1995 Rampur

 

 

De kraaien pikten lusteloos in de grond, wormen zouden ze niet vinden tot de regen kwam en die was al zeker twee weken later dan normaal. Wie bij de zinderende hitte nog zin had om te praten sprak over het enige onderwerp dat iedereen interesseerde: het watertekort in het spaarbekken van Rampur.

   Charlotte wiste het zweet van haar voorhoofd en keek zoekend om zich heen. Er was iets veranderd, maar ze kon niet zien wat. Haar neus vertelde het haar. Ze snoof de lucht op. Niet het gras, dat in deze tijd van het jaar volkomen geurloos was, maar de jasmijnstruik naast
de schuur gaf een heel lichte geur af. Er waren nog geen bloemen, de bloesem zou pas na de regen komen, maar de plant zelf, de takken en de bladeren verspreidden een licht aroma. Het maakte haar vrolijk, het moest een voorteken voor de komende moesson zijn. Ze keek naar de lucht, maar die was wolkeloos.

   In de schuur schenen de stralen door het dak, het viel haar direct op dat er iemand op het oude bed van de mali had geslapen. Ze zou straks Hema er streng op aanspreken. Het kon niet zo zijn dat hij weer een van zijn vele verre achterneven, die op zoek was naar werk, ongevraagd onderdak had verschaft. Dat Hema koning wilde zijn in zijn eigen rijk, dat gold voor ieder hoofd van de huishouding, maar omdat zijn imperium was geslonken tot één man, kreeg hij steeds vaker kuren, en dat irriteerde haar. Zo ‘vergat’ hij consequent het legen van de prullenmanden, het strijken van haar bloezen, het wekelijks doorsteken van de rioolbuis en het bewateren van de borders, hoewel ze over dat laatste was gaan twijfelen. Ook zijn relatie met de kleermaker was iets waarover ze zich zorgen maakte. Misschien moest ze voorstellen de darzi toch in de pianokamer te laten werken. Ze voelde dat ze ging blozen en ze schudde haar hoofd in een poging de blos van haar gezicht te krijgen. Haar fiets stond naast het bed en ze zag het meteen: een lekke band! De kleur op haar wangen verergerde, maar ditmaal van ergernis. De man die hem gewoonlijk plakte, kwam alleen na sluitingstijd van zijn eigen winkel, en Hema had ze na diverse mislukte reparatiepogingen van de taak ontheven. Dit was echter een noodgeval, want deze dinsdagochtendbijeenkomst mocht ze niet missen, dat zou betekenen dat alle vrouwen een voor een langs zouden komen om met hun nieuwsgierige ogen niet alleen de vorderingen van de kleermaker te zien, maar ook om te gluren of haar huis echt zo leeg was als de roddels beweerden. Dus trok ze haar strooien hoed recht en deed of de zon haar niet deerde. Onder aan het pad, op de plek waar haar vader voor het laatst gelopen had, zou ze een riksja aanhouden, want het geld van haar Wedgwood-servies was nog lang niet op, al ging het veel harder dan ze had gehoopt. Zich zorgen maken over onbetaalde rekeningen was een van de dingen die Charlotte consequent voor zich uit schoof. Ze had er bij haar vader op aangedrongen kleiner te gaan wonen, maar hij weigerde zijn handtekening te zetten. Haar laatste voorstel was op zo’n hooglopende ruzie uitgelopen, dat ze het niet nogmaals had geprobeerd.

   De zon brandde door haar hoed heen, het zweet gutste van haar gezicht. De straat onder aan de heuvel, waar anders altijd veel verkeer reed, was, op een verveeld grazende koe en een vrachtauto vol bananen na, verlaten. Niemand wilde met de hitte naar buiten en het idee dat ook de dames van de club niet zouden komen opdagen dook net in haar hoofd op toen de haar bekende toeter klonk. De glimmende wagen stopte en het portier vloog open.

   ‘Kom, stap snel in,’ klonk de stem van de vrouw van Nikhil Nair.

   Dat liet Charlotte zich geen twee keer zeggen. ‘Ik heb een lekke band,’ zei ze toen ze naast de dikke vrouw in een knalroze bloes neerplofte.

   ‘Je moet met dit weer ook helemaal niet gaan fietsen. Hebben jullie die Vauxhall niet meer?’

   Charlotte lachte. ‘Het fietsen houdt me fit.’

   De airconditioning stond op zijn hoogste stand. Charlotte rilde een beetje.

   ‘Schiet hij op?’ vroeg de vrouw van Nikhil Nair. ‘Ik kan niet wachten tot mijn Amerikaanse jurk klaar is.’

   ‘Hij werkt hard,’ zei Charlotte. De roze jurk, die aan het plafond boven de voorovergebogen man zachtjes danste, herinnerde ze zich nog heel goed.

   ‘Als het maar mooi wordt, want ik moet er niet aan denken dat ik mijn zijde voor de derde keer naar een andere darzi moet brengen, met het risico dat er weer een halve meter vanaf is gehaald.’

   ‘Volgens de butler schiet hij erg op.’

   ‘Hij naait toch niet in de keuken? Straks ruikt mijn jurk naar masala en geroosterde kip. ’

   ‘Nee, natuurlijk niet.’

   ‘Stoffen nemen makkelijk geur op, hoor. De darzi die mijn bruidskleed maakte deed dat naast de kamer waar mijn oom een geheime voorraad drank had opgeslagen, mijn hele bruiloft stonk ik als een dronkenman. We hebben nog geprobeerd de geur eruit te krijgen door hem een nacht buiten te hangen maar ik was bang dat hij gestolen zou worden, dus heeft mijn moeder hem besprenkeld met eau de cologne. Niet dat dat hielp ...’ Iedereen wist dat haar kleermaker van destijds een notoire alcoholist was en dat haar oom toen het feest begon twaalf flessen whisky miste.

   ‘Hij gebruikt alleen wat suiker om kragen te stijven.’

   ‘Suiker!?’

   ‘Dat zei hij.’

   ‘Kun je dan met hem praten?’

   ‘Nee, maar de butler had hem met suiker bezig gezien en dacht dat hij zijn suiker gebruikte, dus moest ik tussenbeide komen.’

   ‘Ik hoorde al dat hij vreemd is.’

   ‘Vreemd, hoezo?’

   ‘Mijn chauffeur heeft hem op de markt bloemzaden zien kopen, nou, ik dacht, waar heeft hij nou bloemzaden voor nodig? Eten doe je die niet, naar huis sturen heeft geen zin want het is het seizoen niet, dus dacht ik, je hebt hem toch niet gevraagd ook je tuin te doen? Je hebt nog steeds geen nieuwe, hè?’

   Er klonk iets van minachting door in haar stem, maar Charlotte deed of ze het niet hoorde.

   ‘Waarschijnlijk zag hij iets wat hij wilde.’

   ‘Ja, maar vreemd is het wel. Houd hem wel in de gaten. Ik moet er echt niet aan denken dat ik straks een rij zonnebloempitten op mijn kraag geborduurd krijg.’

   Bij aankomst op de club wilden alle dames weten hoe het met hun feestgewaden was gesteld en moest Charlotte hemel en aarde bewegen om ze over te halen de kleermaker, maar voornamelijk haarzelf, met rust te laten. ‘Als hij klaar is,’ zei ze, ‘komt hij direct naar iedereen toe. Daar zal ik op toezien.’

 

‘Wat gehoord?’ zuchtte de vrouw van Ajay Karapiet, die niet naar de dinsdagochtendbijeenkomst was gegaan omdat ze met hoge koorts
in bed lag en nog altijd veel te ziek was om naar de verhalen van haar in het roze geklede vriendin te luisteren.

   ‘Het is toch te armzalig voor woorden, ik durf het je bijna niet te zeggen, maar ze was lópend, bij dít weer, niemand was op straat, je snapt, er verspreidde zich een speciale geur in de auto, dus gaf ik haar zo’n modern eau-de-colognedoekje, dat is toch het minste wat ik kon doen,’ ratelde de vrouw van Nikhil Nair door de telefoon.

   ‘Wie?’ kreunde de vrouw van Ajay Karapiet, die de deken van haar af sloeg terwijl ze die net over zich heen had getrokken.

   ‘Charlotte Bridgwater, natuurlijk! Er schijnt nog geen kledingstuk klaar te zijn en hij bestrijkt onze stoffen met suiker, de butler, die eigenlijk meer een allerhandemannetje is, maar vooruit, zij noemt hem nog steeds de butler, hij was ook tegen, ze hebben gevochten, de darzi en hij, en ze heeft ertussen moeten springen, zei ze me, stel je voor dat hij bij jou in de bediendekamer was gekomen, jij had dat vast nooit gedurfd, al vraag ik me soms wel af of het echt wel zo’n goed idee was dat die man bij haar in huis is ...’

   De vrouw van Ajay Karapiet wist dat haar vriendin nu verwachtte dat ze ‘hoe dat zo’ of ‘waarom’ zou zeggen, maar haar hoofd bonsde en haar oren suisden, ze wilde een glas koud water en weer gaan slapen, dus kreunde ze maar wat, wat werd opgevat als een vraag.

   ‘Ik heb zo het idee dat, echt tegen niemand zeggen, hoor, maar ik heb het idee dat ze hem ook als tuinman gebruikt!’

   Zelfs met haar hoofd vol snot en een temperatuur van 39,4 spitste de vrouw van Ajay Karapiet haar oren. ‘De kleermaker een tuinman ...’ pufte ze.

   ‘Mijn kok heeft gezien dat hij een kist vol bloemzaad op de markt kocht. Bloemzaad gebruik je niet om kleren mee te maken, toch? Sinds haar mali in zijn cyclus is teruggekeerd, heeft ze geen tuinman meer, ik weet dat die klusjesman van haar een hekel heeft aan tuinieren, dat weet ik van de broer van mijn chauffeur. En ...’ Haar stem daalde, ze bouwde de spanning op. ‘... iemand heeft gezien dat ze, als het nog donker is, het gras maait! Zélf! Het gras! De mevrouw van het grote huis zelf!’

   Dit nieuws was zelfs voor de vrouw van Ajay Karapiet een reden om rechtop te gaan zitten. ‘Ze maait zélf het gras ...!?’ kraste ze met schorre stem.

   ‘Ze wil natuurlijk dat niemand het weet, daarom doet ze het
’s nachts, maar tel de drie dingen nu eens bij elkaar op, dan is de conclusie duidelijk. Daarbij het feit dat er nog steeds geen enkele jurk klaar is. Ik ben ervan overtuigd dat de kleermaker, die ervoor moet zorgen dat wij er over een paar weken allemaal feestelijk uitzien, de tuin doet!’

   Aan de andere kant van de lijn klonk een klaaglijk gezucht. De zieke viel weer terug in de kussens.

   ‘Ik ben blij dat je het met me eens bent en, tussen ons gezegd en gezwegen, dit is toch ouderwets koloniaal gedrag of niet?’

   De vrouw van Ajay Karapiet had nooit precies begrepen wat ‘koloniaal gedrag’ nou eigenlijk betekende en piepte maar weer wat. Voor haar waren de Engelsen de brengers van de spoorwegen en de posterijen. Beide instituten deden het nog steeds fantastisch en haar kinderen, en zij dus, maakten er nog steeds veelvuldig gebruik van, aangezien al haar kinderen ver van huis waren gaan studeren.

   ‘Ik vind dat we iets moeten doen. We kunnen dit niet laten gebeuren. We gaan erheen.’

   De vrouw van Ajay Karapiet kreunde.

   ‘Ben je echt ziek?’

   ‘Kom me maar halen ...’ zei de vrouw van Ajay Karapiet want ze wist dat haar vriendin net zo lang zou doorzeuren tot ze uit bed zou komen.

 

Charlotte hoorde een wagen het pad op komen rijden, het werd al in geen jaren meer de oprijlaan genoemd. Niet sinds het gat in de grond, dat haar vader had gegraven, twee jaar open was blijven liggen. De rioolwerkers hadden na het vertrek van de ambulance mopperend geholpen de buizen terug de wagen op te tillen en waren vertrokken. De grond was te hard, zeiden ze. Na de daaropvolgende moesson
– haar vader was in een revalidatiekliniek opgenomen en leerde zich te bewegen met zijn onbruikbare ledematen – had ze een andere aannemer in dienst genomen, die de situatie opnieuw had bekeken en had gezegd dat het veel makkelijker en sneller was om via de andere kant van de heuvel een buis aan te leggen. Hij had gelijk gehad. Zijn mannen hadden zonder probleem een diepe sleuf door de tuin gegraven. De eerste keer dat Charlotte op het moderne doorspoeltoilet kon gaan zitten was precies honderdenacht jaar nadat koningin Victoria voor het eerst op het hare had gezeten. Charlotte had de mannen gevraagd het gat aan het begin van de oprijlaan dicht te gooien en de voorman had smalend gelachen: ‘U noemt dit weggetje een oprijláán!’ Vanaf dat moment waren ze het allemaal ‘het pad’ gaan noemen, en toen haar vader na twee jaar voor het eerst weer thuiskwam waren de tuin en het huis zo in verval geraakt dat die naam was gebleven.

   Uit de auto stapten de vrouw van Nikhil Nair in haar knalroze bloes en de vrouw van Ajay Karapiet, die een vest had aangetrokken. Hema snelde de keuken uit, het gras over, de personeelsingang in, de hal door, om net op tijd bij de voordeur te zijn om die open te kunnen doen toen er werd aangebeld. Hij liet de dames in de kale hal en ging de salon in. Memsahib, die al wist wie haar bezoekers waren, zat op haar knieën op de grond. Zonder een woord te zeggen rolden ze samen het tapijt uit en schoven de stoelen zo dat de kamer beter gevuld leek. Snel fatsoeneerde ze haar rok, depte haar voorhoofd en knikte dat hij de dames kon binnenlaten. Er werden handen geschud en beleefdheden uitgewisseld. De vrouw van Ajay Karapiet had hoogrode konen en het zweet liep over haar gezicht. Charlotte wist niet dat ze bijna veertig graden koorts had en vond het ongepast iets te vragen nu
iedereen last had van overmatige transpiratie.

   ‘We reden toevallig langs en dachten, we wippen even aan. We komen toch niet ongelegen?’

   ‘Nee, hoor. Helemaal niet.’ Charlotte drukte met de neus van haar schoen een hoek van het tapijt plat.

   ‘Wat denk je, kunnen we even bij de darzi gaan kijken?’

   Hema, die nog wat ronddrentelde in afwachting van de orders voor thee of koffie, werd weggezonden om de kleermaker te gaan halen. Charlotte wist dat, als de dames hem aan het werk zagen in de kamer aangrenzend aan de keuken, al het geklaag over geuren weer zou beginnen. De fan draaide op volle toeren en er viel een ongemakkelijke stilte. Charlotte voelde zich overvallen door de bemoeizuchtige vrouwen. De vrouw van Ajay Karapiet dacht aan haar bed en de vrouw van Nikhil Nair kon haar nieuwsgierigheid niet bedwingen en keek de kamer rond, die er veel minder armoedig uitzag dan ze had verwacht. Het verbaasde haar nog het meest dat de kostbare pers nog steeds op de vloer lag. Wat ze niet wist, was dat het oosters tapijt volledig eigendom was van de bank, net als de stoel waarop ze zat, het bijzettafeltje waarop ze haar handtas had neergezet, het dressoir, dat haar wel wat leeg voorkwam, en alle andere meubels in de kamer. De deur ging open en de darzi kwam binnen. Zijn hoofd bescheiden iets gebogen, over zijn arm droeg hij twee jurken, de roze en die van goudbrokaat. De vrouw van Nikhil Nair sprong op, liet een gil horen en spurtte op haar nieuwe kledingstuk af. Ze begon te juichen, griste de jurk uit zijn handen en danste ermee door de kamer. De vrouw van Ajay Karapiet straalde ook toen ze haar gouden jurk kreeg.

   Wat zijn ze mooi geworden, dacht Charlotte.

   De jouwe wordt nog veel mooier.

   Als ik een lap vind.

   Die vind je.

   Charlotte keek naar Madan, die op zijn beurt naar de vrouwen keek. Ze voelde zich ongemakkelijk, het was net of hij antwoord gaf op haar gedachten.

   ‘Ik moet hem nú passen!’ kirde de vrouw van Nikhil Nair.

   O god nee! schoot er door Charlottes hoofd, dan ziet ze dat alle kamers leeg zijn.

   Ze kunnen ze thuis passen en weer terugbrengen, ze zijn bijna klaar.

   Kunnen ze ze meenemen?

   Madan knikte.

   Charlotte keek hem verbaasd aan.

   Haar verwarring werd tenietgedaan door de vrouw van Nikhil Nair: ‘Heb je een kamer die ik even kan gebruiken?’

   ‘Jullie kunnen de jurken meenemen en ze thuis passen.’ Het verbaasde haar dat ze het zomaar had gezegd. Even nog gleed haar blik onzeker naar Madan, maar die stemde duidelijk in met wat ze had gezegd.

   ‘We kunnen ze beter hier passen.’

   Madan schudde zijn hoofd, en gebaarde dat het geen probleem was.

   ‘Ik wil de mijne nú passen, als de taille niet goed zit, of de coupenaadjes zijn te hoog ... Ik heb altijd wat met een nieuwe jurk,’ hield de vrouw van Nikhil Nair vol.

   Alsof ze het hadden afgesproken liepen Madan en Charlotte tegelijkertijd naar de deur.

   ‘Neem deze kamer maar,’ zei Charlotte, ‘hier is het het koelste.’

   Samen stonden ze zwijgzaam in de grote kale hal. Ze durfde hem niet aan te kijken en hij haar niet.

   De jurken zijn goed.

   Hoe weet je dat zo zeker?

   Deze jurken passen hun perfect.

   Je bent wel zeker van je zaak.

   Ja.

   Kleermakers zijn nooit zo zelfverzekerd. Ze had het gedacht voor ze het zelf goed en wel besefte, en ze begreep dat een gedachte onderdrukken veel moeilijker was dan je mond houden.

   Madan keek haar alleen maar aan.

   Charlotte wilde ‘sorry’ zeggen maar de deur vloog open en de vrouw van Nikhil Nair stormde de hal binnen. De roze avondjurk verborg alle uitstulpingen van haar dikke lijf. Ze riep dat de kleermaker een ‘geníé’ was en dat ze nooit eerder zo’n ‘volmáákt’ passende jurk had gehad. In de kamer stond de vrouw van Ajay Karapiet nog zwetend en piepend met haar jurk te worstelen, maar daar had haar vriendin geen oog voor.

 

 

 

 

Wachten op de moesson
titlepage.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_000-1.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_000.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_001.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_002.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_003.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_004.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_005.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_006.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_008.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_009.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_010.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_011.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_013.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_015.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_016.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_017.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_018.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_019.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_020.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_021.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_022.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_023.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_024.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_025.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_026.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_027.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_028.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_029.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_030.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_031.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_032.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_033.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_034.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_035.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_036.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_037.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_038.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_039.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_040.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_041.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_042.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_043.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_044.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_045.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_046.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_047.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_048.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_049.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_050.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_051.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_052.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_053.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_054.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_055.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_056.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_057.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_058.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_059.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_060.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_061.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_062.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_063.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_064.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_065.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_066.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_067.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_068.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_069.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_070.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_071.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_072.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_073.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_074.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_075.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_076.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_077.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_078.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_079.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_080.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_081.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_082.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_083.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_084.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_085.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_086.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_087.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_088.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_089.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_090.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_091.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_092.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_093.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_094.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_095.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_096.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_097.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_098.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_099.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_100.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_101.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_102.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_103.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_104.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_105.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_106.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_107.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_108.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_109.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_110.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_111.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_112.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_113.xhtml