18

Margo nam plaats in de gigantische Linnaeus Hall, diep binnen in het oorspronkelijke gebouw van het Natural History Museum en keek nieuwsgierig om zich heen. Het was een fraaie ruimte, oorspronkelijk gebouwd in 1882. Torenhoge gewelven rezen op boven de donkere eiken lambrizering. Rond de langgerekte koepel van de hal liep een ingewikkelde, gebeeldhouwde fries die de evolutie in al haar pracht en praal weergaf: van schitterend gesneden diertjes aan de ene kant tot de imposante gestalte van de mens aan de andere. Ze staarde naar de afbeelding van de mens, gekleed in rokkostuum en hoge hoed en met een wandelstok. Het was een schitterend monument voor de vroege darwinistische opvatting over de evolutie: de gestage tocht van simpel naar complex, met de mens als juweel in de kroon. Margo wist dat de huidige opvattingen heel wat anders lagen. De evolutie bleek een eerder toevallige aangelegenheid, vol doodlopende paden en bizarre wendingen. Dr. Frock, die in zijn rolstoel in het gangpad naast haar zat, had met zijn theorie over fractale evolutie belangrijke bijdragen geleverd aan deze gedachtegang. Tegenwoordig werd de mens door evolutiebiologen niet langer beschouwd als het hoogtepunt van de evolutie, maar gewoon als het doodlopende eind van een onbelangrijke zijtak van een algemene, minder ontwikkelde subgroep van zoogdieren.

Ze verwrong haar hals om achterom te kunnen kijken naar het kleine hokje, hoog boven in de achterwand, van waaruit de projector bediend werd. Het indrukwekkende oude vertrek was omgebouwd tot een bijzonder moderne gehoorzaal, voorzien van allerlei verborgen mechanische schoolborden, opklapbare filmdoeken en de nieuwste multimedia-apparatuur.

Voor de honderdste keer die dag vroeg ze zich af wie het verhaal van de rol die het museum speelde, had laten uitlekken. Wie het ook was, hij wist klaarblijkelijk niet alles. De groteske vergroeiingen van het tweede skelet waren niet vermeld. Maar hij of zij wist genoeg. Haar opluchting over het feit dat ze niet voor Smithback op de bres hoefde te springen, werd gematigd door wat ze nu wist over de aard van de tandafdrukken op de lijken. Met angst en beven zag ze de aankomst van Bittermans lijk tegemoet, bijna bang voor het aanvullende bewijsmateriaal dat dat zou kunnen bevatten. Bij een luid zoemend geluid draaide Margo's blik weer naar voren. Voor in de hal schoven het voorste deel van het podium en de coulissen weg terwijl een gigantisch scherm omlaag kwam zakken. In de zaal met zijn tweeduizend zitplaatsen waren zeven gespannen mensen aanwezig.

Naast haar neuriede Frock een melodie uit een Wagner-opera. Zijn dikke vingers tikten op de gehavende leuningen van zijn rolstoel. Zijn gezicht stond uitdrukkingsloos, maar Margo wist dat hij innerlijk zat te sissen van woede. Volgens het protocol moest Brambell, als hoofd van het pathologisch team, de presentatie verzorgen, maar Frock was zichtbaar beledigd door die gang van zaken. Een paar rijen naar voren zag Margo inspecteur D'Agosta zitten, naast een te dikke politiechef in een gekreukeld uniform en twee verveeld ogende rechercheurs van Moordzaken.

Intussen was de hoofdverlichting geheel uit en Margo zag alleen nog Brambells lange, benige gezicht en zijn kale schedeldak, van onderaf belicht door het lampje op het spreekgestoelte. In één hand hield hij een vreemd uitziende plastic degen waarmee hij de diapresentatie bediende en die als aanwijzer dienst deed. Hij leek zelf wel een lijk, dacht ze. Boris Karloff in een laboratoriumjas. 'Zullen we dan meteen maar naar de bewijzen gaan?' zei Brambell. Zijn hoge, vrolijke stem galmde vanuit talrijke luidsprekers langs beide zijden van de zaal. Naast zich voelde Margo Frock verstijven van ergernis.

Het gigantische beeld van een vergroot bot verscheen op het scherm, zodat de hal en de aanwezigen in een spookachtig grijs licht gedompeld werden. 'Hier is een foto van Pamela Wishers derde cervicale wervel. U ziet het duidelijk aanwezige patroon van een gebit.' De volgende dia verscheen. 'Hier is een van de tandafdrukken, tweehonderd maal vergroot. En hier een reproductie van een dwarsdoorsnede. Zoals u kunt zien is dit duidelijk de tand van een zoogdier.'

De volgende reeks dia's toonde resultaten van labtests die waren uitgevoerd op een aantal botten uit de twee lijken, waarbij werd vermeld hoeveel druk per vierkante centimeter benodigd was om indrukken van verschillende diepten te veroorzaken. 'We hebben eenentwintig duidelijke tekens, indrukken of krassen gezien van tanden op de botten van de twee slachtoffers,' vervolgde Brambell. 'Ook zagen we enkele tekens die veroorzaakt lijken te zijn door een stomp voorwerp: te regelmatig voor tanden maar te ruw voor een scherp mes. Iets dergelijks zou misschien te zien zijn na gebruik van een primitieve bijl of een stenen mes. Vooral op de cervicale wervels kwamen deze voor. Wellicht hebben ze te maken met de wijze van onthoofding. Hoe dan ook, de druk die nodig is voor het maken van de tandafdrukken,' Brambell wees de resultaten aan met zijn elektronische aanwijzer, 'varieerden van vijfendertig tot vijfenzestig kilo per vierkante centimeter. Dat is aanzienlijk minder dan onze aanvankelijke schatting van vijfentachtig kilo per vierkante centimeter.' Minder dan jóúw aanvankelijke schatting, dacht Margo met een blik op Frock.

Een nieuwe dia verscheen op het scherm. 'Onze gedetailleerde studie van dunne botsecties hier, rond de afdrukken, toont lekkage van bloed via de interstitiële ruimten van het bot, tot in het merg zelf. Dat geeft aan dat de verwondingen premortem hebben plaatsgevonden.' Er viel een stilte.

'Met andere woorden, de littekens zijn veroorzaakt op het moment van overlijden.' Brambell schraapte zijn keel. 'Gezien de vergevorderde staat van ontbinding is het onmogelijk een definitieve doodsoorzaak vast te stellen. Maar ik denk dat we met redelijke zekerheid kunnen stellen dat deze slachtoffers zijn overleden aan zware verwondingen en bloedverlies op het moment dat de tandafdrukken gemaakt zijn.'

Met een theatraal gebaar wendde hij zich tot zijn gehoor. 'Eén vraag ligt u allen, weet ik, voor op de tong. Dé vraag. Hoe zijn deze afdrukken ontstaan? Zoals bekend, is in de pers gespeculeerd dat de moordenaar een tweede Mbwun zou kunnen zijn.' Hij geniet hiervan, dacht Margo. Ze voelde hoe de spanning in de zaal steeg. Vooral D'Agosta zat op de punt van zijn stoel. 'We hebben een grondige analyse verricht van deze afdrukken, en die vergeleken met afdrukken van Mbwun, van anderhalf jaar geleden. Uiteraard heeft juist het museum hierover een groot aantal gegevens. En we zijn tot twee conclusies gekomen.' Hij haalde diep adem en keek om zich heen.

'Ten eerste zijn deze tandafdrukken niet consistent met die van Mbwun. Ze komen niet overeen in doorsnede, grootte of lengte.' Margo zag D'Agosta's opgetrokken schouders omlaaggaan van opluchting. Hij zakte er bijna van in elkaar.

'Ten tweede is de kracht waarmee de afdrukken zijn gemaakt, nooit hoger geweest dan vijfenzestig kilo per vierkante centimeter, en daarmee komen we eenduidig terecht bij de hond, of nog eenduidiger, bij de mens. Dit is geen Mbwun.'

De dia's flitsten nu sneller voorbij. Diverse micro-opnamen van tandafdrukken en beetpatronen. 'Een gezonde man die regelmatig kauwgom kauwt, kan als hij doorbijt een druk van zestig à vijfenzestig kilo per vierkante centimeter uitoefenen,' zei Brambell. 'Er is geen enkel verschil zichtbaar tussen deze afdrukken en de beet van een menselijke hoektand. Aan de andere kant kan het ook, zeg, een troep wilde honden geweest zijn die door de tunnel dwalen en mensen aanvallen, doden en uiteenrijten. Naar mijn mening doen de patronen die we hier zien echter eerder denken aan een mens dan aan een hond of aan een andere hypothetische wilde bewoner van ondergrondse gebieden.'

'Misschien zijn er meer soorten ondergrondse bewoners, dr. Brambell, dan in uw filosofie droombaar zijn.'

Het was een accent uit het verre zuiden van de Verenigde Staten, Alabama misschien, of Louisiana; de laconieke stem klonk zacht, met een vleugje vriendelijk sarcasme. Margo draaide zich om en zag de bekende magere gestalte van special agent Pendergast in een stoel aan het hoofdeinde van de zaal leunen. Ze had hem niet horen of zien binnenkomen. Hij bemerkte haar blik en knikte, zijn bleke ogen flitsend in het donker. 'Mevrouw Green,' zei hij. 'Pardon, het is nu dr. Green, nietwaar?'

Margo glimlachte en knikte terug. Ze had de FBI-agent niet meer gezien sinds het afscheidsfeest voor dr. Frock in diens kantoor bij het museum. Maar dat was sowieso de laatste keer geweest dat ze een aantal mensen had gesproken die te maken hadden gehad met de museumbeestmoorden, zoals dr. Frock of Greg Kawakita. Frock draaide zich moeizaam om in zijn rolstoel, knikte herkennend en keerde zich weer naar het scherm.

Brambell keek naar de man die pas aangekomen was. 'U bent...?' begon hij.

'Special agent Pendergast van de FBI,' antwoordde D'Agosta. 'De heer Pendergast gaat ons assisteren bij de zaak.'

'Aha,' zei Brambell. 'Tot genoegen.' Snel draaide hij zich terug naar het scherm. 'Verder naar de volgende vraag: de identificatie van het onbekende lijk. Wat dat betreft heb ik tamelijk goed nieuws. Ik vrees dat dit als een verrassing komt voor mijn collegae,' hij knikte naar Frock en Margo, 'want ook aan mijn eigen aandacht is dit tot voor kort ontsnapt.'

Frock leunde voorover in zijn rolstoel, zijn gezicht een onbewogen masker.

Margo keek van de ene wetenschapper naar de andere. Bestond de kans dat Brambell iets voor hen achtergehouden had, zodat hij daar zelf alle lof voor kon krijgen?

'Wilt u goed naar de volgende dia kijken.' Een nieuwe afbeelding verscheen op het scherm: de röntgenfoto met de vier witte driehoekjes die Margo als eerste had opgemerkt.

'Hier hebben we vier kleine metalen driehoekjes, geplaatst in de lumbale wervels van het onbekende skelet. Toen dr. Green hier als eerste op wees, hebben we in het duister getast omtrent de betekenis hiervan. Gisteravond viel mij plotseling te binnen wat dit mogelijkerwijs zou kunnen zijn. Vandaag heb ik het grootste deel van de dag doorgebracht met gesprekken met orthopedische chirurgen. Als ik me niet vergis, zal de identiteit van de vermoorde persoon tegen het eind van de week bekend zijn, zo niet eerder.' Hij grinnikte en keek triomfantelijk de zaal rond, waarbij zijn uitdagende blik even op Frock bleef rusten.

'U bedoelt waarschijnlijk dat die driehoekjes volgens u...' begon Pendergast.

'Voorlopig,' onderbrak Brambell hem nadrukkelijk, 'kan ik niets meer zeggen over dit onderwerp.' Hij zwaaide met de afstandsbediening en er verscheen een nieuwe dia, met daarop een hoofd in verregaande staat van ontbinding, zonder ogen en met tanden die blootlagen in een liploze grijns. Margo vond de aanblik even afstotelijk als toen het hoofd voor het eerst het lab was binnengebracht. 'Zoals u allen weet hebben we dit hoofd gisteren ontvangen voor analyse. Inspecteur D'Agosta heeft het gevonden tijdens een onderzoek naar recente moorden onder de dakloze bevolking. Hoewel het nog enkele dagen zal duren voordat we u een volledig rapport kunnen geven, weten we dat het toebehoort aan een mannelijke zwerver die circa twee maanden geleden is vermoord. Er zijn talrijke afdrukken te zien, enkele van tanden en enkele zo te zien van een primitief wapen. Ook hier zijn de afdrukken het duidelijkst rond de resterende cervicale wervels. We zijn van plan het bijbehorend stoffelijk overschot te laten opgraven van Potter's Field voor een grondiger analyse.' Nee hè, dacht Margo.

Hij liet nog een paar dia's voorbijflitsen. 'We hebben de schuurplekken rond de hals bekeken en geconcludeerd dat ook hier de gebruikte kracht eerder consistent was met die van een mens, en zeker niet met die van Mbwun.'

Het scherm lichtte wit op en Brambell legde de aanwijzer op de tafel naast zich neer. Het licht ging weer aan en D'Agosta stond op van zijn stoel. 'U kunt zich niet voorstellen hoe opgelucht ik daarover ben,' zei hij. 'Maar even voor alle duidelijkheid. U zegt dus dat die beten veroorzaakt zijn door een mens?' Brambell knikte.

'Geen hond of een ander dier dat misschien ergens in het riool leeft?' 'Gezien de aard en de conditie van de afdrukken is het moeilijk om met zekerheid te zeggen dat het geen hond was. Maar volgens mij past dit beeld beter bij een mens, of bij een paar mensen. Als we ook maar één duidelijk gebitspatroon hadden, wisten we meer. Maar helaas...' Hij spreidde zijn handen. 'En als enkele van deze afdrukken veroorzaakt blijken te zijn door een primitief wapen, dan kan er al helemaal geen sprake meer zijn van een hond.' 'En u, dr. Frock? Wat vindt u?' D'Agosta draaide zich om. 'Ik ben het eens met dr. Brambell,' zei Frock kortaf terwijl hij in zijn stoel ging verzitten. 'U zult zich misschien herinneren,' gromde hij, 'dat ik de eerste was die voorstelde dat dit niét het werk kon zijn van een schepsel als Mbwun. Het doet me genoegen dat ik gelijk krijg. Ik moet echter protest aantekenen tegen de wijze waarop dr. Brambell op eigen initiatief te werk is gegaan met de identificatie van kadaver A.'

'Waarvan nota,' zei Brambell met een smalle glimlach. 'Een naäper,' zei de dikke politieman triomfantelijk. Het bleef stil.

De man stond op en keek de zaal rond. 'Er loopt daar ergens een griezel rond die zich heeft laten inspireren door het museumbeest,' zei hij hardop. 'Een of andere idioot die rondholt en mensen doodmaakt, hun hoofden afhakt en misschien opeet.' 'Dat,' zei Brambell, 'komt overeen met onze gegevens, afgezien van...' De dikke politieman onderbrak hem. 'Een seriemoordenaar die ook nog eens dakloos is.'

'Luister, commandant Waxie,' begon D'Agosta,'dat verklaart niet...' 'Het verklaart alles!' zei de man Waxie obstinaat. Plotseling klapte er een deur boven aan de zaal open en een boze stem echode over de groep heen.

'Waarom heb ik verdomme niets gehoord over deze bijeenkomst?' Margo draaide zich om en herkende in één blik het pokdalige gezicht, het vlekkeloze uniform en de zware versieringen van sterren en strepen. Daar was korpschef Horlocker, die gevolgd door twee assistenten met ferme tred het tussenpad af kwam lopen. Over D'Agosta's gezicht gleed even een blik van vermoeidheid voordat het neutrale masker weer neerdaalde. 'Meneer, ik heb u...' 'Wat? Een memo gestuurd?' Met een boos gezicht liep Horlocker naar de stoelenrij waar D'Agosta en Waxie zaten. 'Vinnie, zo te zien maak je weer precies dezelfde fout als eerder bij dit museum. Niet meteen vanaf het begin de hoogste instanties erbij halen. Jij en die hufter van een Coffey hielden maar vol dat het een seriemoordenaar was en dat jullie de zaak onder controle hadden. Tegen de tijd dat je besefte wat er werkelijk aan de hand was, zat je met een museum vol dooien.' 'Als u mij vergeeft, meneer Horlocker, moet ik zeggen dat dat een bijzonder inaccurate weergave van de gebeurtenissen is.' Pendergasts welluidende stem klonk helder door de zaal.

Margo zag hoe Horlocker in de richting van de stem keek. 'Wie is dat?' vroeg hij op hoge toon.

D'Agosta wilde antwoorden, maar Pendergast hief zijn hand om hem tot stilte te manen. 'Sta me toe, Vincent. Meneer Horlocker, ik ben special agent Pendergast van de fbi.'

Horlocker fronste zijn wenkbrauwen. 'Uw naam komt me bekend voor. U was ook betrokken bij die hele wantoestand hier in het museum.'

'Fraai gesteld,' antwoordde Pendergast.

'Wat wil je ditmaal, Pendergast?' vroeg Horlocker ongeduldig. 'Dit valt niet onder jouw jurisdictie.'

'Ik sta inspecteur D'Agosta terzijde in een adviserende functie.' Horlocker fronste. 'D'Agosta heeft geen hulp nodig.' 'Helaas moet ik u tegenspreken,' zei Pendergast, 'maar volgens mij heeft hij, en hebt u, alle hulp nodig die u krijgen kunt.' Zijn blik gleed van Horlocker naar Waxie en terug naar Horlocker. 'Maakt u zich geen zorgen, meneer, ik ben niet uit op een medaille. Ik ben hier om te helpen bij een profielschets, niet om de zaak als eerste op te lossen.'

'Een hele geruststelling,' grauwde Horlocker. Hij wendde zich weer tot D'Agosta. 'Dus?' vroeg hij op hoge toon. 'Hoe ver zijn jullie?' 'De patholoog-anatoom meent dat hij vrijdag de identiteit van het onbekende skelet kan geven,' zei D'Agosta. 'En hij denkt dat de tandafdrukken waarschijnlijk afkomstig zijn van een mens. Of van meerdere mensen.'

'Meerdere?' vroeg Horlocker.

'Meneer, volgens mij beginnen de bewijzen te duiden op meer dan een dader,' zei D'Agosta. Brambell knikte instemmend. Horlocker keek gekweld. 'Wat, dacht jij dat we twee kannibalistische psychoten hebben rondlopen? In jezusnaam, Vinnie, gebruik je verstand. Wat we hier hebben is een dakloze seriemoordenaar die zijn eigen soort belaagt. En zo nu en dan loopt een echte persoon op het verkeerde moment op de verkeerde plek rond, zoals Pamela Wisher of die vent van Bitterman, en dan gaat die er ook aan.' 'Een echte persoon?' mompelde Pendergast.

'Je weet best wat ik bedoel. Een productief lid van de samenleving. Iemand met een adres.' Horlocker fronste en wendde zich tot D'Agosta. 'Ik heb je een deadline gegeven, en ik had verwacht dat je intussen verder zou zijn.'

Waxie verhief zich uit zijn stoel. 'Ik ben ervan overtuigd dat dit het werk is van één enkele dader.'

'Precies,' zei Horlocker, en hij keek de zaal rond of iemand hem wilde tegenspreken. 'Nou, we hebben dus een dakloze man, over de rooie, waarschijnlijk ergens in de buurt van Central Park, die denkt dat hij het museumbeest is. En na dat verdomde artikel in de Times slaan in de hele stad de stoppen door.' Hij wendde zich tot D'Agosta. 'Wat ben jij van plan daaraan te gaan doen?' 'Du calme, du calme, chef,' zei Pendergast kalmerend. 'Het is mij vaak gebleken dat hoe harder iemand spreekt, hoe minder hij te zeggen heeft.'

Horlocker keek hem ongelovig aan. 'Zo spreek je niet tegen een korpschef.'

'O jawel, ik ben zelfs de enige in de zaal die zo tegen u kan spreken,' zei Pendergast vermoeid. 'Het is dus aan mij om u erop te wijzen dat u een aantal tamelijk opmerkelijke en ongegronde veronderstellingen pleegt. Ten eerste dat de moordenaar een dakloze is. Ten tweede dat hij in Central Park woont. Ten derde dat hij psychotisch is. En ten vierde dat hij in zijn eentje opereert.' Pendergast keek de korpschef bijna vriendelijk aan, als een geduldige ouder die een lastig kind toespreekt. 'U ziet kans om opmerkelijk veel giswerk in één zin onder te brengen, meneer Horlocker.'

Horlocker staarde Pendergast aan, opende zijn mond en klapte zijn kaken weer op elkaar. Hij deed een stap naar voren en bleef staan. En toen draaide hij zich na één vernietigende blik op D'Agosta op zijn hakken om en beende de zaal uit, zijn assistenten op een drafje achter zich aan.

Na de klap van de dichtslaande deur bleef het stil. 'Wat een vertoning,' hoorde Margo Frock mompelen terwijl hij onrustig in zijn rolstoel heen en weer schoof.

D'Agosta zuchtte en wendde zich tot Brambell. 'Wilt u misschien een kopie van uw rapport naar de korpschef sturen. Een beetje ingekort, zodat er alleen in staat wat werkelijk belangrijk is. Met een heleboel plaatjes, zodat hij het misschien kan lezen. Zo'n beetje afgestemd op een tienjarige.'

Brambell barstte uit in een hoog, geamuseerd gelach. 'Dat doe ik, inspecteur,' kakelde hij. Zijn kale schedel lichtte op in de gloed van de projector. 'Ik zal mijn literaire best doen.'

Margo zag hoe Waxie beiden een afkeurende blik toewierp en vervolgens zelf naar de deur toe liep. 'Ik vind deze grappen ten koste van de korpschef niet echt professioneel,' zei hij. 'Ik persoonlijk heb wel belangrijker zaken te doen dan geintjes te staan trappen.' D'Agosta staarde hem aan. 'Bij nader inzien,' zei hij langzaam, 'kunt u er misschien beter iets voor een negenjarige van maken, dan kan de heer Waxie hier het ook lezen.'

Vanuit zijn adelaarsnest in de projectiekamer hoog boven aan de achterwand van de zaal trok Smithback zich terug en zette met een tevreden gevoel zijn cassetterecorder uit. Hij wachtte en luisterde totdat de laatste aanwezigen de Linnaeus Hall verlaten hadden. De operateur kwam binnen vanuit de controlekamer en kneep zijn ogen samen toen hij Smithback zag. 'Je zei toch...' De journalist maakte een handgebaar. 'Ik weet wat ik gezegd heb. Maar ik wilde je niet nog zenuwachtiger maken dan je al was. Hier.' Smithback trok een briefje van twintig dollar uit zijn zak en gaf het aan de man.

'Eigenlijk zou ik het niet moeten aannemen, maar het salaris van het museum is een lachertje, daar kun je niet behoorlijk van leven in New York...' zei de man terwijl hij met een nerveus gebaar het biljet in zijn zak propte.

'Ja,' antwoordde Smithback na een laatste blik uit het observatievenster. 'Luister, je hoeft mij niets uit te leggen. Je levert een bijdrage aan de vrijheid van pers. Ga er iets lekkers van eten, oké? En maak je geen zorgen. Al gooien ze me de gevangenis in, ik zal niet zeggen waar ik mijn informatie vandaan heb.' 'De gevangenis?' steigerde de man. Smithback stelde hem gerust met een klopje op de rug, dook het hokje uit, de controlekamer in, en liep met zijn notitieboekje en zijn cassetterecorder tegen zich aan geklemd door de oude, stoffige gangen die hem nog zo vers in het geheugen lagen. Het zat hem mee: de oude Pocahontas, die haar bijnaam te danken had aan de onbeteugelde manier waarop ze de rouge over haar brede wangen smeerde, bewaakte de noorduitgang. Een en al glimlach en gewaagde knipoogjes liep hij haar voorbij terwijl hij zijn duim discreet over de vervaldatum van zijn verlopen museumpas hield.