1944 Birma

 

 

De eerste zonnestralen kruipen door de dikke laag van het bladerdak. Het weifelende licht laat zien dat de militairen nog steeds in een kring zitten, met hun gezichten naar elkaar, in het midden het opgezwollen rottende lijk van de jonge soldaat. Majoor Victor Bridgwater kijkt naar de kapitein, recht tegenover hem. De man heeft gisteren de hele dag de stof van de broek van de dode soldaat in repen gescheurd, waarmee hij de voeten van zijn drie ondergeschikten verbond. Bebloede en kapotte voeten, die hij steeds eerst schoonmaakte voor hij ze inwikkelde. De kapitein heeft zijn ogen gesloten, maar Victor weet dat hij niet slaapt. Niemand slaapt. Er heerst onrust in het kamp. Japanners lopen heen en weer, ze dragen kisten en stokken. Victor heeft geen idee wat ze aan het voorbereiden zijn, maar dat vandaag een andere dag gaat worden dan de afgelopen dagen is duidelijk.

   De zon brandt al uren hoog boven hen en pijnigt de mannen met zijn stralen. Hun dorst is niet gelest, want de pan met water die ze kregen toegeschoven had precies dezelfde geur als het lijk dat tussen hen in ligt – als iemand probeerde te drinken kotste hij het net zo hard weer uit.

   Er klinkt een fluitsignaal. Van alle kanten komen Japanners aanrennen. In de schaduw van de bomen stellen ze zich op in een strakke rij. Victor blijft samen met de gevangenen op de grond zitten. Weer klinkt de fluit en een van de Japanners brult iets. Ze kijken elkaar aan. Dan staat de kapitein op. Hij heeft net als de anderen dagen gezeten en het staan doet pijn. Een voor een komen de mannen omhoog. Het hek wordt losgeknoopt en een kleine Japanner met een stok stapt de omheining in. Hij kijkt ze een voor een aan. Langzaam loopt hij naar de vijf Britse militairen toe. Bij Victor lijkt hij te willen stoppen maar hij loopt verder en staat stil bij de kapitein.

   ‘Name?

   Peter heeft zijn stem in geen dagen gebruikt, sinds de Japanners hun geheime kuchtaal hebben ontmaskerd durfde niemand het meer. Alleen via blikken hebben ze gepraat. Zijn tong is net als die van de anderen vastgekleefd aan zijn gehemelte en zijn kaken zijn verlamd door de dorst. ‘Harris,’ perst hij nagenoeg onhoorbaar uit zijn keel.

   ‘You captain?’ brult de man.

   Peter kijkt naar de oudere Britse militair die tegenover hem staat en van wie hij naam en rang niet kent. Aan de resten van zijn uniform is niet te zien of hij ook kapitein is of zelfs hoger in rang. Peter herinnert zich de dag dat zij aankwamen, zijn eerste gedachte was toen dat de man geen soldaat was, hij gedroeg zich anders en hij straalde autoriteit uit. Maar nadat Benjamin was doodgeschoten en de duisternis gevallen was, was dat verdwenen en had hij de daaropvolgende dagen angstig in elkaar gedoken gezeten terwijl hij constant nerveus rondspiedde. ‘Ik kan die vraag niet beantwoorden,’ zegt Peter.

   Hij krijgt een duw in zijn rug en moet voor de Japanner uit lopen naar een van de hutjes die onder de bomen staan. Binnen is niets behalve een stoel, waarop de oosterling plaatsneemt.

   Martelen is iets waarover Peter nooit heeft willen nadenken. In zijn studie heeft hij geleerd dat het menselijk lichaam een heel kwetsbaar mechanisme is en dat zelfs met de meest geavanceerde operatietechnieken en medicijnen niet iedereen te redden is. In New Delhi, waar hij met de beste dokters van het land samenwerkt, hebben ze allemaal maar één doel en dat is genezen. Niet breken, verbranden of uitdrogen. Niet aandraaien, slaan of vertrappen. Niet doorboren, ontvellen en vernederen. Na vijf uur in het hutje wordt hij teruggegooid de omheining in, hij valt naast het ontbonden lijk van de soldaat. De vliegen duiken als een horde op hem af en likken zijn bloed. Als een van zijn mannen wil opstaan om hem te helpen klinkt er een schot en valt hij dood neer.

 

Hij heeft niet geslapen, toch heeft hij niet gemerkt dat het nacht is geweest. Hij voelt dat de zon zijn lichaam vindt. Hij wil drinken, het maakt hem niet uit of het vervuild of vergiftigd is. Er zit zand in zijn mond, stof in zijn neus, ademen doet pijn, zijn voeten branden. Hij is ervan overtuigd dat geen van zijn ingewanden nog op zijn plek zit en dat elke centimeter van zijn huid blauw of zwart is. Hij kan niet meer bewegen. Hij glijdt terug naar de nacht.

   ‘Staan!’ gilt een Japanner.

   Peter krijgt een trap in zijn zij. Hij wordt omhooggetrokken, ze doen hem een loodzware rugzak om, de geur van dood en verderf verspreidt zich in het kamp. De paar gevangenen die de laatste keer nog in de omheining zaten, staan nu naast elkaar. De Japanner die hem aan zijn haren overeind trekt brult iets in zijn oor. Peter staat wankelend op. Met moeite lukt het hem om tussen zijn dichtgeslagen oogleden door zijn mannen te zien. Ze staan en kijken verschrikt naar hem. Hij begrijpt dat ze niet op dezelfde manier zijn aangepakt als hij. Tot hij ziet dat achter ieder van de drie Britse militairen een Japanner staat met een geweer dat gericht is op de man voor hem. Alleen op hem is geen geweer gericht.

   ‘Honger!?’ De kleine Japanner met de stok gaat voor hem staan.

   Voor Peter is de sensatie van honger een vergeten gevoel. Een luxe gedachte die niet meer in hem opkomt.

   ‘Honger!’

   De kleine Aziaat mept met de stok in Peters knieholte en hij slaat voorover in het zand.

   ‘Stáán!’ brult hij. ‘Anders alles dood.’

   Peter klautert overeind, de zware rugzak maakt het bijna onmogelijk.

   ‘Eet!’ De man brult het in Peters oor.

   Ook geluid doet geen pijn meer. Alles aan en in hem is verdoofd en gevoelloos. Hij begrijpt niet hoe het hem lukt nog te staan. Wat wil de man van hem? Niemand heeft gegeten. In dagen niet. Of gedronken. Als je me wilt uithongeren ben je te laat, denkt hij, ik ben al dood.

   ‘Jij eet, iedereen vrij.’

   Peter begrijpt niet wat de man bedoelt. Wat moet hij eten? Waarom moet hij eten? Hij wil niet eten. Hij heeft geen honger. Richt dat geweer, dan is het voorbij.

   De Japanner gaat vóór hem staan en wijst naar de drie mannen. Zijn vinger wijst naar de bange gezichten. Peter ziet zijn kameraden, van de grote groep waarmee ze verdwaald zijn, zijn alleen zij nog over, ze hebben nog steeds de wikkels om hun voeten die hij voor ze heeft gemaakt, ze kijken hem smekend aan. Dan glijdt zijn blik naar de oudere Britse soldaat, de man die met niemand blikken wisselde, maar wiens ogen nu krijsen van angst. Wat moet hij doen? Wat wordt er van hem verwacht?

   ‘Hand,’ zegt de kleine Japanner. ‘Eet hand.’

   Peter ziet de verschrikte blik in de ogen van de mannen. Moet hij hun handen opeten? Hij kijkt naar de trillende, uitgemergelde handen, die bij de meesten slap langs hun lichaam hangen. Iedereen heeft zijn handen nog.

   De Japanner slaat met zijn stok tegen zijn hand. Hij tilt zijn arm op. Even verwacht hij dat hij een stomp zal zien, maar dan ziet hij dat ook zijn hand nog steeds aan zijn arm zit.

   ‘Eet! Anders man dood.’

   De Japanner geeft een teken aan zijn mannen. Er klinken klikken, een geluid dat Peter maar al te goed kent.

   ‘Eét! Nu!’

   Peter staart naar zijn hand, als keelchirug weet hij niet veel van handen, maar wel dat een hand voornamelijk uit botten en pezen bestaat, niet uit vlees. Een hand kun je helemaal niet eten. Zelfs niet als je wilt.

   Er klinkt een schot. Alex, de jonge soldaat eerste klasse die prachtige verhalen over vrouwen met lange benen kon vertellen, blijft bewegingloos liggen. Peter ziet dat er bloed uit zijn oor komt. Twee paar ogen smeken vol doodsangst. Hij wil roepen dat hij zijn hand niet kan eten, dat hij het wel zou willen maar dat hij het niet kan, dat het onmogelijk is, dat zelfs als ze zijn hand eraf zouden hakken, hij hem niet kan opeten. Weer klinkt er een schot. Marcus, de luitenant die avond aan avond Japannermoppen had verteld, valt dood neer.

   De oudere militair kijkt panisch naar de man die naast hem in elkaar zakt en krijst: ‘eet!

   Peter brengt zijn hand omhoog. Hij kijkt naar het lichaamsdeel alsof hij het voor het eerst ziet. Het is stil, zelfs het oerwoud vergeet geluid te maken. Op het gezicht van de Japanner verschijnt een glimlach. Dan pakt Peter met zijn rechterhand zijn linkerhand beet en brengt die naar zijn mond. Hij weet niet waar hij moet beginnen, hoe hij moet beginnen, hij heeft zelfs nog nooit zijn nagels afgebeten. Zijn vingers glijden een voor een door zijn mond, zoekend naar de zwakste plek, bij de pink blijft hij steken. Zijn tanden zetten zich in zijn vlees. Het is zijn hand niet. Het is überhaupt geen hand. Het is een kippenpoot zoals zijn moeder die vroeger maakte, lekker aangebraden met een korstje. Hij ruikt het. Hij proeft het. Het water loopt hem in de mond. Hij hoort zijn moeder vragen of hij er nog een wil, omdat het zijn lievelingskostje is. Het botje in de poot is dikker dan hij gewend is. Hij brengt het naar zijn achterste kiezen. De geur van de kip is bedwelmend. Zijn kaken spannen zich. Hij voelt dat hij meer kracht moet geven. Hij hoort zijn vader lachen en tegen zijn moeder zeggen dat ze haar zoon niet zo moet verwennen. Hij hoort het botje breken. Hij voelt het vleesvocht zijn mond in lopen. Dit is het lekkerste kippenpootje dat hij ooit heeft gegeten. Hij brengt het pootje naar zijn tanden en bijt met zijn snijtanden het vel door. Zijn vader begint hysterisch te lachen. Hij valt voorover en hoort niets meer.

 

 

 

Wachten op de moesson
titlepage.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_000-1.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_000.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_001.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_002.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_003.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_004.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_005.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_006.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_008.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_009.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_010.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_011.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_013.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_015.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_016.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_017.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_018.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_019.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_020.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_021.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_022.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_023.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_024.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_025.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_026.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_027.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_028.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_029.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_030.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_031.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_032.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_033.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_034.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_035.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_036.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_037.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_038.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_039.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_040.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_041.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_042.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_043.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_044.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_045.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_046.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_047.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_048.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_049.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_050.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_051.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_052.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_053.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_054.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_055.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_056.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_057.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_058.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_059.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_060.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_061.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_062.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_063.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_064.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_065.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_066.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_067.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_068.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_069.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_070.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_071.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_072.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_073.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_074.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_075.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_076.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_077.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_078.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_079.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_080.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_081.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_082.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_083.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_084.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_085.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_086.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_087.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_088.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_089.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_090.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_091.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_092.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_093.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_094.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_095.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_096.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_097.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_098.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_099.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_100.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_101.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_102.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_103.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_104.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_105.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_106.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_107.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_108.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_109.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_110.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_111.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_112.xhtml
wachten_op_de_moesson-ebooklf_split_113.xhtml