Hoofdstuk 26
'Oga, wil jij Durc nog eens voeden?'
De jonge vrouw begreep wat de eenarmige haar wilde vragen,
ondanks het feit dat hij tegelijk de spartelende baby vasthield.
Ayla zou hem zelf moeten voeden, dacht ze. 't Is niet goed voor
haar hem zo lang niet de borst te geven. De tragedie van Iza's dood
en zijn ontsteltenis over Ayla's reactie waren duidelijk van
Mog-urs gezicht af te lezen. Ze kon het verzoek van De tovenaar
niet afwijzen.
'Maar natuurlijk,' zei Oga en nam Durc in haar armen. Creb
hobbelde naar zijn vuurplaats terug. Hij zag dat Ayla zich nog
steeds niet had verroerd, hoewel Ebra en Oeba Iza's lichaam hadden
weggebracht om het gereed te maken voor de begrafenis. Ayla's haar
was in de war en haar gezicht nog steeds groezelig van het stof van
de reis en van de tranen. Ze droeg nog dezelfde vlekkerige en vuile
omslag die ze tijdens hun lange trektocht na de Stambijeenkomst had
gedragen. Creb had haar zoon bij haar op schoot gelegd toen hij
huilde omdat hij honger had, maar ze was blind en doof voor zijn
noden. Een andere vrouw zou geweten hebben dat de kreten van een
baby uiteindelijk ook door de diepste smart heen dringen, maar Creb
had weinig ervaring met moeders en baby's. Hij wist alleen dat
vrouwen dikwijls elkaars kinderen voedden, en hij kon het niet over
zijn hart verkrijgen de kleine honger te laten lijden zolang er nog
andere vrouwen waren die hem de borst konden geven. Hij had Durc
bij Aga en Ika gebracht, maar hun jongsten waren al bijna gespeend
en ze hadden maar weinig melk meer. Grev was nog maar net een jaar
en Oga scheen altijd meer dan voldoende melk te hebben, dus had
Creb zich al verscheidene malen met Durc bij haar gemeld. Ayla
voelde de pijn van haar harde, verstopt rakende overvolle horsten
niet; de pijn in haar hart was erger. Mog-ur raapte zijn staf op en
hinkte naar het achterste gedeelte van de grot. In een ongebruikte
hoek van de grote holle ruimte lagen van buiten De grot
aangesleepte stenen opgestapeld en was een ondiepe kuil in de
zanderige vloer gemaakt. Iza was een medicijnvrouw van de hoogste
rang geweest. Niet alleen haar plaats binnen de hiërarchie van de
stam, ook haar intieme omgang met de geesten verordonneerde dat ze
in de grot werd begraven. Dat garandeerde dat de beschermgeesten
die over haar hadden gewaakt dicht bij haar stam zouden blijven, en
maakte het haar mogelijk vanuit haar thuis in de volgende wereld
een blik op de stamleden te slaan. En bovendien kon zo geen aaseter
haar beenderen verspreiden. De tovenaar strooide verpulverde rode
oker binnen het ovaal van de kuil en maakte daarna weer zijn
eenhandige gebaren. Nadat hij de grond waarin Iza zou rusten gewijd
had, hobbelde hij naar een losjes met een zachte gelooide huid
toegedekte bultige vorm. Hij trok het dek weg en ontblootte aldus
het grijze, naakte lichaam van de medicijnvrouw. Haar armen en
benen waren in een foetale houding gebogen en met roodgeverfde
pezen vastgebonden. De magiër maakte een gebaar om zich te
beschermen, zakte dan op zijn knieën en begon het koude vlees in te
wrijven met een zalf van rode oker en holebeervet. Opgerold als een
ongeboren kind en overdekt met het rode smeersel dat op
geboortebloed leek, zou Iza de volgende wereld binnengaan op
dezelfde manier als ze in deze gearriveerd was. Nooit was Creb deze
taak harder gevallen. Iza was meer dan een bloedverwante voor hem
geweest. Zij kende hem beter dan wie ook. Ze wist hoeveel pijn hij
zonder klagen had geleden, hoeveel schaamte hij over zijn handicap
had gevoeld. Zij begreep hoe zachtmoedig en gevoelig hij was en ze
had zich verheugd in zijn grootheid, zijn macht en zijn wil om zijn
handicap te overwinnen. Ze had voor hem gekookt, hem verzorgd, zijn
pijnen verzacht. Met haar had hij bijna als een gewone man de
genoegens van het gezinsleven beleefd. Hoewel hij haar nooit zo
intiem had aangeraakt als op dat moment toen hij haar koude lichaam
inwreef met zalf, was ze meer zijn 'kameraad' geweest dan vele
mannen dat geweest waren. Haar dood verpletterde hem. Toen hij bij
zijn vuurplaats terugkwam, was Crebs gezicht even asgrauw als het
dode lichaam was geweest. Ayla zat stil naast Iza's bed met een
lege blik in haar ogen voor zich uit te staren, maar ze kwam in
beweging toen Creb in Iza's eigendommen begon te rommelen.
'Wat doe je?' gebaarde ze, vanuit een gevoel dat ze alles wat
van Iza was beschermen moest.
'Ik zoek Iza's kommen en andere spullen. De gereedschappen die
ze in deze wereld gebruikte, horen met haar mee begraven te worden,
zodat ze hun geesten in de volgende wereld bij zich heeft,' legde
Creb uit.
'Ik zal ze pakken,' zei Ayla, Creb opzij duwend. Ze zocht de
houten schalen en benen kommetjes bijeen waarmee Iza haar
medicijnen had gemaakt en hoeveelheden afgemeten, de ronde
handsteen en de platte schaal voor het stampen en malen, Iza's
eigen eetborden, instrumenten en haar medicijnbuidel, en legde ze
op Iza's bed. Daarop stond ze een tijdje op het schamele hoopje
voorwerpen dat Iza's leven en werken vertegenwoordigde neer te
staren.
'Dat zijn Iza's werktuigen niet!' gebaarde Ayla toen
plotseling boos, sprong op en rende de grot uit. Creb keek haar na,
schudde het hoofd en begon Iza's spullen van het bed op te rapen.
Ayla stak de rivier over en rende naar een weitje waar zij en Iza
wel eens heen gingen. Ze bleef staan bij een groepje stokrozen op
sierlijke stelen en verzamelde een armvol, in verschillende tinten.
Daarna plukte ze het veelbladige, madeliefachtige duizendblad, dat
voor natte verbanden en als pijnstiller werd gebruikt. Ze rende
door wei en bos, overal planten plukkend die Iza bij het uitoefenen
van haar genezende magie had gebruikt: witbladige distels met ronde
lichtgele bloemen en gele stekels; grote, stralend gele
kruiskruidbloemen; hyacinten, zo blauw dat ze bijna zwart
waren.
Elk van de planten die ze plukte had te eniger tijd deel
uitgemaakt van Iza's geneesmiddelenvoorraad, maar ze koos alleen
die planten die ook mooi waren om te zien, met kleurige,
zoetgeurende bloemen. Ayla moest weer huilen toen ze met haar
bloemen aan de rand van de wei bleef staan en dacht aan De keren
dat zij en Iza samen planten hadden verzameld. Haar armen waren zo
vol dat ze de bloemen, zo zonder haar rugmand haast niet kon
dragen. Er viel een aantal bloemen op de grond en ze knielde neer
om ze op te rapen, zag toen de verward dooreengegroeide takken van
een heermoesplant met zijn kleine bloemen, en glimlachte bijna toen
er een idee bij haar opkwam. Ze zocht in een plooi, haalde een mes
te voorschijn en sneed een lak van de plant af. In de warme zon van
de vroege herfst zat Ayla aan de rand van een wei de stelen van de
stralende bloemen door en tussen het ondersteunend netwerk in te
vlechten tot de hele tak één feest van kleuren was.
De hele stam stond verbluft toen Ayla met haar grafkrans de
grot in kwam marcheren. Ze liep regelrecht naar het achterdeel van
de grot en legde de krans naast het lichaam van de medicijnvrouw
neer, die op haar zij in de ondiepe grafkuil binnen een ovale kring
van stenen lag.
Dat waren Iza's werktuigen,' gebaarde Ayla trots, iedereen
tartend haar tegen te spreken.
De oude tovenaar knikte. Ze heeft gelijk, dacht hij. Dat waren
Iza's werktuigen, dat was waar ze verstand van had, waar ze haar
hele leven mee heeft gewerkt. Ze zou het misschien wel prettig
vinden ze in de wereld van de geesten bij zich te hebben. Ik vraag
me af of daar ook bloemen groeien? Iza's eigendommen, haar
gereedschappen en de bloemen werden bij de vrouw in het graf gelegd
en daarna begon de stam de stenen rond en bovenop haar lichaam op
te stapelen, terwijl Mog-ur in gebarentaal de Geest van de Grote
Ursus en die van haar eigen Saiga-antilopen verzocht Iza's geest
veilig naar de volgende wereld te leiden.
'Wacht!' riep Ayla plotseling uit. 'Ik ben nog iets vergeten.'
Ze rende terug naar de vuurplaats, zocht haar medicijnbuidel op en
haalde er voorzichtig de twee helften van de oude medicijnkom uit.
Ze snelde terug en legde beide stukken in het graf naast
Iza's
lichaam.
'Ik dacht dat ze de kom misschien wel mee zou willen hebben,
nu hij niet meer gebruikt kan worden.'
Mog-ur knikte goedkeurend. Het paste in het geheel, beter dan
iemand wist; dan hervatte hij zijn formele gebaren. Nadat de
laatste steen op het graf was gelegd, begonnen de vrouwen van de
stam om en op de stapel stenen hout op te tasten. Met een sintel
van het grotvuur werd het kookvuur voor Iza's begrafenismaal
ontstoken. Het voedsel werd bovenop haar graf gekookt en het vuur
zou zeven dagen lang brandend worden gehouden. De hitte ervan zou
alle vocht uit het lichaam verdrijven en het uitdrogen en
mummificeren, zodat het niet zou gaan ruiken. Toen de vlammen hoog
oplaaiden, begon Mog-ur een laatste welsprekende weeklacht in
gebaren die elk stamlid in het hart troffen. Hij sprak de wereld
der geesten van hun liefde voor do medicijnvrouw die voor hen had
gezorgd, over hen gewaakt, hen door ziekten en pijn had
heengeholpen die even geheimzinnig voor hen waren als de dood. Hij
gebruikte rituele gebaren die bij een begrafenis gebruikt werden,
en enkele daarvan waren specifiek voor de ceremonieën der mannen en
de vrouwen onbekend en toch begrepen zij ze. Hoewel de vorm van de
bewegingen doof de gebruiker was vastgelegd, verleenden de intense
emotie en overtuiging en de onuitsprekelijke smart van de grote
heiligt man de geformaliseerde gebaren een zeggingskracht die veel
verder reikte dan het gebaar alleen.
Ayla staarde met droge ogen over het dansend vuur naar «I•
vloeiende gracieuze bewegingen van de kreupele eenarmige, ZIJN
diepe bewogenheid aanvoelend alsof het haar eigen emotie was
Mog-ur gaf uitdrukking aan haar pijn, en ze identificeerde
zich volledig met hem, alsof hij in haar huid gekropen was en sprak
via haar brein, voelde met haar hart. Ze was niet de enige die
Mog-urs smart als het eigen verdriet ervoer. Ebra begon zuchtjes en
bedroefd te jammeren, dan volgden de andere vrouwen Oeba, die Durc
in haar armen hield, voelde een hoge woordeloze weeklacht in haar
keel opstijgen en stemde met opgeluchting in de algemene klaagzang
in. Ayla staarde met doffe ogen voor zich uit, te diep in haar
ellende verzonken om zich te kunnen uiten Zelfs de opluchting
van tranen kon ze niet vinden.
Ze wist niet hoe lang ze met nietsziendeogen in de
hypnotiserende vlammen had gekeken. Ebra moest haar heen en weer
schudden voor Ayla reageerde en de gezellin van de leider met een
lege blik aankeek.
Ayla, eet iets. Dit is het laatste feestmaal dat we met Iza
zullen delen
Ayla nam het houten bord met voedsel aan, stak werktuiglijk
een stukje vlees in haar mond en stikte bijna toen ze probeerde het
door te slikken. Plotseling sprong ze op en rende de grot uit.
Blindelings struikelde ze door struiken en over stenen voort. Haar
voeten wilden haar eerst langs een vertrouwde route naar een
hooggelegen bergwei dragen, naar een kleine grot, die al eerder
onderdak en geborgenheid geboden had, maar ze boog af. Sinds ze de
plek aan Brun had laten zien, scheen hij niet meer van haar te
zijn, en aan haar laatste verblijf daar waren té veel pijnlijke
herinneringen verbonden. In plaats van naar de grot klom ze naar de
top van de klif die hun grot beschutte tegen de noordenwinden die
in de winter gierend van de bergen omlaag kwamen zetten, en tegen
de hevige stormen van de herfst.
Gebeukt door windvlagen viel Ayla bovengekomen op haar knieen
neer en daar alleen met haar ondraaglijk verdriet, gaf ze zich over
aan haar smart in een klaaglijk zangerig jammeren, terwijl ze heen
en weer wiegde en wiegde op het ritme van haar verscheurde hart.
Creb hobbelde achter haar aan de grot uit, zag haar op de klif in
silhouet tegen de door de zonsondergang gekleurde wolken afgetekend
en hoorde de ijle verre klacht. Hoe
groot zijn eigen droefheid ook was, hij kon haar afwijzing van
de troost van anderen om haar heen in haar verdriet niet begrijpen,
dit zich terugtrekken in zichzelf. Zijn gebruikelijke gevoeligheid
was door zijn eigen leed verdoofd; hij begreep niet dat ze niet
alleen onder verdriet gebukt ging.
Ook schuldgevoelens folterden haar ziel. Ze gaf zichzelf de
schuld van Iza's dood. Ze had een zieke vrouw in de steek gelaten
om naar een Stambijeenkomst te gaan; ze was een medicijnvrouw die
iemand die haar nodig had in de steek had gelaten, nog wel iemand
die ze liefhad. Ze gaf zichzelf de schuld van Iza's tocht de bergen
in om een wortel voor haar te vinden zodat ze de zo wanhopig
gewenste baby zou kunnen houden, de tocht die geleid had tot de
bijna fatale ziekte waardoor de vrouw zo verzwakt was. Ze voelde
zich schuldig over het verdriet dat ze Creb had aangedaan door
onnadenkend de lichtjes te volgen naar het kleine vertrek diep in
de bergen die nu ver in het oosten lagen. Nog méér dan door haar
verdriet en schuldgevoelens waren haar krachten ondermijnd door
gebrek aan voedsel en door koorts, veroorzaakt door haar gezwollen,
pijnlijke, niet geledigde borsten. Maar bovenal leed ze aan een
depressie waar Iza haar mee had kunnen helpen als ze nog geleefd
had. Want Ayla was een medicijnvrouw, een vrouw die zich wijdde aan
het verzachten van pijn en het redden van levens, en Iza was haar
eerste patiënt die gestorven was.
Wat Ayla het meest van alles nodig had, was haar baby. Niet
alleen moest ze hem dringend de borst geven, ze had de eisen die
zijn verzorging aan haar stelde nodig om tot de werkelijkheid terug
te keren en te begrijpen dat het leven verder gaat. Maar toen ze
bij de grot terugkeerde, lag Durc naast Oeba te slapen. Creb had
hem weer bij Oga gebracht om gevoed te worden. Ayla lag te woelen
en te draaien in bed, niet in staat in te slapen, niet eens
beseffend dat pijn en koorts haar wakker hielden. Haar ziel was te
zeer naar binnen gekeerd, volkomen op haar verdriet en
schuldgevoelens geconcentreerd.
Ze was weg toen Creb wakker werd. Ze was de grot uitgedwaald
en de klif weer opgeklommen. Creb kon haar van een afstand zien en
keek bezorgd naar haar omhoog, maar haar zwakte en koorts kon hij
niet zien.
'Zou ik haar achterna moeten gaan?' vroeg Brun, even
verbijsterd over Ayla's reactie als Creb.
'Ze schijnt alleen te willen zijn. Misschien moesten we haar
dal maar gunnen,' antwoordde Creb.
Hij begon zich ongerust te maken toen hij haar niet meer zag,
en toen ze tegen de avond nog niet terug was, vroeg hij Brun haar
Ir gaan zoeken. Creb had spijt dat hij Brun niet eerder achter ham
aan had laten gaan toen hij de leider Ayla terug zag dragen naai de
grot. Haar smart en depressie hadden hun tol geëist, ham zwakte en
koorts hadden de rest gedaan. Oeba en Ebra verzorg den de
medicijnvrouw van de stam. Ze ijlde, had nu eens koude rillingen en
gloeide dan weer van de koorts. Ze schreeuwde het uit als haar
borsten maar even werden aangeraakt. 'Haar melk zal opdrogen,' zei
Ebra tegen het meisje, "t Zal nu ook niets meer helpen om Durc nog
aan te leggen. De melk is vastgekoekt, hij kan ze er niet meer
uitkrijgen.' 'Maar Durc is te jong om gespeend te worden. Wat zal
er van hem worden? Wat zal er van haar worden?'
Het had nog niet te laat hoeven zijn als Iza nog geleefd had
of Ayla bij zinnen was geweest. Zelfs Oeba wist dat natte verbanden
haar hadden kunnen helpen, dat er medicijnen waren die luidden
kunnen werken, maar ze was jong en onzeker en Ebra leek zo zeker
van haar zaak. Tegen de tijd dat de koorts over was, was Ayla's
melk opgedroogd. Ze kon haar zoon niet meer voeden.
Ik wil dat mismaakte mormel niet bij mijn vuurplaats, Oga! Ik
wil hem niet als broeder van jouw zoons!' Broud stond woedend met
zijn vuisten te zwaaien terwijl Oga angstig aan zijn voeten
lag.
Maar Broud, het is nog maar een klein kind. Hij móet drinken.
Aga en Ika hebben niet genoeg melk, het zou geen zin hebben als zij
hem namen. Ik heb genoeg, ik heb altijd te veel melk gehad. Als hij
niet drinkt zal hij verhongeren, Broud, hij zal sterven.' ´t kan me
niet schelen of hij sterft. Hij had toch al nooit in leven mogen
blijven. Hij komt niet bij deze vuurplaats.'
Oga hield op met beven en staarde de man die haar metgezel was
aan. Ze had niet echt geloofd dat hij zou weigeren haar Ayla's
kleine te laten voeden. Ze wist wel dat hij zou schetteren en
tieren en tekeer gaan, maar ze was er zeker van geweest dat hij
uiteindelijk toe zou geven. Zó wreed kon hij niet zijn, om een baby
van honger te laten omkomen, hoezeer hij Durcs moeder ook haatte
Broud, Ayla heeft Brac het leven gered, hoe kun je haar zoon laten
doodgaan?'
Is ze nog niet genoeg beloond omdat ze Brac het leven heeft
gered ze mocht blijven leven, ze mocht zelfs op jacht gaan. Ik ben
haar niets verschuldigd.'
Ze mocht niet blijven leven, ze werd met de dood gevloekt. Ze
is uit de geestenwereld teruggekomen omdat haar totem het wilde,
hij heeft haar beschermd,' protesteerde Oga. Als ze behoorlijk
gevloekt was, zou ze niet teruggekomen zijn en zou ze nooit dat
misbaksel hebben gebaard. Als haar totem zo sterk is, waarom is
haar melk dan opgedroogd? Iedereen zei dat haar kind ongeluk zou
aantrekken. Wat kan een groter ongeluk voor hem zijn dan dat zijn
moeders melk opdroogt? Nu wil je zijn tegenspoed over deze
vuurplaats brengen. Ik sta het niet toe, Oga. En daarmee
uit.'
Oga ging rechtop zitten en keek met kalme vastbeslotenheid
naar Broud op.
'Nee, Broud,' gebaarde ze. 'Daarmee is het niet uit.' Ze was
niet langer bedeesd en onderworpen. De uitdrukking op Brouds
gezicht veranderde in één van geschokte verbazing. 'Je kunt
beletten dat Durc bij je vuurplaats komt wonen; dat is je recht en
daar kan ik niets tegen doen. Maar je kunt mij niet beletten hem te
voeden. Dat is het recht van de vrouw. Een vrouw mag elke kleine
voeden die ze wil, en geen man kan haar dat verbieden. Ayla heeft
mijn zoon het leven gered en ik weiger de hare te laten sterven.
Durc zal een broeder van mijn zoons zijn of je het leuk vindt of
niet.'
Broud stond perplex. De weigering van zijn gezellin zich naar
zijn wensen te voegen was volslagen onverwacht. Oga was nooit
brutaal geweest, nooit oneerbiedig, had nooit het geringste teken
van ongehoorzaamheid gegeven. Hij kon zijn ogen nauwelijks geloven.
Verbijstering ging over in dolle woede. 'Hoe durf je je metgezel te
trotseren, vrouw. Ik zal je van deze vuurplaats wegsturen!' raasde
hij.
'Dan zal ik mijn zoons op de arm nemen en weggaan, Broud. Ik
zal een andere man vragen me op te nemen. Misschien zal Mog-ur me
toestaan bij hem te komen wonen als geen andere man me hebben wil.
Maar ik zal Ayla's kleine voeden.' Als enig antwoord kreeg ze een
hevige slag met een harde vuist, zodat ze tegen de grond sloeg.
Voor een andere reactie was Broud te kwaad. Hij wilde haar nog een
tweede opdoffer geven, maar bedacht zich en draaide zich om. Daar
zal ik eens gauw iels aan doen, aan zo'n openlijke onbeschaamdheid,
dacht hij terwijl hij naar Bruns vuurplaats beende.
'Eerst steekt ze Iza aan en nu heeft haar eigenzinnigheid zich
ook al tot mijn vuurplaats uitgebreid,' begon Broud, op lui moment
dat hij over de grensstenen stapte. 'Ik zei Oga dat i! Ayla's zoon
niet bij mijn vuurplaats wilde hebben, dat ik niet wilde dat dat
mismaakte joch een broeder van haar zoons werd Weetje wat ze zei?
Ze zei dat ze hem toch zou voeden. Ze zei dm ik haar niet beletten
kon. Ze zei dat hij een broeder van ham zoons zou worden of ik het
leuk vond of niet. Kun je je het voorstellen? Van Oga? Van mijn
gezellin?'
'Ze heeft gelijk, Broud,' zei Brun met beheerste kalmte. 'Je
kunt haar niet beletten hem te voeden. Welke kleine een vrouw zoogt
is geen zaak waar mannen zich druk over maken, is dat nooit
geweest. Een man heeft belangrijker dingen aan zijn hoofd.' Brun
was helemaal niet met Brouds heftige tegenwerpingen ingenomen. Het
was vernederend voor Broud om zo emotioneel betrokken te zijn bij
dingen die zich op het terrein van vrouwen bewogen. En wie kon Durc
anders voeden? Hij behoorde tot de Stam, vooral na het
Beerfestival. En de Stam zorgde altijd voor haar leden. Zelfs de
vrouw die uit een andere stam gekomen was en nooit een kind had
voortgebracht, hadden ze niet laten verhongeren toen haar metgezel
stierf. Ze mocht dan geen waarde hebben, ze mocht dan slechts een
last zijn, maar zolang de stam voedsel had, had ze voldoende te
eten gekregen. Ui oud kon wél weigeren Durc bij zijn vuurplaats op
te nemen. Dat zou hem verplichten voor het jongetje te zorgen en
hem samen met Oga's zoons op te leiden. Brun betreurde Brouds
weigering, maar hij had niet anders verwacht. Iedereen wist hoe
Broud tegenover Ayla en haar zoon stond. Maar waarom zou hij
bezwaar maken als zijn gezellin het kind voedde, ze behoorden
toch allen tot dezelfde stam?
Wil je soms zeggen dat Oga me opzettelijk en ongestraft
ongehoorzaam kan zijn?' gebaarde Broud woedend. Waarom vind je het
zo erg als ze Durc voedt, Broud? Wil je soms dat het kind sterft?'
vroeg Brun. Broud kleurde bij de
scherpe vraag. 'Hij behoort tot de Stam, Broud. Ondanks dat
zijn hoofd misvormd is, lijkt hij niet achterlijk. Hij zal tot een
jager opgroeien. Dit is zijn stam. Er is zelfs al een gezellin voor
hem geregeld, en jij hebt daarin toegestemd. Waarom raak je zo
opgewonden als je gezellin de kleine van een ander zoogt? Of gaat
het om Ayla - wind je je nog steeds zoop over alles wat haar
aangaat. Je bent een man, Broud, wat je haar ook opdraagt, ze moet
gehoorzamen. En ze gehoorzaamt je ook. Waarom wedijver je met een
vrouw? Je verlaagt jezelf ermee. Of zie ik het soms verkeerd? Bén
je wel een man, Broud? Ben je voldoende man om deze stam te
leiden?'
Ik wil alleen niet dat een mismaakt kind de broeder van de
zoons
van mijn gezellin wordt,' gebaarde Broud zwakjes. Het was een
armetierig excuus, maar Bruns bedekte dreigement was hem niet
ontgaan. 'Broud, welke jager heeft niet ooit een andere het leven
gered? Welke man draagt niet een stukje van de geest van elke
andere man in zich? Welke man is niet de broeder van alle anderen?
Maakt het enig verschil of Durc nú de broeder van de zoons van je
gezellin wordt of nadat ze allen opgegroeid zijn? Waarom verzet je
je ertegen?'
Broud had geen antwoord, althans geen dat acceptabel voor de
leider zou zijn. Hij kon zijn allesverterende haat jegens Ayla niet
bekennen. Dat zou hetzelfde zijn als toegeven dat hij zijn emoties
niet de baas was, dat hij niet voldoende man was om leider te
worden. Nu speet het hem dat hij naar Brun was toegegaan. Ik had
eraan moeten denken, zei hij bij zichzelf. Hij kiest altijd partij
voor haar. Bij de Stambijeenkomst was hij zo trots op me. Nu
twijfelt hij weer aan me, om haar.
'Nou, mij best als Oga hem voedt,' gebaarde Broud, 'maar ik
wil hem niet bij mijn vuurplaats.' Op dat punt wist hij in zijn
recht te staan en wilde hij niet wijken. 'Jij denkt misschien dat
hij niet achterlijk is, maar ik weet het nog zo net niet. Ik wil
niet voor zijn opleiding verantwoordelijk zijn. Ik betwijfel nog
steeds of hij ooit een jager zal worden.'
'Dat moet jij weten, Broud. Ik heb de verantwoordelijkheid
voor zijn onderricht al op me genomen; daar had ik al toe besloten
vóór ik hem accepteerde. Maar ik heb hem geaccepteerd. Durc is een
lid van deze stam en hij zal een jager worden. Daar zal ik voor
zorgen.'
Broud wilde naar zijn eigen vuurplaats teruggaan, maar zag dat
Creb Durc weer bij Oga bracht en liep in plaats daarvan de grot
uit. Hij gaf zijn woede pas lucht toen hij zeker was veilig buiten
Bruns gezichtsveld te zijn. 't Is allemaal de schuld van die oude
mankepoot, zei hij bij zichzelf, probeerde dan de gedachte terug te
nemen, bang dat de magiër op een of andere wijze zou weten wat hij
dacht.
Broud vreesde de geesten misschien meer dan welke andere man
uit de stam ook, en zijn angst strekte zich ook uit tot de man die
zo intiem met hem omging. Wat kon één jager tenslotte uitrichten
tegen een horde onstoffelijke wezens die je ongeluk of ziekte of de
dood konden brengen, en wat kon hij doen tegen de man die de macht
bezat hen naar believen te ontbieden? Broud was juist teruggekeerd
van een Stambijeenkomst waarbij hij menige avond had doorgebracht
in het gezelschap van jonge mannen van andere stammen die hun best
deden elkaar de stuipen op het lijf te jagen met sterke verhalen
over door gedwarsboomde Mog-urs opgeroepen onheil. Speren die op
het laatste moment in de lucht afbogen zodat de prooi gemist werd,
vreselijke ziekten die van ondraaglijke pijnen vergezeld gingen,
jachtongelukken waarbij jagers op de horens genomen of anderszins
toegetakeld werden, allerlei gruwelijke calamiteiten werden op
rekening van een vergramde magiër geschreven. In zijn eigen stam
werden niet zoveel griezelverhalen verteld, maar toch, dé Mog-ur
was de machtigste van alle.
Hoewel de jonge man hem soms eerder hoon dan respect waardig
gedacht had, droegen Mog-urs mismaakte lichaam en afschuwelijk door
littekens ontsierd gezicht met het ene oog tot zijn
eerbiedwaardigheid bij. Hen die hem niet kenden leek hij geen mens,
misschien eerder een halve demon te zijn. Broud had van de angst
van de andere jonge mannen gebruik gemaakt en van hun blik van
ongelovig ontzag genoten wanneer hij pochte niet bang te zijn voor
De Grote Mog-ur. Maar ondanks zijn snoeverij hadden de verhalen der
anderen niet nagelaten indruk op hem te maken. Door de eerbied
waarmee de Stam de kreupele oude man die niet jagen kon bejegende
besefte Broud beter diens grote macht.
Wanneer hij zat te dagdromen over de tijd dat hij leider zou
zijn, was in zijn gedachten altijd Goov zijn Mog-ur. Goov scheelde
weinig met hem in leeftijd en was een te vertrouwde jachtgenoot om
Broud de toekomstige tovenaar met dezelfde ogen te doen bezien als
de huidige. Hij was er zeker van dat hij de leerlingtovenaar bij
een meningsverschil wel zou kunnen ompraten of dwingen met zijn
beslissing mee te gaan, maar het zou niet in zijn hoofd opkomen dat
met dé Mog-ur te proberen. I ei wijl Broud door het bos dichtbij de
grot liep te slenteren, nam lui één ferm besluit. Nooit weer zou
hij de leider aanleiding neven aan hem te twijfelen; nooit weer zou
hij de positie die hij al •o dicht genaderd was in gevaar brengen.
Maar wanneer ik de leider ben, neem ik de beslissingen, dacht hij.
Ze heeft Brun tegen me opgezet, ze heeft zelfs Oga tegen me
opgezet, mijn eigen gezellin. Wanneer ik de leider ben, zal het
niet meer uitmaken of Brun haar partij kiest, hij zal haar dan niet
meer de hand boven 't hoofd kunnen houden. Broud herinnerde zich al
het onrecht dat ze hem had aangedaan, herinnerde zich elke keer dat
ze hem zijn glorie had ontstolen, iedere ingebeelde belediging voor
zijn ego. Hij bleef erover nadenken, zich verlustigend in de
gedachte het haar allemaal betaald te zullen zetten. Hij kon
wachten. Eéns, zei hij bij zichzelf, ééns, binnenkort, zal't haar
berouwen dat ze bij deze stam is gekomen.
Broud was niet de enige die een beschuldigende vinger naar de
oude gebrekkige uitstrekte; Creb deed het zelf ook. Hij gaf
zichzelf er de schuld van dat Ayla's melk was opgedroogd. Het deed
er weinig toe dat zijn goedbedoelde bezorgdheid dit rampzalig feit
had veroorzaakt. Hij had alleen niet geweten hoe een vrouwenlichaam
functioneerde, hij had te weinig ervaring met vrouwen gehad. Pas
nu, in zijn ouderdom, maakte hij voor het eerst een jonge moeder
met een baby in zijn onmiddellijke omgeving mee. Hij had niet
beseft dat wanneer de ene vrouw het kind van de andere zoogde, die
andere de gunst meer omwille van haarzelf dan vanuit een gevoel van
verplichting retourneerde. Niemand had het hem ooit verteld; het
was niet aan de orde geweest, tot het te laat was.
Hij vroeg zich af waarom haar zoiets vreselijks was overkomen.
Was het alleen omdat haar kind ongeluk aantrok? Creb zocht naar een
reden, en in zijn met schuldgevoelens beladen zelfonderzoek begon
hij aan zijn eigen motieven te twijfelen. Was het werkelijk
bezorgdheid geweest, of had hij haar pijn willen doen, zoals ze hem
onwetend pijn had gedaan? Was hij zijn grote totem waardig? Had dé
Mog-ur zich werkelijk tot een dergelijke kleinzielige wraakneming
verlaagd? Als hij hun hoogst geplaatste heilige man moest
voorstellen, verdiende zijn volk misschien niet beter dan uit te
sterven. Crebs vaste overtuiging dat zijn ras gedoemd was, Iza's
dood, en zijn schuldgevoelens over het verdriet dat hij Ayla had
aangedaan, deden hem in sombere neerslachtigheid verzinken. De
zwaarste proef uit Mog-urs leven kwam tegen het einde ervan.
Ayla verweet Creb niets, ze gaf zichzelf de schuld van het
opdrogen van haar melk, maar toekijken hoe een andere vrouw haar
kind zoogde terwijl ze het zelf niet meer kon, was meer dan ze kon
verdragen. Oga, Aga en Ika waren ieder naar haar toe gekomen om
haar te zeggen dat zij Durc wel voor haar zouden voeden en daar was
ze hen dankbaar voor, maar het was meestal Oeba die Durc naar een
van hen toebracht en bleef wachten tot hij verzadigd was. Nu ze
geen melk meer had, verloor Ayla een belangrijk deel van het
contact met haar zoon. Ze treurde nog steeds om Iza en gaf zichzelf
de schuld van haar dood, en Creb had zich zo ver in zichzelf
teruggetrokken dat ze hem niet meer kon bereiken en het ook niet
meer durfde proberen. Maar iedere nacht dat ze bij Durc in bed
kroop, was ze Broud dankbaar. Zijn weigering hem op te nemen,
betekende voor haar dat ze haar zoon niet volledig had
verloren.
Toen de dagen in de herfst korter werden, nam Ayla haar
slinger weer ter hand als een excuus om er alleen op uit te kunnen
trekken. Ze had het afgelopen jaar zo weinig gejaagd dat haar
vaardigheid wat verminderd was, maar na enige oefening keerden haar
trefzekerheid en snelheid terug. Meestal ging ze vroeg weg en
keerde laat terug, de zorg voor Durc aan Oeba overlatend, en
betreurde alleen dat de winter zo snel naderde. De beweging in de
buitenlucht deed haar goed, maar met één probleem kampte ze nog.
Nadat ze een volledige ontwikkelde vrouw was geworden, had ze niet
veel meer gejaagd en haar volle borsten, die bij elke stap of
sprong mee schommelden, hinderden haar. Ze zag dat de mannen een
leren lendedoek droegen om hun kwetsbare externe organen te
beschermen en knutselde een band in elkaar die haar boezem op zijn
plaats hield en op haar rug werd dichtgebonden. Ze bewoog zich er
gemakkelijker mee en negeerde de nieuwsgierige zijdelingse blikken
als ze hem omdeed. Hoewel het jagen haar lichaam hardde en haar
geest bezighield zolang ze buiten was, droeg ze nog steeds haar
smart en rouw als een loden last met zich mee. Oeba kwam het voor
alsof alle vreugde Crebs vuurplaats had verlaten. Ze miste haar
moeder, en zowel Creb als Ayla had een aura van voortdurende
droefheid om zich heen. Alleen Durc met zijn onschuldige
babymaniertjes bracht nog iets van de vrolijkheid die ze als
vanzelfsprekend had beschouwd. Hij kon zelfs Creb een enkele maal
uit zijn lethargie doen ontwaken.
Ayla was vroeg weggegaan en ook Oeba was niet bij de
vuurplaats omdat ze achterin de grot naar iets zocht. Oga had juist
Durc teruggebracht en Creb hield een oogje op het kleine jongetje.
Hij was verzadigd en tevreden, maar niet erg slaperig. Hij kroop
naar de oude man toe en trok zich op wankele onzekere beentjes op,
zich voor steun aan Creb vastklemmend. Zo, je gaat dus al lopen,
hé,' gebaarde Creb. 'Vóór deze winter voorbij is, zul je de hele
grot wel rondrennen, jongeman.' Creb prikte het kind in zijn bolle
buikje om zijn woorden kracht bij te zetten. Durcs mondhoeken
gingen omhoog en hij maakte een geluid dat Creb maar één ander
persoon in de stam ooit had horen maken. Hij lachte. Creb prikte
hem opnieuw in zijn buik en de kleine vouwde zich met een hoog
giecheltje dubbel, verloor zijn evenwicht en kwam met een plof op
zijn dikke achtersteneer. Creb hielp hem weer overeind en bekeek
het kind zoals hij nog nooit eerder had bekeken.
Durcs beentjes waren wat krom, maar lang niet zo krom als die
van andere baby's van de stam; en hoewel hij mollig was, kon Creb
zien dat zijn botten langer en fijner waren. Ik denk dat Durc
rechte benen zal hebben als hij groot is, net als Ayla, en hij
wordt ook lang. En zijn hals was zo dun en iel toen hij geboren
werd dat hij zijn hoofd niet rechtop kon houden, en nu is hij net
als Ayla's hals. Maar zijn hoofd is niet zoals 't hare, of toch?
Dat hoge voorhoofd, dat is wel van Ayla. Creb draaide Durcs hoofdje
opzij om zijn profiel te bekijken. Ja, beslist haar voorhoofd, maar
de wenkbrauwen en ogen zijn die van de Stam, en zijn achterhoofd
lijkt ook meer op dat van de Stam. Ayla had gelijk. Hij is niet
mismaakt, hij is een mengeling, een mengeling van haar en de Stam.
Ik vraag me af of dat altijd zo gaat? Vermengen de geesten zich
altijd? Misschien is dat de oorzaak dat er ook meisjes geboren
worden, en komt 't niet door een zwak mannentotem. Begint het leven
met een vermenging van mannelijke en vrouwelijke totemgeesten? Creb
schudde het hoofd, hij wist het niet, maar zijn observaties zetten
de oude tovenaar aan het denken. Die koude eenzame winter dacht hij
vaak over Durc na. Hij had het gevoel dat Durc belangrijk was, maar
waarom precies ontging hem.