1967 Rampur
Ze stapt de auto in en zegt de
chauffeur dat hij naar het huis van Sita moet rijden, maar
halverwege gebiedt ze hem te stoppen bij een apotheek. Ze is
vergeten iets mee te brengen en vindt dat ze niet met lege handen
voor de deur kan staan. Zo bracht ze al een blauwe trappelzak, een
rammelaar met stippels, een stapel luiers uit een van de duurste
zaken van de stad, een teddybeer die ze in New Delhi had besteld en
die groter was dan Pravat zelf, een beker met zijn naam erop die ze
had laten maken en gisteren had ze een speciale babycrème
meegebracht die goed hielp bij schrale billetjes. Dat het te heet
is voor een trappelzak, de teddybeer meer plaats in het huisje
inneemt dan de baby en Pravat geen schrale billetjes heeft, daar
wil ze niet aan denken. Ze stapt de apotheek binnen, koopt een
dure, geïmporteerde babyshampoo
en laat hem feestelijk inpakken. De chauffeur vraagt niet eens
waar
hij naartoe moet rijden. Voor het huis waar Sita woont stopt
hij.
Charlotte springt de auto uit en snelt naar de openstaande
voordeur.
‘Kijk eens wat ik voor je heb meegenomen,’ zegt ze tegen de slapende baby die wakker schrikt van de onverwachte stem en begint te huilen.
Sita pakt de snikkende Pravat op en wiegt hem tot hij weer slaapt.
‘Wat doe je
dat toch goed,’ fluistert Charlotte, ‘ik weet nog hoe je Donald
altijd stil kreeg, die huilde veel, hè, weet je nog, eet hij goed,
hoe vaak wordt hij nu ’s nachts wakker, kun je het allemaal wel
aan,
je hoeft echt maar een kik te geven of ik spring in de auto en kom
je helpen, kijk, dit schijnt een heel goede shampoo te zijn uit
Amerika, ik had gezien dat hij uitslag had.’ Charlotte buigt zich
over de baby, er is geen plekje te zien. ‘Donald had ook uitslag,
toch, heb ik dat ook gehad, en poept hij nu al beter, zijn het
fijne luiers, het waren de zachtste die ze hadden, als je er meer
nodig hebt moet je het zeggen.’
Sita loopt met de baby op haar arm naar de kast. De teddybeer zit op de enige stoel die het huisje rijk is en hangt wat scheef. Charlotte blijft maar ratelen over flessenvoeding, luieruitslag, buikkrampjes, het voordeel van veiligheidsspelden, loopneusjes, oorpijn, het eerste tandje, boertjes laten, hoesten en de mazelen. Sita heeft uit een la een vel papier gepakt vol officiële stempels en zegels en geeft het aan Charlotte. Zij heeft vaker officiële brieven aan Sita moeten voorlezen.
Ze leest hardop: ‘Manali Hospital. Geslacht, mannelijk. Tijd, 5.35 uur. Datum, 16 oktober 1967. Voornaam, Pravat,’ Charlotte stopt en leest in stilte verder. Als ze het document helemaal uit heeft kijkt ze weer naar Sita, die stil heeft staan wachten met de baby wiegend in haar armen.
De vrouwen kijken elkaar alleen maar aan. Duizenden woorden stromen heen en weer zonder dat ze ze uitspreken. Wanhopige woorden, afwachtende woorden, verdrietige woorden, bemoedigende woorden, vertwijfelde woorden, troostende woorden, verlangende woorden, lieve woorden ...
Charlotte staat op, loopt naar de moeder met haar kind, geeft het jongetje een kusje op zijn voorhoofd en loopt naar de deur. ‘Zal ik voortaan alleen op maandag komen?’
‘Ja, maandag is een goede dag.’