28
Ventilatiepijp twaalf stak als een schoorsteen uit een nachtmerrie omhoog boven de ingang van de Lincoln Tunnel aan 38th Street, een zeventig meter hoge toren van baksteen en roestend metaal. Boven aan de enorme pijp zat een klein metalen observatiehokje dat als een zeepok aan de oranje wand hing. Vanaf zijn uitkijkpunt op de smalle ladder naar het hokje kon Pendergast de kamer hoog boven zijn hoofd zien. De ladder was aan de rivierzijde van de ventilatiepijp bevestigd en op verschillende plekken hadden de bouten zich losgewerkt. Terwijl hij klom, zag hij door de ribbels van de ijzeren treden heen hoe het verkeer zich de tunnel dertig meter onder zijn voeten in wrong.
De ladder viel in de schaduw toen hij de onderzijde van het observatiehokje naderde. Pendergast keek omhoog en zag een luik in de bodem van het hok zitten, met een ronde handgreep als de waterdichte deur van een onderzeeër en het opschrift HAVENDIENST NEW YORK. Het gebrul van de luchtverversingspijp leek op het gegier van een straalmotor en Pendergast moest een aantal malen op het luik bonzen voordat dat werd geopend door degene die binnen zat. Pendergast klom het kleine metalen vertrek binnen en streek zijn pak glad terwijl de aanwezige, een kleine, magere man met een geruit hemd en een overall, het luik dichtdeed. Drie zijden van het observatiehokje keken uit over de Hudson, de wegen naar de Lincoln Tunnel en de gigantische installatie die ervoor zorgde dat verschaalde lucht uit de tunnel werd gezogen en de ventilatiepijpen in gejaagd werd. Als hij zijn hoofd in zijn nek legde, kon Pendergast de draaiende turbines zien van het filtersysteem van de tunnel, dat recht onder hem lag te loeien. De man stapte weg van het luik en liep naar een kruk achter een kleine tekentafel. Er was geen andere stoel in het kleine, overvolle vertrek. Pendergast keek hoe de man hem aanstaarde en zijn mond bewoog alsof hij sprak. Maar boven het gegil van de gigantische ventilatiepijp vlak naast hen uit was geen geluid te horen. 'Wat?' riep Pendergast terwijl hij op de man afliep. Het vloerluik bood weinig bescherming tegen het lawaai of de verkeerswalmen die vanaf de grond naar hen opwoeien.
'Identificatie,' antwoordde de man. 'Ze zeiden dat jij je kon identificeren.'
Pendergast reikte in de zak van zijn jasje en liet zijn FBI-pasje zien, dat de man zorgvuldig bestudeerde. 'De heer Al Diamond, nietwaar?' zei Pendergast. 'Al,' zei de man met een nonchalant gebaar. 'Wat wil je?' 'Ik heb gehoord dat u de expert bent op het gebied van ondergronds New York,' zei Pendergast. 'U bent de ingenieur die overal voor geraadpleegd wordt, van de aanleg van een nieuwe metrotunnel tot aan de reparatie van een gasleiding.'
Diamond staarde naar Pendergast. Een van zijn wangen begon op te bollen terwijl zijn tong langzaam over zijn onderkiezen gleed. 'Kan zijn, ja,' antwoordde hij uiteindelijk.
'Wanneer bent u voor het laatst onder de grond geweest?'
Diamond hief een vuist, opende die eenmaal, en daarna nog een keer wijd en sloot hem weer.
'Tien?' zei Pendergast. 'Tien maanden?'
Diamond schudde zijn hoofd.
'Jaren?'
Diamond knikte. 'Waarom is dat zo lang geleden?' 'Ik kreeg er genoeg van. Toen heb ik hierom verzocht.' 'Verzocht? Interessant verzoek. Verder weg van de onderaardse gangen kun je bijna niet, tenzij je gaat vliegen. Was dat opzet?' Diamond haalde met een neutraal gebaar zijn schouders op. 'Ik heb wat informatie nodig,' schreeuwde Pendergast. Er was gewoonweg te veel herrie in het observatiehokje voor beleefde gesprekken.
Diamond knikte en de bobbel in zijn wang klom langzaam omhoog toen het onderzoek zich verplaatste naar de kiezen in zijn bovenkaak. 'Wat kunt u mij vertellen over de Duivelszolder?' De bobbel verstarde meteen. Even later ging Diamond op zijn stoel verzitten, maar hij zei geen woord.
Pendergast ging door. 'Ik heb gehoord dat er onder Central Park nog een niveau van tunnels ligt. Uitzonderlijk diepe tunnels. Ik heb gehoord dat die regio de Duivelszolder genoemd wordt. Maar er zijn geen dossiers voorhanden van een dergelijke plek, althans niet onder die naam.'
Na enige tijd keek Diamond omlaag. 'Duivelszolder?' herhaalde hij als met grote tegenzin. 'Kent u zo'n plek?'
Diamond reikte in zijn overall en haalde er een klein flesje uit met iets wat geen water was. Hij nam een lange teug en borg de fles weer weg zonder Pendergast iets aan te bieden. Hij zei iets wat onverstaanbaar was door het lawaai van de ventilatiepijp. 'Wat?' riep Pendergast terwijl hij nog dichterbij kwam. 'Ik zei, ja, die ken ik wel.' 'Kunt u er iets over vertellen?'
Diamond wendde zijn blik af van Pendergast en staarde uit over de rivier, de kant van New Jersey uit. 'Die rijke klootzakken,' zei hij. 'Pardon?'
'Die rijke klootzakken. Wilden niet in aanraking komen met de werkende klasse.'
'Rijke klootzakken?' vroeg Pendergast.
'Je weet wel. Astor. Rockefeller. Morgan. En de rest. Die hebben meer dan een eeuw geleden die tunnels aangelegd.' 'Dat begrijp ik niet.'
'Spoorwegtunnels,' barstte Diamond geïrriteerd uit. 'Ze wilden een particuliere spoorlijn in het leven roepen. De grond in bij Pelham, onder het park door, onder het Knickerbocker Hotel en die villa's langs het park aan Fifth Avenue. Prachtige particuliere stations en wachtkamers. Met alles erop en eraan.' 'Maar waarom zo diep?'
Voor het eerst grijnsde Diamond. 'Geologie. Ze moesten dieper gaan dan de bestaande spoorlijnen en de eerste metrotunnels, uiteraard. Maar vlak daaronder lag een laag shitsteen.' 'Pardon?' gilde Pendergast.
'Rotte zandsteen uit het precambrium. Dat noemen wij shitsteen. Je kunt waterleidingen en riolering aanleggen in shitsteen, maar geen spoorwegtunnel. Dus moesten ze dieper. Jouw Duivelszolder ligt dertig verdiepingen onder de grond.' 'Maar waarom dan?'
Diamond keek de FBI-agent ongelovig aan. 'Waarom? Waarom denk je? Die hoge heren hadden geen zin om spoorwissels of signalen te delen met normale spoorlijnen. In die diepe tunnels konden ze zó de stad uit, boven komen bij Croton en dan konden ze op pad. Geen vertragingen, geen omgang met het gewone volk.' 'Dat verklaart nog niet waarom het bestaan ervan niet gedocumenteerd is.'
'Heeft een vermogen gekost. En niet alles kwam uit de zakken van de oliebaronnen. Ze hebben ook wat vriendendiensten aan het stadhuis laten terugbetalen.' Diamond tikte tegen de zijkant van zijn neus. 'Over dat soort bouw leg je geen dossier aan.' 'Waarom zijn ze ermee opgehouden?'
'Onmogelijk te onderhouden Ze lagen onder de meeste riool- en drainagegangen, dus ze waren niet droog te houden. En dan was er de opbouw van methaan, koolmonoxide, noem maar op.' Pendergast knikte. 'Zware gassen, die omlaaggaan.' 'Ze hebben miljoenen gespendeerd aan die rottunnels. Maar de lijn is nooit afgemaakt. Ze waren pas twee jaar open toen bij de stormvloed van 1898 de pompen doorsloegen en alles halfvol liep met rioolwater. Dus hebben ze alles dichtgemetseld. Niet eens de machines eruit gehaald of wat dan ook.'
Diamond viel stil, en het vertrek vulde zich wederom met het gebrul van de ventilatiepijp.
'Zijn er kaarten van die tunnels?' vroeg Pendergast na een tijdje. Diamond rolde met zijn ogen. 'Kaarten? Ik heb twintig jaar lang lopen zoeken naar kaarten. Die kaarten bestaan niet. Wat ik weet, heb ik geleerd van een paar oude rotten.' 'Bent u zelf daar beneden geweest?' vroeg Pendergast. Diamond schrok duidelijk op. Maar even later knikte hij zwijgend. 'Kunt u ze voor me tekenen?' Diamond bleef zwijgen.
Pendergast schoof dichterbij. 'Alles wat u kunt doen, al is het nog zo weinig, wordt op prijs gesteld.' Zijn hand leek de revers van zijn jasje glad te strijken, maar plotseling flitste er een biljet van honderd dollar tussen twee slanke vingers, de kant van de technicus uit gebogen.
Diamond keek nadenkend naar het biljet en nam het uiteindelijk aan. Hij rolde het tot een bal en propte die in een zak. Toen draaide hij zich om naar de tekentafel en begon met ervaren bewegingen te tekenen op een stuk geel ruitjespapier. Er ontstond een ingewikkeld patroon van tunnels.
'Meer kan ik niet voor je doen,' zei hij een paar minuten later toen hij zijn rug rechtte. 'Zo ging ik zelf altijd naar binnen. Een heleboel van die rotzooi ten zuiden van het park is dichtgestort met beton, en de tunnels naar het noorden zijn jaren geleden ingestort. Eerst moet je bij Bottleneck zien te komen. Daarvoor neem je aanvoertunnel 18 omlaag en je zakt af vanaf het punt waar die de oude waterleiding uit 1924 snijdt.''Bottleneck?' vroeg Pendergast.
Diamond knikte en krabde met een smerige vinger aan zijn neus. 'Door de vaste steen heen loopt een granietader, diep onder het park. Keihard spul. Om tijd en dynamiet te sparen hebben die oude explosievenjongens gewoon één gigantisch gat gemaakt en daar alles doorheen getrechterd. Recht daaronder liggen de Astor Tunnels. Voor zover ik weet, is dat de enige manier om vanuit het zuiden binnen te komen. Tenzij je een wetsuit hebt, uiteraard.'
Pendergast nam het papier aan en keek er zorgvuldig naar. 'Dank u, meneer Diamond. Is er enige kans dat u daar nog eens heen zou willen gaan om een zorgvuldiger studie te maken van de Duivelszolder? Tegen gepaste betaling, uiteraard.'
Diamond nam een grote slok uit de fles. 'Voor al het geld in de wereld ga ik daar nog niet naartoe.' Pendergast boog zijn hoofd.
'Nog iets,' zei Diamond, 'gebruik nooit het woord Duivelszolder, oké? Dat is mollenpraat. Die dingen heten de Astor Tunnels.' 'Astor Tunnels?'
'Ja. Het was het idee van mevrouw Astor. Volgens de verhalen had ze haar man zo ver gekregen dat hij het eerste particuliere station onder haar huis aan Fifth Avenue liet bouwen. Zo is het allemaal begonnen.'
'Waar kwam die naam Duivelszolder dan vandaan?' vroeg Pendergast.
Diamond grinnikte vreugdeloos. 'Geen idee. Maar denk eens na. Stel je voor, tunnels die dertig verdiepingen onder de grond liggen. Muren met grote wandtegelplateaus. Wachtkamers, tot de nok toe vol spiegels, banken, schitterend glas in lood. Hydraulische liften met parketvloeren en fluwelen gordijnen. En bedenk dan nu eens hoe dat alles eruitziet na een bad met onverwerkte rioolprut en dat dan vervolgens een eeuw lang afgesloten geweest.' Hij leunde achterover en staarde Pendergast aan. 'Ik weet niet wat u daarvan zou vinden. Maar voor mij zou dat eruitzien als de zolder van de Hel zelf.'