11
Brigadier Hayward liep een lange metalen trap af, opende een smalle deur met een laagje bruin roest en stapte naar buiten, een verlaten spoorwissel op. Achter haar kwam D'Agosta de deur uit, handen in zijn zakken. Modderig zonlicht filterde omlaag door een reeks roosters hoog boven hun hoofden en verlichtte stofdeeltjes in de stille lucht. D'Agosta keek naar links, toen naar rechts. Hij merkte op dat Hayward ondergronds op een eigenaardige manier liep, een soort geluidloze, voorzichtige tred. 'Waar is de commandant?' vroeg Hayward.
'Die komt eraan,' zei D'Agosta terwijl hij zijn hak afschraapte aan de metalen rail van de wissel. 'Ga jij maar voorop.' Hij keek hoe Hayward katachtig door de tunnel liep. Haar zaklamp wierp een smalle lichtbundel in de duisternis voor hen. Mocht hij nog geaarzeld hebben of hij de frêle gestalte voorop mocht laten gaan, dan verdween die twijfel toen hij zag hoe gemakkelijk ze zich hier voortbewoog. Waxie daarentegen had veel van zijn aanvankelijke tempo verloren in de twee uur die verstreken waren sinds ze de kelder bezocht hadden waar het eerste lijk ruim drie maanden tevoren gevonden was. Het was een vochtig vertrek, vol oude verwarmingsketels. Rottende kabels bungelden aan het plafond. Hayward had gewezen op de matrassen die achter een zwartgeblakerde ketel lagen, vol lege plastic waterflessen en gescheurde kranten: hier had de overledene gewoond. Op de matras, vol sporen van rattentanden, zat een oude bloedvlek, bijna een meter in doorsnee. Daarboven was een paar rafelige sportsokken over een buis gedrapeerd, overdekt met een wollige mantel van groene schimmel.
Het lijk dat hier gevonden was, was Hank Jasper geweest, had Hayward gezegd. Geen getuigen, geen verwanten of vrienden voor zover bekend. Het dossier was al even onbruikbaar geweest: geen foto's of rapporten over de plek van het misdrijf, niets meer dan wat routinematig ingevulde papieren en een korte beschrijving waarin 'meerdere rijtwonden' en een ingeslagen schedel genoemd werden, plus de mededeling dat het lijk korte tijd later was begraven op Potter's Field op Hart Island.
Ook in de verlaten toiletten van het station Columbus Circle, waar het tweede lijk was aangetroffen, hadden ze weinig gevonden: een berg rotzooi en een halfslachtige poging om de rode tornado van bloed weg te wassen die aan de oude betegelde wasbakken en de gebarsten spiegels kleefde. Hier was niet eens een identiteit bekend: het hoofd ontbrak.
Achter hem klonk een onderdrukte vloek en toen D'Agosta omkeek, zag hij achter zich de bolle gestalte van commandant Waxie door de roestige deur komen. Hij keek vol walging om zich heen. Zijn pafferige gezicht had in het halfdonker een onnatuurlijke glans. 'Jezus, Vinnie,' zei hij terwijl hij over de sporen heen stapte naar D'Agosta. 'Waar zijn we in godsnaam mee bezig? Ik zei je toch: dit is geen werk voor een politiecommissaris. Vooral niet op zondagmiddag.' Hij knikte in de richting van de duistere tunnel. 'Dat schatje heeft je hiertoe aangezet, nietwaar? Fantastisch stel tieten. Ik zal je wat zeggen, ik heb haar een baan aangeboden als mijn secretaresse. In plaats daarvan bleef ze liever zwervers uit gaten plukken. Kun jij dat volgen?'
Grappig, dacht D'Agosta en hij vroeg zich af hoe het leven met Waxie moest zijn voor iemand die er zo goed uitzag als Hayward.
'En nou is mijn radio ook nog naar de kloten,' zei Waxie geërgerd.
D'Agosta wees naar boven. 'Volgens Hayward werken die dingen niet onder de grond. Niet betrouwbaar, tenminste.'
'Geweldig. Wat doen we als we hulptroepen nodig hebben?'
'Niets. We staan er alleen voor.' 'Geweldig,' herhaalde Waxie.
D'Agosta keek naar Waxie. Zweetdruppels parelden op zijn bovenlip en zijn deegkleurige wangen, gewoonlijk stevig, begonnen te zakken. 'Dit is jouw terrein, niet het mijne,' zei D'Agosta. 'Stel je voor hoe goed het er voor jou uit zal zien als dit iets groots blijkt te zijn: meteen in actie gekomen, de plek des misdrijfs persoonlijk bezocht. Voor de verandering.' Hij tastte in zijn jaszak naar een sigaar maar bedacht zich. 'En stel je eens voor hoe slecht het er voor je uit zal zien als die doden inderdaad op een of andere manier met elkaar te maken hebben en als de pers er dan over begint hoe jij gewoon de andere kant uit keek.'
Waxie trok een gezicht. 'Ik stel me niet verkiesbaar als burgemeester, Vinnie.'
'Daar heb ik het ook niet over. Ik zeg alleen maar, als het stront gaat regenen, en dat gebeurt nou eenmaal, dan zit jij goed.' Waxie gromde, enigszins milder gestemd.
D'Agosta zag dat Haywards licht weer over het spoor naar hen toe kwam. Even later verscheen ze weer, vanuit het duister. 'We zijn er bijna,' zei ze. 'Nog één verdieping lager.' 'Lager?' zei Waxie. 'Brigadier, ik dacht dat we niet lager kónden!' Hayward zweeg.
'En hoe komen we daar?' vroeg D'Agosta haar.
Hayward knikte in de richting waar ze vandaan kwam. 'Een meter of vierhonderd langs het spoor naar het noorden. Daar ligt nog een trap langs de rechtermuur.'
'En als er een trein komt?' vroeg Waxie.
'Dit spoor wordt niet meer gebruikt,' zei Hayward. 'Er zijn hier al in geen tijden meer treinen langsgekomen.' 'Hoe weet je dat?'
Zwijgend liet Hayward haar lichtbundel langs de rails onder hun voeten schijnen op de dikke laag oranje roest. D'Agosta's blik reisde van de lichtbundel omhoog totdat hij Haywards gezicht zag. Ze keek niet bijzonder gelukkig.
'Verwacht je iets ongewoons op die volgende verdieping?' vroeg D'Agosta rustig.
Hayward zweeg even. 'Normaal gesproken vegen wij alleen de hogere niveaus schoon. Maar je hoort weleens verhalen. Hoe lager je komt, des te gekker de verhalen.' Ze zweeg. 'Daarom heb ik hulptroepen voorgesteld,' zei ze weloverwogen.
'Wónen daar mensen?' vroeg Waxie zodat D'Agosta niet hoefde te antwoorden.
'Natuurlijk.' Hayward trok een gezicht alsof Waxie beter moest weten. 'Warm in de winter, geen regen of wind. De enigen over wie ze zich zorgen hoeven te maken hier beneden zijn de andere mollen.' 'En wanneer is dat niveau voor het laatst schoongeveegd?' 'Dat gebeurt niet met de laagste niveaus, commandant.' 'Waarom niet?'
Het bleef stil. 'Nou, ten eerste kun je de diepere mollen niet vinden. Ze kunnen zien in het donker, omdat ze erin leven. Je hoort iets en tegen de tijd dat je je omgedraaid hebt, zijn ze weg. Een paar keer per jaar wordt er een soort controle gehouden met honden die lijken kunnen opsporen. En zelfs dan gaan ze niet zo diep. Verder is het verschrikkelijk gevaarlijk. Niet alle mollen komen hier alleen voor onderdak. Sommigen komen zich hier schuilhouden. Anderen zijn ergens voor op de vlucht: de politie, meestal. Weer anderen zijn veranderd in roofdieren.'
'Maar dat artikel in de Post dan?' vroeg D'Agosta. 'Daarin stond dat er een soort ondergrondse gemeenschap was. Die klonk nou niet echt vijandig.'
'Dat was onder Central Park, inspecteur. Niet onder het spoorwegemplacement van West Side,' zei Hayward. 'Sommige gebieden zijn tammer dan andere. En vergeet niet dat er nog iets in het artikel stond. Iets over kannibalen.' Ze glimlachte liefjes. Waxie opende zijn mond voor een reactie, maar sloot hem weer en slikte luidruchtig.
Zwijgend begonnen ze de rails af te lopen. D'Agosta merkte dat hij onwillekeurig zijn Smith & Wesson model 4946 double action betastte. In '93 was er binnen de afdeling een zekere controverse ontstaan over de vraag of men moest overstappen op een 9-millimeter halfautomatisch pistool. Nu was D'Agosta blij dat hij er een had. Toen ze bij de trap kwamen, bleek die te zijn afgesloten door een stalen deur die idioot scheef in de deursponning hing. Hayward trok hem open en stapte opzij. D'Agosta liep naar binnen en voelde hoe er meteen tranen in zijn ogen sprongen. Een stank als van ammonia drong met geweld zijn neus binnen. 'Ik ga wel voorop, inspecteur,' zei Hayward. D'Agosta deed een stap opzij. Geen tegenspraak ditmaal. De met een dikke laag kalk overdekte trap leidde naar een plateau en maakte een bocht. D'Agosta voelde dat zijn tranende ogen begonnen te prikken. De stank brandde bijna, was onbeschrijflijk. 'Wat is dat in godsnaam?' vroeg hij.
'Pis,' zei Hayward op zakelijke toon. 'Het meeste, althans. Plus andere dingen die je liever niet wilt weten.' Achter hen klonk Waxies gehijg nu luider.
Ze stapten door een rafelige opening een donkere, vochtige ruimte binnen. Toen Hayward haar lamp in het rond liet schijnen, zag D'Agosta dat ze stonden in wat eruitzag als het grotachtige uiteinde van een oude tunnel. Maar hier waren geen treinrails: niets meer dan een ruwe zandvloer, bezaaid met plassen water en olie en de verkoolde resten van kampvuurtjes. Overal lag vuilnis: oude kranten, een gescheurde broek, een oude schoen, een wegwerpluier, pas ververst. D'Agosta hoorde Waxies luidruchtige ademhaling achter zich. Hij begon zich af te vragen waarom de man plotseling niet meer klaagde. Misschien vanwege de stank, dacht hij.
Hayward liep naar een passage die wegleidde van de grot. 'Hier,' zei ze. 'Het lijk is gevonden in een hokje deze kant uit. We kunnen beter dicht bij elkaar blijven. Kijk uit dat je niet gepijpt wordt.' 'Gepijpt?' vroeg D'Agosta.
'Wanneer iemand je vanuit het donker met een pijp op je kop slaat.'
'Ik zie niemand,' zei D'Agosta.
'Maar ze zijn er wel,' antwoordde Hayward.
Waxies ademhaling klonk nog moeizamer.
Ze begonnen langzaam door de gang te lopen. Af en toe richtte Hayward haar licht op de zijkanten van de tunnel. Om de zeven meter was een rechthoekige holte uitgehouwen in de rots: werk- en opslagruimten, legde ze uit, voor de spoorwegteams die hier een eeuw geleden gewerkt hadden. In veel van de hokjes lag vuil beddengoed. Vaak liepen tussen het vuilnis grote bruine ratten rond, verstoord door het licht. Met een brutale traagheid waggelden ze ervandoor. Maar van mensen geen spoor.
Hayward bleef staan, zette haar uniformpet af en schoof een vochtige haarstreng op zijn plaats achter haar oor. 'Volgens het rapport lag het het hokje recht tegenover een ingestorte ijzeren trap,' zei ze. D'Agosta probeerde door zijn hand te ademen, en toen dat niet hielp maakte hij zijn das los en trok zijn kraag over zijn mond als een soort masker.
'Hier is het.' Hayward scheen met haar lantaarn naar de overkant van de tunnel en verlichtte het hokje. Vanbuiten zag het er net zo uit als alle andere: anderhalve meter lang, een meter diep, een centimeter of zestig boven de bodem uitgehouwen in de rots. D'Agosta stapte dichterbij en tuurde naar binnen. Schots en scheef lagen dekens met dikke bloedkorsten. Ook tegen de wanden zat bloed, samen met iets waarover D'Agosta niet wilde nadenken. Uiteraard ook hier het alomtegenwoordige houten krat, omgegooid en gedeeltelijk verbrijzeld. De vloer van het hokje was bedekt met kranten. De stank was met geen pen te beschrijven.
'Deze kerel,' fluisterde Hayward, 'is ook zonder hoofd gevonden. De identiteit kon worden vastgesteld aan de hand van vingerafdrukken. Shasheen Walker, tweeëndertig jaar oud. Strafblad zo lang als je arm, zwaar verslaafd.'
Op ieder ander moment zou D'Agosta het belachelijk gevonden hebben om een agent te horen fluisteren, maar nu was hij er blij om. Lange tijd bleef het stil terwijl D'Agosta zijn eigen lantaarn liet rondschijnen. 'Is het hoofd ooit gevonden?' vroeg hij ten slotte. 'Nee,' zei Hayward.
Het onfrisse hutje vertoonde geen enkel teken van een politieonderzoek. Terwijl hij bedacht dat hij liever ergens anders zou zijn, bezig met iets anders, stak D'Agosta een hand in het hokje, pakte een hoek van een smerige deken en trok die weg. Uit de plooien viel iets bruins dat naar de dichtstbijzijnde hoek rolde. Wat er over was van de mond stond wijd open in een gefixeerde schreeuw.
'Volgens mij hebben ze ook niet echt goed gezocht,' zei D'Agosta. Hij hoorde Waxie zacht kreunen. 'Gaat het, Jack?' vroeg hij met een blik achterom.
Waxie zweeg. Zijn gezicht leek een bleke maan die in het ongezonde duister hing.
D'Agosta richtte zijn lantaarn weer op het hoofd. 'Hier moeten we de technische recherche bij halen voor een compleet onderzoek.' Hij reikte naar zijn radio en bedacht dat die hier niet zou werken. Hayward kwam voorzichtig naar voren. 'Inspecteur?' D'Agosta wachtte. 'Ja?'
'De mollen hebben deze plek met rust gelaten omdat er iemand gestorven is. Sommigen van hen zijn wat dat betreft heel bijgelovig. Maar zodra wij hier weg zijn, gaan zij hier de zooi opruimen. Dan nemen ze het hoofd zelf mee en dat vind je nóóit meer terug. Het allerlaatste dat ze willen, is politie op hun terrein.' 'Hoe weten ze in godsnaam dat we hier zijn?'
'Dat heb ik al een paar keer gezegd, inspecteur. Ze zitten om ons heen. Te luisteren.'
D'Agosta scheen zijn lantaarn in het rond. De gang was doodstil en verlaten. 'Wat wil je daarmee zeggen?' 'Als u het hoofd wilt, zult u het nu moeten meenemen.' 'Shit,' blies D'Agosta. 'Oké, brigadier, we zullen moeten improviseren. Pak die handdoek daar.'
Brigadier Hayward stapte voor de roerloze Waxie langs en pakte een doorweekte handdoek die ze op de vochtige betonnen vloer naast het hoofd legde. Toen trok ze de mouw van haar uniformjasje over haar hand en rolde met haar pols het hoofd naar de handdoek toe. D'Agosta keek met een mengeling van afschuw en bewondering hoe Hayward de punten van de handdoek pakte en er een bal van maakte. Hij knipperde met zijn ogen in een poging het branden van de vreselijke stank tegen te gaan. 'Laten we gaan. Brigadier, aan u de eer.'
'Geen probleem.' Hayward tilde de handdoek op en hield die van haar lichaam weg.
Toen D'Agosta naar voren stapte en zijn lantaarn in de richting van de trap liet schijnen, klonk er plotseling een fluitend geluid en kwam vanuit het donker een fles voorbijgesuisd, rakelings langs Waxies hoofd. Met een klap knalde hij tegen de muur uiteen. Verder de gang in hoorde D'Agosta een ritselend geluid. 'Wie is daar?' schreeuwde hij. 'Halt! Politie!'
Een tweede fles kwam onverwachts uit het donker aanzeilen. D'Agosta besefte met een eigenaardig kriebelend gevoel aan de basis van zijn ruggengraat dat hij vormen op hen af kon voelen, maar niet zien, aankomen.
'We zijn maar met ons drieën, inspecteur,' zei Hayward. Plotseling klonk er spanning door in haar donkere stem. 'Ik stel voor dat we zorgen dat we wegkomen.'
Vanuit het donker galmde een raspende kreet. Iemand riep terug en het geluid van rennende voetstappen klonk. Bij zijn schouder hoorde hij iemand hinniken van angst en toen hij zich omdraaide, zag hij Waxie als aan de grond genageld staan. 'In godsnaam, man, beheers je!' riep D'Agosta. Waxie begon te piepen. Aan zijn andere kant hoorde D'Agosta een sissend geluid. Hij zag Haywards slanke gestalte rechtop en gespannen staan. Haar smalle handen hingen langs haar lichaam met de knokkels naar binnen gedraaid, de handdoek met inhoud bungelde aan haar vingers. Nogmaals haalde ze diep en sissend adem, alsof ze zich ergens op voorbereidde. Toen keek ze snel om zich heen en keerde zich om naar de trap. Het hoofd hield ze weer zo ver mogelijk van zich af.
'Jezus, laat me niet hier achter!' huilde Waxie. D'Agosta gaf een gemene ruk aan Waxies schouder. Met een laag gekreun zette Waxie zich in beweging, eerst traag en toen steeds sneller, totdat hij langs Hayward schoot.
'Lopen!' riep D'Agosta. Met een hand schoof hij Hayward voor zich uit. Hij voelde iets langs zijn oor suizen en hij bleef staan, draaide zich om, trok zijn pistool en vuurde op het plafond. In de lichtflits zag hij een tiental mensen, misschien meer, de donkere tunnel in komen. De groep splitste zich om hem te omcirkelen; ze renden gebukt over de grond en verplaatsten zich met vreselijke snelheid door het donker. Hij draaide zich om en vluchtte naar de trap. Een niveau hoger, aan de andere kant van de scheefhangende deur, bleef hij uiteindelijk stilstaan om te luisteren en op adem te komen. Hayward stond naast hem op wacht, haar pistool in de hand. Er was geen geluid te horen, behalve de voetstappen van Waxie, een heel eind vooruit intussen, die het wisselspoor af renden, naar het licht toe.
Even later deed D'Agosta een stap achteruit. 'Brigadier, mocht u in de toekomst nog eens hulptroepen voorstellen, of een ander voorstel doen, herinnert u me er dan aan dat ik daar acht op sla.' Hayward borg haar pistool weg. 'Ik was even bang dat u in uw broek zou gaan schijten, net als de commandant,' zei ze. 'Maar u hebt het goed gedaan voor een beginneling, meneer.'
D'Agosta keek haar aan en besefte dat ze hem voor het eerst had aangesproken als een meerdere. Hij overwoog of hij zou vragen wat die eigenaardige ademhaling te betekenen gehad had, maar bedacht zich. 'Heb je het nog?' vroeg hij.
Hayward hief de handdoek omhoog.
'Laten we dan maken dat we wegkomen. De overige plekken bekijken we een andere keer wel.'
Op weg naar de oppervlakte was het beeld dat D'Agosta voor ogen bleef zweven niet dat van de oprukkende menigte of de eindeloze bedompte tunnel; het was dat van de pas verschoonde luier.