50
Smithback tuurde door het roestende stalen rooster van de loop-brugvloer naar beneden, naar de bakstenen schacht die doorliep tot in het duizelingwekkende duister onder zijn voeten. Hij hoorde Waxie en de anderen, ver onder zich, maar hij kon niet zien wat ze aan het doen waren. Opnieuw hoopte hij uit alle macht dat hij niet achter schaduwen aan het aanjagen was. Maar hij was Waxie dit hele eind gevolgd, dus hij kon maar beter in de buurt blijven en kijken wat er in vredesnaam aan de hand was.
Hij liep voorzichtig naar voren en probeerde een glimp op te vangen van de vijf mannen onder hem. De verroeste loopbrug hing aan de onderkant van een gigantische kom van gedeukt metaal en liep in een lange, flauwe bocht naar een verticale schacht die zelf op weg leek naar het middelpunt van de aarde. Bij iedere beweging zakte de loopbrug in. Hij kwam aan bij een loodrecht omhoogstekende ladder en verdraaide zijn nek om in de kille ruimte naar beneden te kunnen kijken. Een rij spots scheen de schacht in, maar hadden onvoldoende vermogen om diep in het duister te kunnen doordringen. Een dun straaltje water liep uit een spleet in het gewelf boven zijn hoofd en stroomde kronkelend door de lege ruimte om ten slotte zwijgend in het donker te verdwijnen. Van boven klonk een tingelend geluid als het kraken van de huid van een onderzeeër onder druk. Een gestage stroom koude, frisse lucht blies uit de schacht omhoog en bewoog het haar op zijn voorhoofd.
In zijn wildste dromen had Smithback zich niet kunnen voorstellen dat onder de vijver van Central Park zo'n vreemdsoortige, antieke ruimte lag. Hij wist dat het enorme metalen plafond boven zijn hoofd in feite de overloop onder aan de grote vijver was, waar de aarden bedding samenkwam met de complexe wirwar van stormoverlopen en afvoertunnels. Hij probeerde niet te denken aan de gigantische bel water die recht boven zijn hoofd hing.
In de schemerige ruimten onder zich zag hij het team nu op een klein plateautje onder de ladder staan. Vagelijk zag hij een ingewikkeld stelsel van ijzeren pijpen, raderen en kleppen dat eruitzag als een helse machine uit een nachtmerrie over het industriële tijdperk. De ladder was slijmerig van het condenswater en het plateautje onder hem had geen leuningen. Smithback zette een voet op de ladder, bedacht zich en trok zich terug. Dit is toch ook een prima uitkijkpunt, dacht hij, en hij krulde zich op op de loopbrug. Hiervandaan kon hij alles zien wat er gebeurde terwijl hij zelf zo goed als onzichtbaar bleef. Zaklampen likten aan de bakstenen muren ver beneden hem en de stemmen van de politiemensen dreven echoënd en vervormd naar hem omhoog. Hij herkende Waxies diepe basstem van de avond die hij had doorgebracht in het projectiekamertje van het museum. De dikke agent leek iets in zijn walkie-talkie te zeggen. Nu borg hij het ding weg en wendde zich tot de zenuwachtig uitziende man in hemdsmouwen. Ze leken verbeten te ruziën over het een of ander. 'Jij akelige leugenaar,' zei Waxie, 'jij hebt helemaal nooit gezegd dat de vloed niet gekeerd kon worden.'
'Wel waar, wél waar,' antwoordde een hoge, jammerende stem. 'U zei nog dat u dat helemaal niet wilde. Ik wou dat ik een cassetterecorder had, want...' 'Hou je bek. Zijn dit de kleppen?' 'Die zitten daar, achteraan.'
Het bleef een tijdje stil en vervolgens klonk het kreunende protest van metaal toen de mannen ergens anders heen liepen. 'Is dit plateau veilig?' kwam Waxies stem vanuit de diepe put. 'Hoe moet ik dat nou weten?' antwoordde de hoge stem. 'Toen het systeem geautomatiseerd werd, is het onderhoud niet verder...' 'Oké, oké. Doe maar wat je doen moet, Duffy, en dan maken we dat we hier wegkomen.'
Smithback stak zijn neus over de rand en tuurde omlaag. Hij zag Duffy het nest van kleppen inspecteren. 'Deze moeten we allemaal uitzetten,' kwam zijn stem. 'Dan wordt de hoofdleiding handmatig afgesloten. Op die manier blijven de sluizen openstaan als de computer opdracht geeft om de vijver te ledigen, maar houden deze handkleppen het water tegen. Werkt volgens het sifon-principe. Als het werkt, tenminste. Zoals ik al zei, het is nog nooit geprobeerd.' 'Fantastisch. Misschien krijg je er de Nobelprijs voor. Doe het.' Doe wat, vroeg Smithback zich af. Het klonk alsof ze wilden voorkomen dat de grote vijver leegstroomde. Bij de gedachte aan de miljoenen liters water die van bovenaf zouden neerkletteren, zwenkten zijn ogen naar de uitgang, hoog boven zijn hoofd. Maar waarom? Een of ander soort computerfout? Wat het ook was, het klonk niet alsof het interessant genoeg was om het grootste oproer van de eeuw voor in de steek te laten. Smithback begon zich somber te voelen: hij zat duidelijk niet op de plek waar het ware verhaal zich afspeelde. 'Help eens om deze om te draaien,' zei Duffy. 'Je hoort hem,' snauwde Waxie tegen de agenten. Vanaf zijn hoge plek zag Smithback twee kleine figuurtjes een groot ijzeren wiel vastpakken. Er klonk een zwak gegrom. 'Geen beweging in te krijgen,' zei een van de agenten.
Duffy bukte zich om van dichtbij te kijken. 'Hier heeft iemand zitten rotzooien!' riep hij terwijl hij met zijn vinger wees. 'Kijk hier eens! Die schacht zit vol lood. En daar, die kleppen zijn afgebroken. En niet eens zo lang geleden, zo te zien.' 'Hou op met dat gezever, Duffy.' 'Kijk dan zelf. Dat ding is naar z'n mallemoer.' Er viel een stilte. 'Verdomme nog aan toe,' jammerde Waxie. 'Kun je het nog maken?'
'Natuurlijk kunnen we dat. Als we vierentwintig uur de tijd krijgen. En acetyleen-toortsen en een booglasser, nieuwe klepaanhechtingen en misschien nog een tiental onderdelen die rond het begin van de eeuw uit productie zijn genomen.'
'Niet goed genoeg. Als we er niet handmatig voor kunnen zorgen dat dat ding niet opengaat, hebben we het gehad. Jij hebt voor deze puinhoop gezorgd, Duffy, zorg jij maar dat er een oplossing komt.' 'Krijg nou helemaal wat, commandant!' echode Duffy's schrille stem. 'Ik pik het niet langer. Wat een oerstom, hondsbrutaal wezen bent u. O ja, dat was ik nog vergeten: en dik.' 'Dat komt in mijn rapport te staan, Duffy.' 'Zorg er dan voor dat ik ook gezegd heb dat je dik bent, want...' Plotseling werd het stil.
'Ruiken jullie dat?' vroeg een van de agenten op de ladder. 'Wat is dat in godsnaam?' klonk een andere stem. Smithback snoof de koele, vochtige lucht op maar rook niets dan natte stenen en schimmel. 'Laten we maken dat we hier wegkomen,' zei Waxie. Hij greep de ladder en hees zichzelf de sporten op. 'Wacht eens even!' kwam Duffy's stem. 'En die klep dan?' 'Je zei net zelf dat die niet gemaakt kan worden,' zei Waxie zonder omlaag te kijken. Vanuit de diepere duisternis van de put hoorde Smithback een vaag ratelend geluid. 'Wat was dat?' vroeg Duffy met brekende stem. 'Komen jullie nou?' gilde Waxie terwijl hij zijn onelegante lijf de ladder op hees, sport voor sport.
Smithback zag hoe Duffy een aarzelende blik over de rand van het plateau wierp. Toen keerde hij zich om en begon achter Waxie aan de ladder op te krabbelen, met de agenten achter zich aan. Smithback besefte dat ze over vijf minuten de loopbrug zouden bereiken. Tegen die tijd moest hij weg zijn, dat hele eind terug en uit zicht. En zonder dat hij iets bereikt had met al zijn inspanningen. Hij draaide zich om en hoopte dat hij de rest van het oproer niet misgelopen was. Hij vroeg zich af waar mevrouw Wisher op dat moment kon zijn. Jezus, wat een pech, dacht hij spijtig. Niet te geloven dat mijn instinct me in de steek gelaten heeft. Als het even meezat, was die klojo van een Harriman al...
Van beneden echode een geluid: het protesterende gekraak van roestige scharnieren, de zware klap van een ijzeren rooster dat werd dicht-gesmakt.
'Wat was dat?' hoorde Smithback Waxie keffen. Smithback draaide zich om en keek de ladder af. Hij zag de figuren op de ladder onder zich plotseling stokstijf blijven staan. Waxies laatste vraag echode en rommelde nog wat na, wegstervend in de schacht. Het was doodstil. En in die stilte werd het geluid van gekras op ijzeren sporten hoorbaar, vermengd met een vreemd gegrom en gepiep waarvan Smithbacks nekharen overeind gingen staan. De lichtbundels van de zaklampen schenen omlaag, maar er was niets te zien.
'Wie is daar?' riep Waxie nogmaals terwijl hij omlaag keek.
'Er komen mensen de ladder op,' zei een van de agenten.
'Politie!' gilde Waxie met plotseling schrille stem. Er kwam geen antwoord.
'Maak jezelf bekend!'
'Ze komen dichterbij,' zei de agent.
'Daar heb je die lucht weer,' klonk een tweede stem, en plotseling werd Smithback als door een hamerslag getroffen: een overrijpe, geitachtige lucht die als een lijfelijke klap de nachtmerrie terugbracht die hij had beleefd in de onderste krochten van het museum, anderhalf jaar geleden.
'Pak je wapens!' gilde Waxie in paniek.
Nu zag Smithback ze: donkere vormen die vanuit de diepte snel de ladder op klommen, met kappen over hun hoofd en donkere capes om die achter hen opbolden in de opwaartse luchtstroom. 'Horen jullie me?' schreeuwde Waxie. 'Blijf staan en maak je bekend!' Hij draaide zijn dikke gestalte op de ladder om en keek omlaag naar de agenten. 'Mannen, hier wachten. Zoek uit wat ze willen. Als ze zich op verboden terrein bevinden, slinger ze dan op de bon.' Hij draaide zich om en begon wanhopig weer te klimmen, Duffy op zijn hielen.
Terwijl Smithback toekeek passeerden de eigenaardige figuren het plateau en naderden ze de stilstaande agenten. Even gebeurde er niets, en toen begon iets wat eruitzag als een gevecht, hoewel het in het schemerlicht wel iets had van een elegant ballet. Die illusie vervloog echter met de luide knal van een 9-millimeterpistool, oorverdovend in de kleine ruimte. De echo rolde als een donderslag langs de stenen schacht omhoog en omlaag. Toen verdronken de echo's in een schreeuw en Smithback zag de onderste agent loskomen van de ladder en de schacht induiken, met een van de figuren nog aan zich vastgeklemd. De verzwakte kreten van de agent weerklonken vanuit de put en verdwenen langzaam in het niets.
'Hou ze tegen!' riep Waxie over zijn schouder terwijl hij de ladder op zwoegde. 'Niet doorlaten!'
Smithback keek verstijfd van afschuw toe hoe de vormen steeds sneller omhoogkwamen. De metalen ladder kletterde en kreunde onder hun gewicht. De tweede agent begon wild te schieten op de figuren en werd vervolgens bij een been gegrepen en met vreselijke kracht van de ladder afgesleurd. Hij tuimelde omlaag terwijl hij keer op keer bleef schieten. De loop van zijn pistool flitste terwijl hij in een spiraal het donker in smakte. De derde agent draaide zich om en begon in paniek omhoog te klimmen.
De donkere figuren zwermden nu de ladder op, twee sporten tegelijk. Ze klommen met lange, soepele bewegingen. Een van de figuren passeerde de straal van een spot zodat Smithback een glimp opving van iets diks en vochtigs dat even opglansde in het gereflecteerde licht. Toen haalde de voorste gestalte de agent in en maakte een wijde uithaal over de achterkant van diens benen. De man gilde en draaide zich om op de ladder. De figuur kwam naast de agent staan en begon aan zijn gezicht en hals te klauwen terwijl de andere figuren met hun grote kappen langs hem heen schoten.
Smithback probeerde zich te bewegen maar leek niet in staat zijn blik los te scheuren van het spektakel onder hem. In zijn paniek om de ladder op te komen was Waxie uitgegleden. Hij hing aan de zijkant van de ladder en probeerde met rondzwaaiende voeten houvast te krijgen. Onder hem kwam Duffy met grote snelheid aanklimmen, maar een paar van de donkere figuren zaten vlak achter hem. 'Hij heeft mijn been!' gilde Duffy. Er klonken onmiskenbare geluiden van schoppen en slaan. 'O god, help me!' De hysterische stem echode keer op keer door de schemerige ruimte. Smithback zag hoe Duffy zich met de kracht van de doodsangst los schudde en langs de spartelende Waxie de ladder op klom. 'Nee! Nee!' gilde Waxie wanhopig en hij probeerde de graaiende hand van de dichtstbijzijnde figuur weg te schoppen, waarbij hij diens kap van zijn hoofd sloeg. Bij de aanblik trok Smithback instinctief met een ruk zijn hoofd terug, maar pas nadat zijn brein een beeld uit zijn ergste nachtmerries had geregistreerd, erger nog omdat het zo vaag was in de schemering: smalle krokodillenpupillen, dikke natte lippen en diepe rimpels in extra huidplooien. Plotseling werd hem duidelijk dat dit de Rimpelaars waren waarover Mefisto het gehad had. Nu wist hij waarom.
De aanblik doorbrak Smithbacks verlamming en hij begon de loopbrug op te hollen. Achter zich hoorde hij Waxie zijn dienstpistool afvuren; er klonk een kreet van pijn die Smithbacks knieën haast in pudding veranderde. Nog twee schoten, snel achter elkaar, en toen Waxies toenemende, blubberende gil van angst, plotseling afgesneden door een afgrijselijk, nat gegorgel.
Smithback holde ineengedoken de loopbrug over en probeerde te voorkomen dat de overweldigende angst hem nogmaals zou verlammen. Achter zich hoorde hij Duffy, god, hij hoopte dat het Duffy was, die huilend de ijzeren sporten op kwam. Ik heb een aardige voorsprong, dacht hij. De figuren moesten nog een meter of dertig langs de ladder afleggen. Even vroeg hij zich af of hij terug zou gaan om Duffy te helpen, maar een ogenblik later besefte hij dat hij niets kon uitrichten. Gun me alleen de luxe dat ik het overleef om spijt te krijgen van mijn vlucht, dacht hij hysterisch, en dan zal ik nooit meer ergens om vragen, echt nooit meer.
Maar toen hij aankwam bij de stenen treden die naar de oppervlakte leidden en de zwakke, vriendelijke cirkel van maanverlichte hemel boven hem in zicht kwam, zag hij tot zijn plotselinge afgrijzen grote figuren opdoemen die de sterren verduisterden. Nu kwamen ze naar beneden, o, god, naar hem toe. Hij liet zich weer op de loopbrug vallen en keek vol wanhoop om zich heen naar de stenen muren, naar de kromming van de schacht die naar de put toeliep. Aan een kant van de loopbrug lag de ingang van een toegangstunnel: een oude stenen boog, overdekt met kalkafzetting als ijzel. De figuren waren nu heel dichtbij. Smithback nam een sprong in de richting van de boog, holde er onderdoor en kwam in een lage tunnel. Hij dook naar voren, wanhopig verderhollend, maar hij besefte dat de tunnel in precies die richting liep die hij niet wilde: omlaag, steeds verder omlaag.