61
Margo kneep haar ogen stijf dicht en probeerde haar geest leeg te maken als voorbereiding op de ultieme pijn. Maar er verstreek een moment, en nog een, en ze voelde hoe ze werd opgetild en weggedragen, ruw van de ene naar de andere kant geslingerd, terwijl de zware tas over haar schouder schaafde. Ondanks de allesdoordringende doodsangst stroomde de opluchting door haar heen: ze leefde tenminste nog.
Ze werd door een muffe, stinkende donkere gang gedragen en kwam in een grote, vaag verlichte ruimte terecht. Ze dwong zich haar ogen te openen en probeerde zich te oriënteren. Ze zag een gebarsten spiegel, overdekt met wat eruitzag als talloze lagen opgedroogde modder. Het grootste deel van het glas was al tijden geleden verbrijzeld en verdwenen. Daarnaast hing een oud wandtapijt met een gevangen eenhoorn, dat van onderaf aan het wegrotten was. Toen kreeg ze weer een duw en zag ze de marmeren wanden oprijzen tot aan een hoog, glanzend plafond, en de glazen kroonluchter. Midden in het plafond was een klein metalen plaatje zichtbaar: daar hadden ze nog geen tien minuten geleden omlaag zitten kijken. Ik ben in het Kristallen Paviljoen, dacht ze.
De smerige lucht was hier sterker dan ooit, en ze vocht tegen haar paniek en toenemende wanhoop. Bruusk werd ze op de grond gesmeten, de klap sloeg de lucht uit haar longen. Naar adem happend probeerde ze op een elleboog omhoog te komen. Rondom haar zag ze Rimpelaars heen en weer schuifelen, gehuld in hun slordige patchwork capes en capuchons. Ondanks haar doodsangst bekeek ze hen belangstellend. Dit zijn dus de slachtoffers van glaze, dacht ze terwijl haar gedachten iets helderder werden. Onwillekeurig voelde ze een steek van medelijden met hen. Ze vroeg zich opnieuw af of het nodig was dat zij moesten sterven, hoewel ze diep in haar hart wist dat er geen andere oplossing was. Kawakita had zelf geschreven dat er geen tegengif was, geen manier om ongedaan te maken wat het reovirus had aangericht. Zoals er ook geen manier was geweest om terug te draaien wat er met Whittlesey gebeurd was. Maar meteen achter deze gedachte aan kwam een andere, en ze staarde wild om zich heen. De explosieven waren geplaatst en zouden spoedig ontploffen. Zelfs als de Rimpelaars hen niet zouden vermoorden...
Een van de wezens bukte zich en wierp haar een boosaardige blik toe. De capuchon viel even naar achteren en alle gedachten aan medelijden, en zelfs aan het gevaar waarin ze zelf verkeerde, smolten weg in een overweldigende afkeer. Ze kreeg een korte, verzengende blik op een grotesk gerimpelde huid met hangende plooien en wallen rond twee hagedissenogen, zwart en doods, met pupillen die waren versmald tot trillende speldenpunten. Ze wendde zich af. Er klonk een dreun en Pendergast werd op de grond naast haar gesmeten. Smithback en een hevig tegenstribbelende Mefisto volgden. Pendergast keek haar vragend aan en ze knikte dat ze ongedeerd was. Na nog enige opschudding werd inspecteur D'Agosta vlak bij hen gedumpt. Zijn wapen werd uit zijn handen gerukt en opzij gegooid. Hij bloedde hevig uit een grote snee boven zijn oog. Een van Rimpelaars scheurde de tas van haar schouder en gooide die op de grond voordat hij op D'Agosta toeliep.
'Blijf met je poten van me af, smerige mutant,' vloekte de politieman. Een van de Rimpelaars bukte zich en gaf hem een klinkende klap in zijn gezicht.
'Werk maar liever mee, Vincent,' zei Pendergast rustig. 'We zijn nogal in de minderheid.'
D'Agosta kwam op zijn knieën overeind en schudde zijn hoofd. 'Waarom zijn we nog in leven?'
'Dat is de hamvraag,' antwoordde Pendergast. 'Ik vrees dat het iets te maken kan hebben met de ceremonie die dadelijk begint.' 'Hoor je dat, klerk?' grinnikte Mefisto vreugdeloos. 'Misschien wil de Post je volgende artikel wel plaatsen. "Hoe ik tot menselijk offer werd".'
Het zachte gezang begon weer, en Margo voelde hoe ze overeind getrokken werd. Tussen de schuifelende menigte door werd een baan vrijgemaakt en ze zag de schedelhut een meter of zeven voor hen liggen. In stomme afschuw staarde ze naar het macabere bouwsel, vol vlekken en vuil, duizend grijnzen grijnzend. In de hut liepen verschillende figuren heen en weer en boven het onafgemaakte dak uit stegen grote pluimen stoom omhoog. Rondom de hut stond een omheining van slordig schoongeschraapte menselijke pijpbeenderen. Voor de ingang zag ze een paar ceremoniële stenen verhogingen. Binnen, door de talloze lege oogkassen heen, zag ze vaag de omtrekken van de draagstoel waarop de sjaman naar binnen gebracht was. Ze vroeg zich af hoe de afschrikwekkende verschijning daarbinnen eruit zou zien. Ze wist niet zeker of ze ertegen kon om nog zo'n gezicht te zien als de kop die haar even tevoren zo hongerig had aangestaard. Een hand in haar rug duwde haar ruw naar voren, en ze liep struikelend naar de hut toe. Uit haar ooghoek zag ze D'Agosta vechten met een paar Rimpelaars die hem naar voren dreven. Ook Smithback verzette zich zwijgend. Een van hen trok een lang, kwaadaardig uitziend stenen mes uit de plooien van zijn lange jas en hield het bij de hals van de journalist.
'Cuchillos de pedemal,' mompelde Pendergast. 'Is dat niet wat die overlevende van de metromoorden tegen jou zei?' D'Agosta knikte.
Even voor de omheining werd Margo tot stilstand gebracht en vervolgens op haar knieën gedwongen, samen met de anderen. Rondom haar hadden het gezang en het getrommel een koortsachtige klank gekregen. Plotseling richtten haar ogen zich op het stenen platform rondom de hut. Op de dichtstbijzijnde verhoging lag een aantal metalen voorwerpen, zorgvuldig gerangschikt als voor een of ander ritueel. Ze ademde scherp in. 'Pendergast?' bracht ze met brekende stem uit. Pendergast keek haar vragend aan en ze gebaarde met haar hoofd naar het plateau. 'Aha,' fluisterde hij. 'Het grootste souvenir. Ik kon alleen de kleinere meenemen.'
'Ja,' fluisterde Margo op indringende toon. 'Maar ik herken er daar een van. Het is de handrem van een rolstoel.' Een blik van verbazing gleed over Pendergasts gezicht. 'En dat ding daar is een wielstop, afgebroken bij de naaf.' Pendergast probeerde dichter bij het plateau te komen, maar een van de figuren drong hem terug. 'Dat slaat nergens op,' zei hij. 'Waarom zou zo'n verzameling...' Plotseling zweeg hij. 'Lourdes,' fluisterde hij. 'Dat begrijp ik niet,' antwoordde Margo. Maar Pendergast zei niets meer en hield zijn blik gevestigd op de figuur in de hut. Binnen klonk enig geritsel en toen begon een kleine processie te voorschijn te komen. Twee aan twee verschenen figuren in lange jassen, en tussen hen in droegen ze grote ketels dampende vloeistof. Rondom haar nam het gezang toe totdat het één grote, monotone kakofonie leek. De Rimpelaars plaatsten de kookketels in uithollingen in de vloer van het paviljoen. Toen kwam de draagstoel naar buiten, overdekt met dikke zwarte stof en geflankeerd door vier dragers die met afgemeten passen rond de beenderomheining liepen. Bij het verst afgelegen, grootste stenen plateau bleven ze staan en zetten de draagstoel voorzichtig neer. De steunpalen werden weggehaald, het afdak verwijderd en de acolieten trokken zich langzaam terug in de hut. Margo staarde naar de figuur die in de schaduw van de stoel zat, zijn gelaatstrekken onzichtbaar in het donker. De enige merkbare beweging was het lichte buigen van dikke vingers. Het gezang ebde weg en zwol weer aan met een onmiskenbare ondertoon van verwachting. Plotseling hief de figuur zijn hand en ogenblikkelijk werd het stil. Toen leunde hij naar voren zodat het flakkerende licht van het vuur over zijn gezicht viel.
Margo kreeg de indruk dat de tijd zelf even, een afgrijselijk moment lang, bleef stilstaan. Ze vergat haar angst, haar pijnlijke knieën, de tijdklokken op de explosieven die genadeloos doortikten in de donkere gangen boven haar hoofd. De man die daar zat, op een bed van aaneengebonden menselijke botten en gekleed in de bekende gabardine broek en de das met paisley-motief, was Whitney Frock. Ze opende haar mond om iets te zeggen maar er kwam geen geluid. 'O, mijn god,' zei Smithback achter haar.
Frock staarde uit over de verzamelde menigte. Zijn gezicht stond onbewogen, zonder enige emotie. Het was doodstil in de gigantische hal. Langzaam dwaalde Frocks blik naar voren, naar de gevangenen voor hem. Hij keek naar D'Agosta, naar Smithback, naar Pendergast. Toen zijn blik op Margo viel, schrok hij even. Er lichtte iets op in zijn ogen.
'Meiske toch,' zei hij. 'Wat verschrikkelijk jammer. Ik had werkelijk niet gedacht dat jij als wetenschappelijk adviseur zou meekomen op dit uitje, en ik betreur het oprecht. Nee, dat is zo, en je hoeft me niet zo aan te kijken. Je weet vast nog wel hoe ik, toen het tijd werd om die bemoeizuchtige Ier op te ruimen, jouw leven gespaard heb. Tegen beter weten in, mag ik wel zeggen.' Margo was sprakeloos van schrik en ongeloof. 'Maar goed, er is niets aan te doen.' Het sprankje in Frocks ogen stierf weg. 'En de rest van jullie, welkom. Ik denk dat we ons even moeten voorstellen. Bijvoorbeeld, wie is die behaarde heer met die vodderige kleding?' Hij wendde zich tot Mefisto. 'Hij kijkt als een wild dier in de val, en dat is volgens mij precies wat hij is. Een van de inboorlingen, neem ik aan, meegebracht als gids. Ik vraag u nogmaals, wat is uw naam?' Het bleef stil.
Hij wendde zich tot een van zijn acolieten. 'Snij zijn hals af als hij geen antwoord geeft. Brutaliteit kunnen we niet tolereren, wel?' 'Mefisto,' klonk het antwoord gemelijk.
'Mefisto, kijk eens aan! Enige eruditie is een gevaarlijk iets. Vooral in een uitgestotene. Maar "Mefisto", wat banaal! Ongetwijfeld verzonnen om angst in te boezemen bij de armzalige volgelingen. In mijn ogen zie je er niet echt uit als een duivel, eerder als een zielige schooier, die bol staat van de drugs. Maar ik mag niet klagen: jij en je soortgenoten zijn bijzonder nuttig geweest, moet ik toegeven. Misschien tref je onder mijn kinderen nog wel een vroegere vriend aan...' Hij maakte een weids handgebaar over de verzamelde rijen Rimpelaars. Mefisto rechtte zwijgend zijn rug.
Margo staarde naar haar voormalige professor. Dit was een heel andere Frock dan zij ooit gezien had. Hij was altijd diplomatiek en voorzichtig in zijn uitspraken geweest. Nu had hij een arrogantie, een kil gebrek aan emotie dat haar nog erger verkilde dan haar angst en verwarring.
'En Smithback, de journalist!' zei Frock minachtend. 'Mocht jij mee om deze geplande overwinning over mijn kinderen te documenteren? Jammer dat je geen kans zult krijgen om de ware toedracht te verhalen in dat schandaalblad waarvoor je schrijft.' 'Daar wordt nog over onderhandeld,' zei Smithback uitdagend. Frock grinnikte.
'Frock, wat is dit in godsnaam?' zei D'Agosta terwijl hij probeerde overeind te komen. 'Je kunt maar beter met een uitleg komen, of anders...'
'Of anders wat?' Frock wendde zich tot de politieman. 'Ik heb jou altijd een brutale, slecht opgevoede vlegel gevonden. Maar ik sta ervan te kijken dat ik je er nu nog op moet wijzen dat je in geen positie verkeert om eisen te stellen. Zijn ze ontwapend?' vroeg hij aan een van de figuren naast hem. De gestalte knikte langzaam van ja. 'Controleer die daar nog een keer,' zei Frock terwijl hij op Pendergast wees. 'Dat is een sluwe vogel.'
Pendergast werd ruw omhooggesleurd, gefouilleerd en weer op zijn knieën gedumpt. Langzaam en met een kille glimlach liet Frock zijn blik over hen heen glijden.
'Dat was jouw rolstoel, nietwaar?' vroeg Pendergast rustig, met een gebaar naar het plateau.
Frock knikte. 'Mijn allerbeste rolstoel.'
Pendergast zei niets. Margo keek Frock aan. Eindelijk had ze haar stem terug.
'Waarom?' vroeg ze. Frock keek Margo even aan en gebaarde toen naar zijn helpers. De in jassen gehulde figuren gingen achter de gigantische kookketels staan. Frock stond op, sprong uit de draagstoel en liep zonder hulp naar de FBI-agent toe. 'Hierom,' antwoordde hij.
Toen rechtte hij trots zijn rug en hief zijn armen hoog boven zijn hoofd.
'Zoals ik genezen ben, zo zult gij genezen worden!' riep hij met heldere, galmende stem. 'Zoals ik geheeld ben, zo zult gij geheeld worden!'
Vanuit de menigte steeg een luide roep ten antwoord op. De kreet hield eindeloos aan, en Margo besefte dat het geen ongearticuleerd geschreeuw was, maar een soort geprogrammeerde reactie. De wezens spreken, dacht ze. Of proberen te spreken. Langzaam stierf het geroep weg en begon het gezang weer. Het diepe, monotone tromgeroffel begon weer en de rijen Rimpelaars kwamen naar voren geschuifeld, naar de halve cirkel van ketels toe. De acolieten brachten tere keramieken bekers uit de hut. Margo staarde, niet in staat de schitterend gevormde voorwerpen te koppelen aan het afgrijselijke ceremonieel. Een voor een stapten de wezens voorwaarts, namen een dampende kop in hun klauwachtige handen en brachten die naar hun capuchons. Ze wendde zich af, vol weerzin bij de dikke slurpende geluiden die volgden.
'Hierom,' herhaalde Frock tegen Margo. 'Zie je dat dan niet? Zie je niet dat dit alles waard is, alles in de hele wereld?' Er leek een bijna smekende toon in zijn stem te liggen.
Het duurde even voordat Margo hem begreep. Toen drong het tot haar door: de ceremonie, de drug, de stukken van de rolstoel, Pendergasts opmerking over Lourdes waar de wonderbaarlijke genezingen plaatsvonden.
'Zodat u kon lopen,' zei ze zachtjes. 'Dit alles alleen maar zodat u weer kon lopen.'
Meteen verhardde de blik op Frocks gezicht. 'Jij hebt makkelijk praten,' zei hij. 'Jij, die je hele leven hebt kunnen lopen zonder daar ooit een moment bij stil te staan. Je hebt er geen idee van hoe het is om niet te kunnen lopen. Het is al erg genoeg als je vanaf je geboorte verlamd bent, maar hoe denk je dat het is om de gave eerst te hebben en die vervolgens te verliezen, terwijl je belangrijkste werk nog voor je ligt?' Hij keek haar aan. 'Voor jou was ik natuurlijk nooit meer dan dr. Frock. Arme oude dr. Frock, wat naar voor hem om polio te krijgen in dat Afrikaanse dorpje in Ituri. Wat jammer dat hij geen veldwerk meer kon doen.'
Hij bracht zijn gezicht vlak bij het hare. 'Veldwerk was mijn léven,' siste hij.
'Dus jij bent verdergegaan met Kawakita's werk,' zei Pendergast. 'Jij hebt afgemaakt waar hij mee begonnen was.'
Frock snoof. 'Arme Gregory. Wanhopig kwam hij bij me. Jullie weten waarschijnlijk al dat hij te vroeg begonnen was met de drug.' Frock bewoog zijn vinger in een voor hem ongewoon cynisch gebaar. 'Foei, foei. En dan te bedenken dat ik hem altijd geleerd heb dat hij strikt volgens de laboratoriumregels te werk moest gaan. Maar hij was té ongeduldig, het jong. Hij was arrogant, hij had visioenen van onsterfelijkheid. Hij nam de drug al in voordat alle onplezierige bijwerkingen van het reovirus waren geneutraliseerd. Vanwege de tamelijk, eh, extreme lichamelijke veranderingen die daaruit resulteerden, had hij hulp nodig. Tijdens een chirurgische ingreep was er een metalen plaatje in zijn rug gezet. Daarvan begon hij erge pijn te krijgen. Hij was gekwetst, eenzaam en bang. Tot wie anders kon hij zich wenden dan tot mij, in mijn verstikkende, tijdverspillende gedwongen rust? En natuurlijk kon ik hem helpen. Niet alleen bij het verwijderen van het plaatje, maar ook bij het verder zuiveren van de drug. Maar zijn uiterst wrede experiment,' hier spreidde Frock zijn handen naar de menigte, 'het feit dat hij de drug ging verkopen, werd uiteraard zijn ondergang. Toen de verslaafden doorkregen wat hij hun had aangedaan, hebben ze hem vermoord.' 'Dus jij hebt het middel verder gezuiverd,' zei Pendergast, 'en zelf ingenomen.'
'Het laatste werk deden we samen in een nogal slordig labje dat hij aan de rivieroever had ingericht. Greg was het geloof dat hij verder moest, kwijt. Of misschien had hij nooit voldoende moed bezeten, nooit die innerlijke kracht gehad die een ware visionaire wetenschapper moet hebben om de dingen te volbrengen. Dus maakte ik af waaraan hij begonnen was. Beter gezegd, ik perfectioneerde waaraan hij begonnen was. Nog steeds veroorzaakt de drug morfologische veranderingen, uiteraard. Maar die veranderingen zijn nu heilzaam in plaats van misvormend ten aanzien van de corrupte natuur. Dit is de ware bestemming, de meest ware iteratie van het reovirus. Ik ben het levende bewijs van de helende krachten. Ik heb de overgang als eerste gemaakt. In feite begrijp ik nu pas dat niemand anders dan ikzelf die overgang had kunnen maken. Mijn rolstoel was mijn kruis, zie je. Nu wordt hij vereerd als symbool van de nieuwe wereld die wij zullen scheppen.'
'De nieuwe wereld,' herhaalde Pendergast. 'De Mbwun-lelies in de grote vijver.'
'Dat was Kawakita's idee,' zei Frock. 'Aquaria zijn verschrikkelijk duur en nemen veel ruimte in beslag, snap je? Maar dat was voordat...' Zijn stem stierf weg.
'Ik geloof dat ik het begrijp,' ging Pendergast verder, zo rustig alsof hij gewoon met een vriend zat te keuvelen aan een restauranttafeltje. 'Jullie waren de hele tijd al van plan om de vijver te laten leeglopen.' 'Natuurlijk. Gregory had de plant zo gemanipuleerd dat hij in een gematigd klimaat groeide. We wilden de vijver zelf laten leeglopen en de lelie overbrengen naar deze tunnels. Mijn kinderen zijn lichtschuw, zie je, en dit is een perfecte schuilplaats. Maar toen maakte vriend
Waxie dat alles overbodig. Hij is, of liever gezegd, was er zo op gebrand om andermans ideeën in te pikken. Je herinnert je misschien dat het aanvankelijk mijn idee was om de vijver te laten leeglopen.' 'Dr. Frock,' zei Margo met een poging om haar stem te beheersen. 'Enkele van die zaden zullen terechtkomen in de overloopkanalen, en daarvandaan in de Hudson en in open zee. Als ze in zout water belanden, wordt het virus geactiveerd zodat het hele ecosysteem besmet raakt. Weet u wat dat betekent voor de voedselketen over de hele wereld?'
'Mijn lieve Margo, dat is juist de bedoeling. Ik geef toe, het is een evolutionaire stap, een stap in het duister. Maar jij als bioloog moet toch beseffen dat het menselijk ras gedegenereerd is, Margo. De evolutionaire kracht is eruit, we kunnen ons niet meer aanpassen. Ik ben het instrument voor de hernieuwing van het ras.' 'En waar wou jij je vette reet opbergen tijdens de overstroming?' vroeg D'Agosta.
Frock lachte. 'Jullie dwazen gaan er ongetwijfeld van uit dat jullie door dit dagtochtje alles weten wat er te weten valt over deze ondergrondse wereld. Geloof me, het ondergrondse Manhattan is veel groter, veel verschrikkelijker en veel prachtiger dan je je kunt voorstellen. Ik heb hier eindeloos rondgewandeld, uit pure vreugde over het gebruik van mijn benen. Hier hoef ik me niet anders voor te doen dan ik ben, zoals boven. Ik heb natuurlijke grotten van ongekende schoonheid gevonden. Oude tunnels, aangelegd door Hollandse smokkelaars in de dagen van Nieuw Amsterdam. Veilige plekjes waar we allemaal kunnen schuilen terwijl het water voorbijraast op weg naar zee. Die vind je op geen enkele kaart. Wanneer hier dadelijk miljoenen liters water doorheen stromen die de rijpe zaden van Liliceae mbwunensis over de wereld verspreiden, zitten mijn kinderen en ik veilig in een tunnel vlak boven het water. En als de overstroming voorbij is, keren we terug naar onze schoongespoelde woonverblijven om te genieten van wat er gezaaid is. En uiteraard om te wachten op de komst van wat ik wel de Discontinuïteit van het holoceen noem.' Ongelovig staarde Margo naar Frock. Hij glimlachte terug: een arrogante, afstandelijke glimlach die ze nooit eerder gezien had. Hij leek uitzonderlijk vol van vertrouwen. De gedachte kwam in haar op dat Frock misschien niets wist van de springladingen die ze geplaatst hadden.
'Jawel, meiske. Dat is mijn theorie van fractale evolutie, tot in de logische extremiteit doorgevoerd. Het reovirus, "glaze" als je wilt, rechtstreeks onder aan de voedselketen ingebracht. Passend, nietwaar, dat ik zelf de vector ben, de katalysator? De massale uitsterving der dinosaurussen zal hierbij vergeleken niets zijn. Toen werden de dino's opgeruimd om plaats te maken voor de zoogdieren. Wie weet waartoe deze transformatie zal leiden? De vooruitzichten zijn bijzonder opwindend.'
'U bent een heel ziek mens,' zei Margo. Terwijl ze het zei, voelde ze een kille wanhoop neerdalen in haar hart. Ze had geen idee gehad hoe erg Frock het gemis van zijn benen gevoeld had. Het was zijn geheime obsessie geweest. Hij moest de mogelijkheden van de opbouwende effecten van de drug ingezien hebben, ondanks Kawakita's ellende. Maar hij had kennelijk niet gerekend op het feit dat de drug ook de geest kon aantasten. Hij zou nooit begrijpen, of geloven, dat hij de uitwerking van de drug op het lichaam had verbeterd maar daarbij had gezorgd voor een exponentiële toename van de neiging tot waanzin en geweld, tot een uitvergroting van verborgen obsessies. En ze voelde dat ze niets meer kon zeggen dat hem tot zijn zinnen zou brengen.
De processies bleven naar de ketels toe schuifelen. Als de Rimpelaars de bekers naar hun lippen hieven, zag Margo huiveringen door de lange jassen varen; van pijn of van vreugde, dat viel niet te zeggen. 'En de hele tijd al wist je wat we gingen doen,' hoorde ze Pendergast zeggen. 'Alsof je er zelf bij was.'
'In zekere zin was dat ook zo. Ik had Margo hier zo goed opgeleid dat ik niet mocht hopen dat ze de zaak zou laten voor wat die was. En ik wist dat jouw actieve geest altijd zou blijven draaien. Dus zorgde ik ervoor dat de leegloop van de vijver niet kon worden tegengehouden. Toen ik een van mijn kinderen hier gewond aantrof, degene die jullie hadden neergeschoten, raakte ik des te meer overtuigd. Gelukkig waren mijn kinderen allemaal op weg naar de Ceremonie, zodat ze niet binnenvielen in ons partijtje.' Hij knipperde met zijn ogen. 'Ik ben verbaasd dat iemand die zo slim is, dacht dat je hierheen kon gaan en ons kon verslaan met jullie pathetische wapens. Maar waarschijnlijk hadden jullie helemaal niet in de gaten hoe talrijk mijn schare is geworden. Zoals jullie zoveel niet in de gaten hadden.' 'Volgens mij hebt u een deel van het verhaal weggelaten, dr.,' zei Margo plotseling, zo neutraal als ze kon.
Frock stapte dichterbij, een onderzoekende blik op zijn gezicht. Het was bijzonder verwarrend om hem zo soepel te zien lopen; het maakte het moeilijk om logisch te denken. Ze haalde diep adem in de stank om haar heen. 'Volgens mij hebt u Kawakita vermoord,' zei ze. 'U hebt hem vermoord en zijn lijk hier achtergelaten, zodat het eruit zou zien als het zoveelste slachtoffer.'
'Zo, zo,' antwoordde Frock. 'En waarom dan wel, als ik vragen mag?' 'Om twee redenen,' zei ze, luider nu. 'In de resten van Kawakita's laboratorium heb ik zijn logboek gevonden. Hij begon duidelijk te twijfelen. Er stond iets in over thyoxine. Volgens mij had hij iets gelezen over het effect van zout water op het reovirus, en was hij van plan de planten te vernietigen voordat u ze de Hudson in kon loodsen. Hij had dan misschien een verwrongen geest en een verwrongen lichaam, maar hij had tenminste een greintje geweten over.' 'Meiske, je begrijpt het niet. Je kunt het niet begrijpen,' zei Frock. 'En u hebt hem vermoord omdat hij wist dat de gevolgen van de drug onomkeerbaar waren. Niet? Zo ver ben ik ook wel gekomen met mijn eigen experimenten. U kunt deze mensen niet genezen, en dat weet u. Maar weten ze het zelf?'
Het gezang in de rijen rondom hen begon iets te haperen, en Frock blikte even van links naar rechts. 'Dit zijn beweringen van een radeloze vrouw. Dit is beneden je waarde, meiske.' Ze luisteren, dacht Margo. Misschien kan ik ze nog overtuigen. 'Uiteraard,' onderbrak Pendergasts stem haar gedachten. 'Kawakita begon met deze ceremonie voor het uitdelen van de drug omdat het de gemakkelijkste manier leek om zijn eigen stakkers van slachtoffers gehoorzaam te houden. Maar hij was niet bijzonder gesteld op de versieringen of het ritueel. Hij nam het allemaal niet serieus. Daar hebt ü voor gezorgd. Als antropoloog moet u genoten hebben van de kans om uw eigen sekte op te richten. Knechten, of misschien altaardienaars, die primitieve messen in het rond zwaaiden. Uw eigen schedelhut. Een reliekschrijn voor uw rolstoel als symbool van uw eigen genezing.'
Frock stond stokstijf en zweeg.
'Dat is de ware reden waarom er zoveel meer moorden gepleegd zijn. Dat komt niet door een gebrek aan de drug, nietwaar? U hebt een hele vijver vol. Nee, er speelt iets anders. Een obsessie. Een architectonische reden.' Hij knikte naar de hut. 'U had een tempel nodig voor uw nieuwe religie. Voor uw persoonlijke vergoddelijking.' Met bewegende lippen keek Frock naar Pendergast. 'En waarom niet? Ieder nieuw tijdperk heeft zijn eigen religie nodig.' 'Maar in de kern is het nog steeds niet meer dan een ceremonie, nietwaar? En verder berust alles op beheersing. Als deze wezens erachter komen dat de effecten niet ongedaan gemaakt kunnen worden, wat voor greep heeft u dan nog op ze?' De dichtstbijzijnde Rimpelaars begonnen te mompelen. 'Genoeg!' riep Frock terwijl hij in zijn handen klapte. 'We hebben niet veel tijd. Bereid de slachtoffers voor!' Margo voelde hoe ze weer bij haar armen gegrepen werd en overeind gehesen werd, een mespunt tegen haar keel. Frock keek haar aan, een eigenaardige mengeling van uitdrukkingen op zijn gezicht. 'Ik wou dat je hier kon zijn om de veranderingen zelf te ervaren, Margo. Maar tijdens de overgang moeten velen vallen. Het spijt me.'
Smithback wilde zich op Frock werpen maar werd teruggezeuld. 'Dr. Frock!' riep Pendergast. 'Margo is uw eigen student geweest. Weet u nog hoe we samen gestreden hebben tegen het museumbeest. Ook nu bent u niet voor de volle honderd procent verantwoordelijk voor wat er gebeurd is. Misschien is er nog een weg terug voor u. Wij zullen uw geest genezen.'
'En mijn leven vernielen?' Frock bukte zich naar de FBI-agent en dempte zijn stem tot een gefluister. 'Een weg terug naar wat, als ik u vragen mag? Naar een hulpeloze, overjarige, lichtelijk lachwekkende curator met emeritaat? Die zijn levenseinde snel ziet naderen? Margo's onderzoek moet toch aangetoond hebben dat de nieuwe drug nog een andere bijwerking heeft: hij verwijdert de concentratie van vrije radicalen in levend weefsel. Met andere woorden, hij verlengt het leven! Wou je dat ik zowel mijn bewegingsvrijheid als mijn leven opgaf?' Hij keek op zijn horloge. 'Twintig voor twaalf. We hebben geen tijd meer.'
Plotseling woei er een kort briesje en vanuit de schedels op de bovenste rij van de hut stegen een paar kleine stofwolkjes op. Bijna meteen klonk er een scherp ratelend geluid, en Margo besefte dat ze het geluid van automatisch geweervuur hoorde.
Er klonk een vreemde plop, toen nog een, en plotseling explodeerde het hele paviljoen in een uitbarsting van fel licht. Gillen en kreten van pijn kwamen van alle kanten. Toen volgde er nog een explosie en het mes verdween van haar hals. Margo schudde haar hoofd, verdoofd en even verblind door het felle licht. Het gezang stierf weg in verwarring en Margo hoorde een boos geroep opgaan. Met haar ogen dicht zag ze nog een uitbarsting van licht, vergezeld van nog meer pijnkreten. Margo voelde hoe een van de Rimpelaars haar losliet. Met de instinctieve snelheid van de wanhoop wrong ze zich los uit de greep van haar andere bewaker en dook op de grond. Ze rolde weg, krabbelde op handen en voeten en knipperde wanhopig met haar ogen om weer iets te kunnen zien. Toen de witte en zwarte vlekken optrokken, zag ze een paar rookpluimen oprijzen uit de vloer, met een onvoorstelbaar helder vuur. Overal om haar heen lagen Rimpelaars op de grond, aan hun gezichten klauwend met hun hoofden onder hun jassen, stuiptrekkend van pijn. Naast haar hadden ook Pendergast en D'Agosta zich losgetrokken. Ze renden naar Smithback toe om hem te ontzetten.
Plotseling klonk er een luide knal en een kant van de hut zakte vlammend ineen. Een wolk van botsplinters vloog over de dichtstbijzijnde hoofden heen.
'Er moeten nog een paar duikers in leven zijn,' schreeuwde Pendergast terwijl hij Smithback naar het groepje trok. 'De schoten komen van het plateau buiten het paviljoen. Laten we maken dat we daarheen komen zolang het nog kan. Waar is Mefisto?' 'Hou ze tegen!' bulderde Frock terwijl hij zijn eigen ogen afschermde. Maar de verblinde Rimpelaars renden verward rond. Op dat moment landde er nog een granaat voor de hut, zodat de omheining uiteenspatte in talloze stukken en twee van de kookketels verbrijzeld werden. Er begon een brede stroom dampende vloeistof over de grond te lopen, glimmend in het toortslicht. De Rimpelaars stieten een gebrul van ontzetting uit en een paar van hen begonnen de kostbare vloeistof van de grond te likken. Frock stond te schreeuwen en gebaarde in de richting waar de granaten vandaan gekomen waren. D'Agosta en de anderen renden naar de open plek achter de hut. Margo aarzelde en zocht wanhopig naar haar tas. Het felle licht begon af te nemen en een paar van de wezens kwamen alweer op hen af, hun handen geheven tegen de gloed en met kwaadaardig glinsterend stenen messen. 'Dr. Green, nú!' riep Pendergast.
Plotseling zag ze de tas gescheurd en wel open op de stoffige grond liggen. Ze greep ernaar en rende achter Smithback aan. De groep was blijven staan bij de tunnel die naar het plateau leidde. De uitgang was versperd door een slordige rij Rimpelaars. 'Shit,' mompelde D'Agosta welgemeend.
'Hé!' hoorde Margo de onmiskenbare stem van Mefisto boven het lawaai en de verwarring uit schreeuwen. 'Dikke Napoleon!' Ze draaide zich om en zag Mefisto een van de lege plateaus op klauteren. Zijn turkooizen ketting bungelde hevig rond zijn nek. Er kwam nog een explosie, verder weg ditmaal. Een zuil van vlammen schoot omhoog uit het midden van een van de verbrijzelde bouwsels. Frock draaide zich met samengeknepen ogen naar hem om. 'Een zwerver, nietwaar, vol drugs, zei je toch? Moet je eens zien!' Mefisto groef diep in het kruis van zijn smerige broek en haalde er iets uit dat er volgens Margo uitzag als een niervormige schijf van groene kunststof. 'Weet je wat dit is? Een brisantmijn. Barstensvol metalen splinters in een teflonlaag, die worden rondgeslingerd door een lading die vergelijkbaar is met twintig granaten. Lelijk dingetje.' Mefisto schudde de schijf in Frocks richting. 'Hij staat op scherp. Vertel die leerjongens van je dus dat ze zich koest houden.'
De Rimpelaars bleven staan.
'Je bluft,' zei Frock rustig. 'Je bent dan misschien een stuk tuig, maar je bent niet suïcidaal.'
'Weet je dat zeker?' grinnikte Mefisto. 'Zal ik jou eens wat zeggen. Ik word nog liever aan stukken gereten dan dat ik jouw hutje ga versieren.' Hij knikte naar Pendergast. 'Yo, Grant's Graf! Ik hoop dat je me kunt vergeven dat ik dit speeltje uit je arsenaal heb gejat. Beloften zijn goed en wel, maar ik wilde zeker stellen dat niemand ooit nog een overval zou plegen op Route 666. En nu kun je je beter deze kant uit reppen als we ooit nog boven willen komen.' Pendergast schudde zijn hoofd en tikte op zijn pols als teken dat ze geen tijd meer hadden. Frock gebaarde koortsachtig naar de capuchons rondom de hut. 'Snij hem de hals af!' riep hij. De Rimpelaars dromden samen rond Mefisto, die zichzelf ophees naar het midden van het plateau.
'Vaarwel, burgemeester Bleekscheet!' riep hij. 'Vergeet niet watje beloofd hebt!' Margo wendde zich vol afschuw af toen hij de schijf midden in de massa rond zijn voeten keilde. Er was een oranje flits, de stinkende, smerige ruimte werd gevuld met de hitte van de zon, en toen een golf van overdruk, een gigantische klap die haar op de grond smeet. Ze kwam op haar knieën overeind en zag achter zich een gigantische vlammenzee oprijzen achter de verwoeste hut, rood tegen het heldere wit van de toortsen. Even zag ze Frocks silhouet als triomfantelijk met uitgestrekte armen staan, zijn witte haar oranje getint door een duizendtal vuurtongen, en toen was alles omgeven door kolkende rook en vlammen.
In de verwarring zag ze de ongeorganiseerde groep Rimpelaars voor hen vertrekken.
'Lopen!' schreeuwde Pendergast boven het lawaai uit. Ze hees haar tas omhoog en volgde hen onder de boog aan het einde van het Kristallen Paviljoen door. Op het treinperron daarachter zag ze D'Agosta en Smithback stilstaan naast een slanke man in een zwarte wetsuit, zijn gezicht glimmend van zweet en camouflageverf. Achter haar klonk een vochtig gehijg. De Rimpelaars hadden de rijen gesloten en kwamen op hen af. Bij de smalle monding van de boog bleef Margo staan en draaide zich om. 'Margo!' riep Pendergast vanaf het perron. 'Wat doe je?' 'We moeten ze hier tegenhouden!' riep Margo terwijl ze in haar tas graaide. 'Ze zijn sneller dan wij!' 'Doe niet zo krankzinnig!' zei Pendergast.
Margo negeerde hem en pakte twee van haar literflessen, een in elke hand. Ze greep ze stevig vast en sluisde een stroom van vloeistof over de ingang van de boog heen. 'Stop!' schreeuwde ze. 'Er zit twee miljard eenheden vitamine D in die flessen!'
De Rimpelaars holden verder, met bloedrode en tranende ogen, hun huid gevlekt en verbrand door het felle licht.
Ze schudde de flessen. 'Horen jullie dat? Geactiveerde 7-dehydro-cholesterol! Genoeg om elk van jullie tienmaal te doden!' Toen de eerste Rimpelaar haar met geheven mes bereikte, spoot ze het spul in zijn gezicht, en raakte meteen daarna een tweede Rimpelaar vlak achter hem. Ze vielen achterover, vreselijk kronkelend, terwijl van hun huid kleine wolkjes stinkende rook opstegen. De andere Rimpelaars bleven staan. Er ging een onverstaanbaar geroezemoes op.
'Vitamine D !' herhaalde Margo. 'De zon in een fles!' Ze hief haar armen en zond twee smalle straaltjes vloeistof in een boog over de massa heen. Er ging een gehuil op. Sommigen vielen al klauwend aan hun jassen zodat de druppels op hun metgezellen terechtkwamen. Margo nam een stap naar voren en bespoot de rest van de voorste rij. In pure paniek deinsden ze terug. De lucht was vol gekwaak en gehuil. Ze nam nog een stap en spoot een dikke straal oplossing van links naar rechts. Toen brak de massa Rimpelaars op en ze draaiden zich om, over elkaar heen klauterend in hun haast om weg te komen. Een tiental stuiptrekkende, rokende gestalten bleef wanhopig aan hun kleren trekkend op de grond liggen. Margo stapte achteruit, sprenkelde de rest van de oplossing over de vloer, de wanden en het plafond zodat de hele uitgangstunnel druipend nat was. De lege flessen gooide ze het paviljoen in. 'Kom op!' Ze rende achter de anderen aan en haalde ze in bij een open rooster aan de andere kant van het perron.
'We moeten terug naar ons punt van samenkomst,' zei de figuur in het zwarte pak. 'Over tien minuten ontploft de boel.' 'Jij eerst, Margo,' zei D'Agosta.
Ze liet zich op de rails zakken en begon af te dalen door de buis. Op dat moment klonk achter en boven haar een reeks hevige explosies. 'De springstof!' riep D'Agosta. 'Door de brand moeten ze voortijdig tot ontploffing gekomen zijn!'
Pendergast wilde antwoorden, maar zijn stem verdronk in een gerommel dat, net als een aardbeving, eerst voelbaar was in de voeten en dan in de buik, en dat steeds heviger en luider werd. Er stak een eigenaardige wind op in de gang, een zich samenpakkend gebrul van lucht, veroorzaakt door het instorten van het Kristallen Paviljoen, dat stof, rook, papiersnippers en de rijpe geur van bloed voor zich uit stuwde.