1968 Madras

 

 

Elke ochtend om zes uur komt dr. Krishna Kumar het atelier binnen en vraagt of Madan goed heeft geslapen. Zo gaat het al vijf jaar. En elke ochtend knikt Madan instemmend, ook als hij uren wakker heeft gelegen, vechtend met zijn dromen en frustraties. Hij woont in een piepklein kamertje achter de binnenplaats en werkt met veertien andere kleermakers in het grote atelier van dr. Krishna Kumar. Hij heeft zijn eigen snijtafel, die in een hoek van de ruimte staat, en aan de wand hangen patronen, van een eenvoudige salwar kameez tot een ingewikkeld getailleerde mantel met zakken en een opstaande kraag. In het begin spreidde de doctor, voordat het andere personeel binnenkwam, een lap uit en zette met een krijtje streepjes waar Madan moest knippen, maar tegenwoordig doet hij het zelf. Zo leerde de doctor hem ook hoe hij fluweel moet knippen en toonde hem hoe hij een mouw moet naaien of een beleg moet opzetten. Dat Madan aanleg heeft voor textiel was de doctor de eerste dag al duidelijk geworden, maar dat hij ook talent had om er kleding van te maken was een verrassing. Maand in maand uit verzon de doctor steeds moeilijkere opdrachten, alsof hij vallen uitzette waar de jongen in terecht kon komen.

   Deze ochtend smeet de doctor een lap grauwe katoen op de tafel. Madan, die al twee maanden niet gewekt is door onrustige dromen en een smachtend geslacht, wacht vol spanning op zijn opdracht. Hoe langer hij hier werkt des te gelukkiger hij zich voelt. In de kamer van de eerste dag is hij nooit meer geweest, toch gaat hij zelden naar buiten, omdat hij zich van vroeg tot laat op de lappen en patronen stort, tot groot genoegen van de doctor.

   ‘Vandaag hebben we bezoek,’ zegt dr. Krishna Kumar met een grote glimlach op zijn gezicht. ‘Ik wil dat je een jas voor deze man maakt die hem als gegoten zit.’

   Het gebeurt regelmatig dat de doctor iemand brengt voor wie Madan een kledingstuk moet maken. Meestal zijn het de heren van zijn club of hun echtgenotes. Ook heeft Madan voor bijna alle buren en familieleden van de doctor ingewikkelde kledingstukken gemaakt. Madan kijkt naar de deur, hij hoort geschuifel op de gang en zwaar zuchten. Even stokt zijn adem als hij ziet wie de gast is. Zijn nek zit op de plaats waar andere mensen hun borst hebben en op de plek waar normaal het hoofd zit, torent een puntige, harige bult, die bij elke stap zachtjes trilt. Zijn gezicht is bedekt met de littekens van pokken en zijn handen, die slap langs zijn lijf hangen, raken bijna de grond, maar omdat zijn schouders scheef zijn moet hij de ene hand gebald houden om niet over de vloer te slepen terwijl de andere gewoon slap kan hangen. De man kijkt naar de grond en op zijn gescheurde shirt zitten nog de kruimels van de gratis maaltijd waarmee de doctor hem waarschijnlijk naar binnen heeft gelokt.

   ‘Ik dacht dat dit wel een goed klusje voor vandaag zou zijn.’
Dr. Krishna Kumar draait de man om alsof het een paspop is en de bedelaar volgt hem ongemakkelijk maar gewillig.

   Hoewel Madan is uitgegroeid tot een knappe jongeling ervaart hij voor het eerst sinds lange tijd weer het gevoel van schaamte dat het hebben van een lichamelijke handicap met zich meebrengt. Voor hij iets kan gebaren is dr. Krishna Kumar verdwenen en staat de man, die naar urine ruikt, verlegen naast hem. De stilte in het atelier wordt overgenomen door het kreunende gezucht van de zwerver en het is moeilijk voor Madan om zijn ogen van de trillende bochel af te houden. Hij wil zijn meetlint pakken maar bedenkt dan dat de man het waarschijnlijk vreselijk zal vinden als iemand zijn lichaam aanraakt en de gezwellen, die hij ook niet heeft gewenst, op gaat meten. De man staart verlegen naar de grond, Madans ogen glijden over het misvormde lichaam. Hoewel zijn hoofd op de verkeerde plaats zit, heeft hij heel mooie oren en zijn wenkbrauwen stralen kracht uit. Hij ontdekt dat de armen heel lang zijn maar goed gespierd en dat de benen en voeten van de man kaarsrecht staan. Madan schuift de grauwe stof die dr. Krishna Kumar heeft meegenomen opzij en pakt een lap okerkleurig linnen die onder zijn tafel ligt. Terwijl de rest van het personeel een voor een binnenkomt en onder het werpen van nieuwsgierige blikken zijn plek achter de naaimachines inneemt, loopt Madan om de man heen en probeert de vorm van het lichaam te begrijpen. Dan gaat hij aan zijn tafel staan, spreidt de stof uit en zet voorzichtig een streepje met zijn krijt. Steeds kijkt hij weer, veegt iets weg en zet een nieuw streepje.

   De man, die toen de andere kleermakers waren binnengekomen zenuwachtig met zijn voeten was gaan schuiven, krijgt van Madan een teken dat hij mag gaan zitten. De bedelaar ziet dat de kleermaker met een heel andere blik naar hem kijkt dan de mensen op straat. In zijn ogen leest hij geen afschuw of verbazing. Hij bestudeert hem elke keer als hij opkijkt van het knippen of spelden. Dan lijkt het of de kleermaker hem vergeet en stort hij zich op de naaimachine, zijn voet trapt, de stof glijdt steeds sneller door de machine. De bedelaar ziet de kleermaker zuchten, wanhopig kijken, de stof omdraaien, stukken loshalen en weer vastnaaien.

 

‘En?’ klinkt de stem van dr. Krishna Kumar al van verre. ‘Klaar?’

   De doctor loopt langs de naaimachines van de anderen, geeft hier en daar een aanwijzing, en ziet nu dat Madan een knoop aan een okerkleurige stof naait.

   ‘Waarom heb je niet de lap gebruikt die ik je gaf?’ vraagt de doctor.

   Madan reikt hem de jas.

   De gebochelde kijkt nieuwsgierig naar de kale man, die het kledingstuk op armlengte voor zich houdt en bestudeert.

   ‘Ik ben toch duidelijk geweest,’ zegt de doctor streng, terwijl hij de jas omkeert. ‘Ik heb gezegd dat je een jas moest maken die hem als gegoten zou zitten.’ Hij wijst naar de zwerver, die direct zijn nek intrekt en angstig toekijkt wat er gaat gebeuren.

   Madan knikt.

   ‘Maar dit is een gewone jas, zonder een ruimte voor zijn bult.’

   Weer knikt Madan. Hij pakt de jas uit de handen van de doctor en reikt hem de man aan, die niet weet of hij hem moet aanpakken of niet. Pas wanneer de kale man hem streng toeknikt durft de bedelaar de jas aan te pakken en trekt hem aan. Hij probeert de knopen dicht te doen maar zijn harige bult wordt ongemakkelijk tegen zijn nek aan geduwd en steekt nog hoger boven zijn hoofd uit dan daarvoor.

   De doctor knort en sputtert. Hij begrijpt niet hoe zijn talentvolle leerling zo’n misbaksel heeft kunnen maken. Hij was ervan overtuigd geweest dat de jonge kleermaker een dergelijk ingewikkeld lichaam wel aankon, maar het tegendeel blijkt waar.

   Madan, die de man tot nu toe niet heeft aangeraakt, ziet het gehannes met de kraag en de knopen en stapt op hem toe. Met een lichte beweging trekt hij de stof over de bult en legt de kraag goed.

   Dr. Krishna Kumar gelooft zijn ogen niet. Hij heeft in zijn leven veel bijzondere dingen gezien. Ooit was hij op een groepsreis naar Kerala, waar een fakir de spijkers van het spijkerbed door zijn benen heen kon laten glijden. Ook heeft hij, bij een bezoek aan een heilige tempel, een asceet gezien die een kei van zeker twintig kilo aan zijn geslacht had hangen terwijl hij mediteerde. Vuuretende yogi’s, en heilige mannen die slangen kunnen bezweren ... Allemaal ongewone verrichtingen die bewondering bij hem hadden opgeroepen, maar die volledig in het niet vallen bij wat hij nu ziet. Net als de verbaasd toegestroomde andere kleermakers ziet hij dat de bult, die zojuist nog zo nadrukkelijk aanwezig was, is verdwenen en het hoofd, dat als een vreemde uitstulping aan de voorkant hing, kijkt hem nu vriendelijk aan. Dr. Krishna Kumar ziet dat de man heel mooie oren en krachtige wenkbrauwen heeft, iets waar hij altijd op let. De doctor, die anders nooit om een woord verlegen zit, weet niets uit te brengen. Hij kijkt en ziet dat de man die vóór hem staat naar hem lacht. Verlegen lacht hij terug. Hij kan niet kiezen tussen wegzakken in de grond of uitbarsten in euforisch gezang. De bedelaar, die hij als een misschepsel bij het station heeft weggehaald, die hij op de vloer naast de wc een bord eten had laten toeschuiven, staat vóór hem als een van zijn kameraden op de club.

   ‘Hij heeft niet één keer de maat genomen,’ stamelt een van de andere kleermakers.

 

 

 

 

Wachten op de moesson
titlepage.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_000-1.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_000.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_001.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_002.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_003.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_004.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_005.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_006.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_008.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_009.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_010.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_011.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_013.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_015.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_016.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_017.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_018.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_019.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_020.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_021.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_022.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_023.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_024.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_025.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_026.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_027.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_028.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_029.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_030.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_031.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_032.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_033.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_034.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_035.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_036.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_037.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_038.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_039.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_040.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_041.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_042.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_043.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_044.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_045.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_046.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_047.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_048.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_049.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_050.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_051.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_052.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_053.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_054.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_055.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_056.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_057.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_058.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_059.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_060.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_061.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_062.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_063.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_064.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_065.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_066.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_067.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_068.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_069.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_070.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_071.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_072.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_073.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_074.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_075.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_076.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_077.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_078.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_079.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_080.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_081.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_082.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_083.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_084.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_085.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_086.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_087.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_088.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_089.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_090.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_091.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_092.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_093.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_094.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_095.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_096.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_097.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_098.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_099.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_100.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_101.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_102.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_103.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_104.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_105.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_106.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_107.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_108.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_109.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_110.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_111.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_112.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_113.xhtml