1995 Rampur
Ze danste de trap af, er was genoeg stof voor wel dertig jurken. Ze zou hem vragen ook een nieuwe bloes voor haar te maken, en een rok. Ze had nog ergens een stuk kant en rode knopen – of zou hij die te ouderwets vinden? Ze zou hem vragen de achterkant van de avondjurk langer te maken dan de voorkant. Ze had altijd al graag een keer een avondjapon met een kleine sleep willen dragen. Of zou dat uit de mode zijn? Ze zou de modebladen lenen die op de club lagen, dan konden ze samen kijken wat mooi was. Hij zou weten welk model haar het beste zou staan. Ze had nu genoeg keus. Ze zou hem vragen ... Charlotte schrok. Onder aan de trap stond Madan. Was hij daar allang? Wat deed hij daar? Waarom was hij niet aan het werk?
‘Controleer jij mij?’ klonk het bits.
Nee, ik hoorde je komen.
‘Dan hoef je nog niet de pianokamer uit te komen.’
Daarom ben ik niet opgestaan.
‘O nee! Waarom dan wel?’
Omdat je het me vroeg.
‘Ik vroeg jou niets.’
Sorry, dan heb ik het verkeerd begrepen. Madan draaide zich om en liep terug naar de pianokamer.
Ga niet weg, smeekte Charlotte in stilte.
Madan hield zijn pas in. Wil je dat ik blijf?
Ze keek naar de rug van de man die haar vanaf de eerste seconde dat ze hem had gezien in verwarring had gebracht. Ja, blijf bij me. Nee, ga weg.
Hij bewoog niet. Wat wil je? vroeg hij.
‘Niets,’ zei haar stem en haar gedachten riepen: Jou.
Madan liep heel zachtjes de pianokamer in en sloot voorzichtig de deur.
Charlotte was het liefst achter hem aan gestormd. Had hij haar niet gehoord? Had ze het niet gedacht? Hij kon toch haar gedachten lezen? Hij begreep toch ondertussen wel dat ze iets voor hem voelde? Ze liep weg van de gesloten deur. Ze was te ver gegaan. Ze had precies gedacht wat ze zichzelf verboden had te denken en hij had niet geantwoord, hij had alleen de deur dichtgedaan.
Ze had hem niet gehoord! Het was hem gelukt net op tijd de deur te sluiten. Ik heb je verstaan! gilde zijn gedachte. Alles wat je voelt heb ik gehoord. Hij dook onder de tafel, zo ver mogelijk weg van de deur. Hij was bang dat zijn gedachten te sterk waren, dat de dikke houten deur niet genoeg weerstand bood. Hij trok de lappen die de dames hadden gebracht van de tafel en bond ze haastig om zijn hoofd. Ze mocht hem niet horen denken. Met zijn hand reikte hij naar boven tot hij de jurk voelde die klaarhing, schudde hem van het haakje en trok ook die over zijn hoofd. Hij krulde zich op en sloeg zijn armen over de doeken.
Ze liep teleurgesteld terug naar boven. Zijn afwijzing had haar van slag gebracht, meer dan ze wilde toegeven. Ze kleedde zich uit en draaide de kraan van de douche open. Ze stapte in het bad en zag in de lange afgebladderde spiegel op de achterkant van de deur een oude magere vrouw het bad in stappen. Een mislukte vrouw. Een ongelukkige vrouw. Ze greep de porseleinen lampetkan, het erfstuk van haar moeder, die hem haar hele korte leven had gebruikt, de kan waarmee Sita hen had gewassen, waarin ze bloemen had gezet als ze treurig was, de kan die geen opkoper had willen kopen, en ze smeet hem met een harde zwaai naar de spiegel. Het leek of haar spiegelbeeld ontwijkend opzij boog. De kan sloeg te pletter tegen de muur. Ze keek niet naar de scherven, keerde haar rug naar de spiegel en liet het water over haar lijf lopen. Waarom had ze kapotgegooid wat haar zo dierbaar was? Waarom had ze zich niet beheerst, zoals ze zich altijd beheerste? Zij die zich nooit liet gaan, die nooit choqueerde, die altijd deed wat haar gevraagd werd, die zich aan de regels hield, hoe onrechtvaardig ook, die nooit had gerebelleerd – wat was er in godsnaam met haar aan de hand? Driftig zeepte ze haar haren en gezicht in, toen het water plotseling ophield met stromen. Ze draaide aan de kraan. Hoe ver ze hem ook opendraaide, er kwam geen water, er klonk alleen geborrel dat leek te komen door kilometers lege pijpen. De zeep prikte in haar ogen. Hoe had ze het kunnen vergeten! Hema had het haar gezegd toen ze weer een maaltijd onaangeraakt had teruggestuurd. De vrouw van Alok Nath, de goudsmid, had het haar gezegd toen ze belde om te vragen of de nieuwe stof was aangekomen. De man van de bank had het haar gezegd toen hij haar vanochtend een brief had gebracht die ze bij de andere in de la had gelegd. Het water in het spaarbekken in de heuvel was op en ze had vergeten de gebruikelijke voorzorgsmaatregelen te treffen.