong zijn hart op van vreugde. Hij rende naar haar toe, en zag dat een bedelaar, een oude man in een zelfgemaakte rolstoel, haar had aangeklampt.
‘Ik heb alles gegeven wat ik kan missen,’ zei ze.
‘Geef me wat meer, zodat ik morgen eten kan kopen.’
‘Sofia,’ zei hij ademloos, ‘sorry dat ik je heb laten wachten.’ Hij gaf de bedelaar vijftig centimo, en de man duwde zichzelf weg.
‘Er was een eh... crisis op de ambassade. Sta je hier al lang?’
‘Nee. Maar die man dacht dat ik geld had omdat ik naar het theater kan gaan.’
‘Gelukkig is hij nu weg.’ Hij glimlachte naar haar. ‘Ik ben blij je te zien.’
‘Ik ook.’
‘Hoe gaat het met Enrique?’
‘Hij is bijna weer de oude.’
‘Mooi. Zullen we naar binnen gaan?’ Hij bood haar zijn arm aan, en ze haakte in. Haar lichaam voelde heerlijk warm tegen het zijne.
Sofia had heel erg haar best gedaan: haar lange haar was modieus gekruld aan de punten, en ze had zich opgemaakt met poeder en lippenstift. Ze zag er prachtig uit. De rest van het publiek in de vestibule waren welgestelde bourgeois, de vrouwen met parelkettingen en oorbellen. Sofia bekeek hen met geamuseerde minachting in haar blik.
De zaal was uitverkocht. Iemand op de ambassade had Harry verteld dat het culturele leven weer een beetje op gang kwam, en degenen die het zich konden veroorloven hunkerden kennelijk naar een avondje uit.
Sofia deed haar jas uit. Eronder droeg ze een lange, goed passende witte jurk die haar donkere huid accentueerde. Het decolleté was dieper dan de huidige mode voorschreef. Snel wendde Harry zijn blik af.
In de pauze gingen ze iets drinken in de foyer. Sofia leek zich slecht op haar gemak te voelen in de drukte, en ze verslikte zich in haar eerste slok wijn.
‘Gaat het?’
Ze lachte nerveus. ‘Sorry. Ik ben zo veel mensen niet gewend. Als ik niet aan het werk ben, ben ik thuis. Ik ben meer gewend aan koeien dan aan mensen,’ voegde ze er spottend aan toe. Een vrouw staarde haar met opgetrokken wenkbrauwen aan.
‘Hoe is het om in een melkerij te werken?’ Harry wist dat er in de achterafstraatjes van Madrid veel van dat soort kleine bedrijfjes waren, benauwd en onhygiënisch.
‘Je moet er hard werken, maar ik krijg tenminste gratis melk.’
Je kunt niet alleen van melk leven.’
‘Voor ons is het een belangrijke aanvulling. En wij krijgen geen verdunde melk. Er komt elke dag iemand van de overheid langs om honderd liter op te halen. Voor de rantsoenen doen ze er zo veel water bij dat ze tweehonderd liter kunnen verdelen.’
‘Schandalig.’ Harry schudde zijn hoofd.
‘Je bent een rare man,’ zei ze.
‘Hoezo?’
‘Je belangstelling voor mijn leven. Een stinkende melkerij is volgens mij iets heel anders dan wat jij gewend bent.’ Ze glimlachte sarcastisch en liet haar stem dalen. ‘De mensen om ons heen praten over de dingen die ze op de zwarte markt hebben gekocht en hun problemen met dienstmeisjes – zijn dat niet de gesprekken die jouw soort mensen normaal gesproken voert?’
‘Ja. Maar ik heb er genoeg van.’
De bel ging, en ze gingen terug naar de zaal.
Tijdens de tweede helft draaide Harry zich een paar keer naar haar toe, maar ze ging helemaal op in het stuk, keek hem niet zo af en toe glimlachend aan, zoals hij had gehoopt. Ze bereikten het punt dat lady Macbeth slaapwandelt, gekweld door schuldgevoelens over de moord die ze haar man heeft laten plegen. ‘Zal ik dan nooit meer schone handen hebben?’ Er ging een plotselinge golf van paniek door Harry heen bij de gedachte dat hij misschien de dood van Gomez op zijn geweten had, dat er misschien bloed aan zijn handen kleefde. Snakkend naar adem greep hij de armleuningen beet. Bezorgd keek Sofia hem aan. Na afloop van het stuk klonk het volkslied uit de luidsprekers. Harry en Sofia gingen staan, maar ze brachten niet de fascistische groet zoals veel anderen in het publiek.
Buiten in de kou voelde Harry zich nog steeds niet goed. Zijn oren gonsden, zijn hart hamerde, en zijn benen trilden. Waarschijnlijk was het een vertraagde reactie op alles wat er die dag was gebeurd. Onderweg naar de tramhalte probeerde hij met Sofia te praten, maar zijn stem klonk onvast. Hij gaf haar geen arm, want hij wilde niet dat ze kon voelen hoe erg hij trilde.
‘Wat vond je van het stuk?’
‘Erg mooi,’ zei ze. ‘Ik wist niet dat Shakespeare zo hartstochtelijk kon schrijven. Alle moordenaars krijgen hun verdiende loon.’
‘Ja.’
‘Zo gaat het in de echte wereld helemaal niet.’
Hij had haar niet goed verstaan, en ze moest het herhalen. ‘Nee, je hebt gelijk,’ beaamde hij.
Tegen de tijd dat ze bij de tramhalte waren, beefde Harry van top tot teen, en hij verlangde er hevig naar om weg te zijn uit de kou. Er stond niemand anders bij de halte, wat waarschijnlijk betekende dat ze net een tram hadden gemist. Hij moest gaan zitten. In stilte vervloekte hij de paniekaanval; waarom moest het juist nu gebeuren?
‘Voel je je niet goed?’ hoorde hij Sofia vragen.
Het had geen zin om te liegen, want hij voelde dat zijn gezicht nat was van het koude zweet. ‘Nee, ik voel me niet goed, sorry. Ik krijg soms van dit soort aanvallen sinds ik in Frankrijk heb gevochten. Het spijt me, het gaat wel weer over.’
‘Je hoeft je niet te verontschuldigen,’ protesteerde ze. ‘Na de burgeroorlog heb ik ook mannen gezien die er last van hadden. Laten we een taxi nemen, dan breng ik je thuis. Het is niet goed dat je hier in de kou zit.’
‘Het gaat echt wel weer over.’ Hij vond het vreselijk om zo’n slappeling te zijn.
‘Nee, we nemen een taxi.’ Opeens nam ze de leiding, zoals ze bij haar thuis ook had gedaan. ‘Ik loop naar het kruispunt, daar zag ik net een paar taxi’s staan.’
‘Ja, maar...’
‘Ik ben zo terug.’ Ze raakte zijn arm aan, glimlachte en liep weg.
Harry leunde achterover tegen het koude glas en haalde diep adem, in door zijn neus en uit door zijn mond, zoals hij het in het ziekenhuis had geleerd. Even later stopte er een taxi.
Zodra hij op de warme achterbank zat voelde hij zich beter. Hij glimlachte spijtig naar Sofia. ‘Wat een einde van de avond... Zet me maar af, dan betaal ik de taxi om je naar huis te brengen.’
‘Nee, ik wil zeker weten dat je veilig thuis komt. Je bent heel erg bleek,’ stelde ze op zakelijke toon vast.
De taxi zette hen af. Harry was bang dat hij haar hulp nodig zou hebben om de trap op te lopen, maar het lukte hem op eigen kracht. Hij ging haar voor naar de salón.
‘Ga zitten,’ droeg ze hem op. ‘Heb je sterkedrank in huis?’
‘Er staat een fles whisky in de kast.’
Ze haalde een glas uit de keuken en ze schonk hem in. Hij kikkerde er meteen van op. Ze glimlachte naar hem. ‘Gelukkig, je krijgt weer een beetje kleur.’ Ze stak de brasero aan en kwam naast hem zitten op de bank.
‘Neem zelf ook een glas,’ zei hij.
‘Nee, dank je. Ik hou niet van whisky.’ Ze keek naar de foto van zijn ouders.
‘Dat zijn mijn vader en moeder,’ vertelde hij haar. ‘Je moeder heeft me haar trouwfoto laten zien, die keer dat ik Enrique thuisbracht.’
‘Mijn ouders met mijn oom Ernesto.’
‘Je oom was priester, is het niet?’
‘Ja, in Cuenca. We hebben sinds het begin van de burgeroorlog niets meer van hem gehoord. Hij zou dood kunnen zijn; Cuenca lag in de republikeinse zone. Vind je het vervelend als ik rook, Harry?’
‘Ga je gang.’ Hij pakte een asbak van de salontafel en gaf haar die aan. Zijn hand trilde een beetje, zag hij.
‘Was het erg?’ vroeg ze. ‘De oorlog in Frankrijk?’
‘Er ontplofte een granaat vlak naast me. De man met wie ik was werd erdoor gedood. Ik ben een tijdlang doof geweest en ik had last van die ellendige paniekaanvallen. Het gaat de laatste tijd een stuk beter. Ik dacht dat ik ervan af was, maar vanavond kwam het terug.’
‘Zorg je wel goed voor jezelf?’
‘Wees maar niet bang. Ik krijg goede voedselrantsoenen en ik woon in dit grote huis.’
‘Het is een mooie woning.’ Ze keek om zich heen. ‘Toch hangt er op de een of andere manier een sombere sfeer.’
‘Eigenlijk is dit huis veel te groot voor mij alleen. Vroeger woonde er een communistische volkscommissaris.’
‘Die mensen zorgden goed voor zichzelf,’ zei ze met een zucht.
‘Soms heb ik het gevoel dat ik zijn aanwezigheid kan voelen,’ bekende Harry een beetje beschaamd.
‘Madrid zit tegenwoordig vol met geesten.’
Van het ene moment op het andere werd het donker in de kamer, op de gloed van de brasero na, en ze slaakten een kreet. ‘Alweer een stroomstoring,’ mopperde Sofia.
‘Uitgerekend op dit moment.’
Ze lachten allebei.
‘Ik heb kaarsen in de keuken,’ zei Harry. ‘Als je me bijlicht met een lucifer ga ik ze halen. Tenzij je liever nu naar huis gaat?’
‘Nee,’ zei ze. ‘Ik vind het gezellig om te praten.’
Harry stak kaarsen aan en zette ze op schoteltjes. De vlammetjes hulden de kamer in een flakkerende gele gloed. Opnieuw viel het Harry op dat Sofia’s haar niet helemaal zwart was maar ook warme bruintinten had. Haar gezicht had een trieste uitdrukking.
‘Er zijn de hele tijd stroomstoringen,’ zei ze. ‘Je raakt eraan gewend.’
‘Weet je,’ zei Harry na een stilte, ‘ik heb hier meer ontberingen gezien dan ik ooit voor mogelijk had gehouden.’
‘Ja, het valt niet mee,’ beaamde Sofia. ‘Herinner je je onze beata, señora Avila? Ze was gisteren bij ons. Volgens haar is de priester bezorgd dat we niet goed voor Paco kunnen zorgen, en wil hij hem naar een weeshuis sturen. Hij wil niet zelf komen omdat we niet naar de kerk gaan. Dat is natuurlijk de ware reden dat ze Paco bij ons weg willen halen. Maar ze krijgen hem niet.’ Haar mond kreeg een verbeten trek. ‘Enrique kan nu weer aan het werk. Misschien is er plaats voor hem in de melkerij.’
‘Een vriendin van me, een Engelse vrouw, heeft een tijdje in een van de weeshuizen gewerkt. Ze vertelde dat de kinderen slecht worden behandeld. Ze hield het er niet uit.’
‘Ik heb gehoord dat er zelfs kinderen zijn die zelfmoord plegen. Daar ben ik bang voor met Paco. Hij is zo angstig. Hij praat bijna nooit, en alleen met ons.’
‘Is er niemand die... hoe zal ik het zeggen... die hem kan helpen?’
‘Wie?’ zei ze met een bitter lachje. ‘Hij heeft alleen ons.’
‘Ik vind het heel erg naar.’
Haar grote ogen glinsterden in het kaarslicht. ‘Jij kunt het niet helpen. Je hebt ons geholpen. Je hebt hart voor de mensen. De buitenlanders en de Spanjaarden met geld sluiten hun ogen voor de manier waarop de mensen hier leven. Het gewone volk is vertrapt en apathisch geworden. Het voelt goed om iemand te ontmoeten die zich het lot van de bevolking wel aantrekt.’ Ze glimlachte naar hem. ‘Zelfs al maakt het je verdrietig. Je bent een goed mens.’
Harry dacht aan Gomez, de doodsangst in zijn ogen, en hij schudde zijn hoofd. ‘Nee. Ik zou graag een goed mens willen zijn, maar ik ben het niet.’ Hij slaakte een diepe zucht. Hij keek haar aan en zag dat ze nog steeds glimlachte. Langzaam stak hij zijn arm uit en nam hij haar hand in de zijne. ‘Jíj bent een goed mens.’
Ze trok haar hand niet weg, en haar ogen kregen een zachtere uitdrukking. Aarzelend boog hij zich naar voren en legde hij zijn lippen tegen de hare. Haar jurk ritselde toen ze tegen hem aan leunde en hem terugkuste, een lange diepe kus met de scherpe smaak van rook. Hij maakte zich los.
‘Het spijt me,’ zei hij. ‘Je bent in mijn huis, en ik wilde geen misbruik...’
Ze schudde haar hoofd. ‘Ik ben blij dat ik met je mee naar boven ben gegaan. Je voelde je niet goed, dat zag ik aan je. En ik ben aan je blijven denken sinds de eerste keer dat je bij ons was,’ bekende ze. ‘Ik wilde geen gevoelens voor je hebben, ons leven is zo al gecompliceerd genoeg. Daarom ben ik niet meteen naar een dokter gegaan.’ Ze zweeg even. ‘Arme Enrique. Zie je nou wel, ik ben een egoïst.’
Hij kneep in haar hand. ‘Je bent de minst egoïstische persoon die ik ooit heb ontmoet.’ Nog steeds aarzelde hij; hij kon niet geloven dat dit werkelijk gebeurde.
‘Harry,’ zei ze.
‘Niemand spreekt mijn naam uit zoals jij,’ zei hij met een lach.
‘Jouw naam is makkelijker uit te spreken dan de manier waarop de Engelsen David zeggen.’
‘De jongen uit Leeds?’
‘Ja. We hebben een tijd verkering gehad. In een oorlog moet je elke kans die je krijgt aangrijpen. Nu ben je misschien wel geschokt. De katholieken zouden me een verdorven vrouw noemen.’
‘Ik niet,’ verzekerde hij haar, en hij boog zijn hoofd om haar nogmaals te kussen.