39

‘EN, IS DE AVOND ECHT ZO VRESELIJK als je had verwacht?’ vraagt Ryan. Hij zegt het lachend, maar ik krijg de indruk dat hij voor de verandering nu eens echt geïnteresseerd is in mijn antwoord.

‘Ik heb nooit gezegd dat het een vreselijke avond zou worden,’ antwoord ik.

‘Dat hoefde ook niet,’ zegt hij. ‘Je gezicht sprak boekdelen vanmiddag. Je bezorgt me nog een complex.’

Ik kan me niet inhouden en zeg: ‘Ik denk niet dat jou zoiets gauw zal gebeuren.’

Mijn libido begint, terwijl ik naast Ryan aan de vrijwel verlaten tafel zit, langzaam maar zeker over zijn toeren te raken. We kijken naar het gewoel op de dansvloer. De lichten zijn gedimd en de tafel vertoont overduidelijke sporen van het diner. Het ooit zo maagdelijk witte tafelkleed zit vol wijnvlekken en is bezaaid met kruimels en stukjes brie die van het kaasplankje zijn gevallen.

We zitten vlak naast elkaar en Ryan heeft zijn jasje uitgedaan. Het strikje zit nog op zijn plek, maar hij heeft het iets losser getrokken en hij frunnikt aan het etiket van een lege chablisfles. In het flikkerende discolicht zie ik details in zijn gezicht die me nog niet eerder waren opgevallen. Een litteken bij zijn linkeroog. Een moedervlekje op zijn kaak.

Doordat er net één glaasje alcohol te veel door mijn aderen klotst, schiet mijn hartslag omhoog als zijn arm de mijne ook maar even aanraakt.

‘Maar ik moet toegeven dat ik me hier niet helemaal op mijn gemak voel,’ zeg ik. ‘Ik kan niet zeggen dat ik gewend ben aan dit soort avondjes.’

‘Ik geloof niet dat iemand er iets van heeft gemerkt, hoor,’ zegt Ryan geruststellend. ‘En trouwens, het had niets uitgemaakt als het wel zo was.’

‘Nee, misschien ook niet. Maar toch bekruipt me soms het gevoel dat ik mezelf voor schut zet.’

Hij schudt zijn hoofd. ‘Ik herinner me het eerste diner nog waar ik heen ging toen ik net met dit werk begon. Ik droeg een volstrekt belachelijke smoking – ik had hem geleend van de vader van een vriend. Hij was minstens twee maten te klein en de broekspijpen reikten tot halverwege mijn kuiten. Die smoking was zo klein dat hij zelfs Woody Allen niet gepast zou hebben.’

Ik schater het uit.

‘Toch had het nóg erger gekund. Ik had bijna de raad van die vriend opgevolgd en een anjer in mijn knoopsgat gestoken.’

‘Een anjer?’ giechel ik.

Hij knikt. ‘Dan had iedereen zeker gedacht dat ik een dwaalgast was van een trouwreceptie.’

‘Dus die vriend van je wist eigenlijk helemaal niet hoe het hoorde?’

‘Hij was automonteur,’ zegt hij, ‘dus waarom ik vond dat ik zijn raad moest opvolgen is me een raadsel. In mijn jeugd kwamen chique feestjes en vijfsterrenhotels niet voor – dus het was allemaal nieuw voor me, toen.’

‘O?’ zeg ik verbaasd. ‘Wat voor jeugd heb je dan wel gehad?’

Ik weet niet waarom, maar ik had nooit gedacht dat Ryan van eenvoudige komaf was. Ik dacht dat hij een rijkeluiszoontje was dat altijd in de netste buurten had gewoond. Blijkbaar niet dus.

‘Ik ben geboren en getogen op het platteland,’ vertelt hij. ‘Mijn vader werkte – zolang hij bij ons was – als landarbeider en mijn moeder zat achter de kassa in een kruidenierszaak.’

‘Zolang hij bij ons was?’

‘Toen ik tien was zijn mijn ouders gescheiden. Maar dat was prima, want ik kon totaal niet met mijn vader opschieten. Niemand kon dat. Het was een bullebak. En voor mijn moeder was het ook maar beter zo.’

‘Kun je met haar wel goed overweg?’

‘Kon,’ verbetert hij. ‘Ze leeft niet meer. Maar, om je vraag te beantwoorden, het was een lieve, aardige en hardwerkende vrouw. In alle opzichten een goede moeder.’

‘Hoe lang is het geleden dat ze stierf?’ vraag ik voorzichtig.

Hij bestudeert het etiket op de wijnfles. ‘Ze overleed toen ik eenentwintig was. Longkanker.’

‘Wat erg,’ zeg ik, vol medeleven.

Hij haalt zijn schouders op. ‘Ik had alleen zo graag gewild dat ze mijn afstuderen had kunnen meemaken.’

Geen wonder dat Ryan altijd zo verdrietig kijkt. Hij heeft in zijn leven al meer narigheid meegemaakt dan een mens kan verwerken.

Hij draait zijn gezicht naar me toe en merkt dat ik naar hem kijk. Ik bloos en steek mijn hand uit naar een fles mineraalwater. Ik schroef de dop eraf en wil net mijn glas volschenken, als ik merk dat de fles leeg is. ‘En… hoe is de zoon van een landarbeider op de universiteit terechtgekomen?’ zeg ik. ‘Ik heb gehoord dat studeren hier waanzinnig duur is.’

‘Klopt,’ zegt hij, ‘zeker als je het vergelijkt met Engeland. Is het waar dat je daar gratis mag studeren?’

‘Tegenwoordig niet meer,’ zeg ik, ‘maar het kost wel minder dan hier.’

‘Ja. Nou, maar ik had de mazzel om een beurs te krijgen. Ik heb hard gestudeerd, goede cijfers gehaald en de rest ging vanzelf.’

‘Ik weet zeker dat je moeder heel trots op je was geweest,’ zeg ik. ‘Ik hoop het.’

‘Heb je broers of zussen?’

‘Nee, ik ben enig kind.’

‘Ik ook,’ zeg ik.

‘Echt?’ zegt hij, verrast. ‘Ik weet niet waarom maar ik zie jou voor me in een huis vol broertjes en zusjes.’

‘Een huis vol?’ grinnik ik.

‘Ja, een stuk of tien!’ antwoordt hij geamuseerd. En dat bezorgt mij, zoals altijd, weer vlinders in mijn buik. Ik weet niet waarom ik zo reageer op zijn lach – misschien wel omdat zijn hele gezicht dan tot leven komt. Of misschien wel omdat hij het maar zo zelden doet.

‘Het heeft waarschijnlijk te maken met je beroep,’ vervolgt hij. ‘Je leek me gewoon iemand die als kind al voor de kleintjes zorgde.’

‘Nee. Ik zou je liever in de waan laten,’ zeg ik, ‘maar dat zou me denk ik eerder een andere richting op hebben geduwd.’

‘Zou zomaar kunnen,’ zegt hij instemmend. ‘Dus je bent enig kind. En dan ben je – net als ik – dus verwend en dominant.’

‘Intelligent en consciëntieus, zeg ik altijd.’

‘Echt waar?’ Hij lacht. ‘Die moet ik onthouden.’

Terwijl hij mijn wijnglas nog eens volschenkt bedenk ik hoe leuk ik het vind om met hem te praten. Als hij zijn best maar doet, dan is hij zoveel meer dan een gestreste man met een felle blik in zijn ogen. Hij is aardig. Hij is grappig. En hij is niet alleen een knappe verschijning, maar ook nog eens de meest charismatische man die ik ooit heb ontmoet. Ik vraag me af waarom hij niet altijd zo kan zijn. Maar dan roep ik mezelf tot de orde. Het is maar goed ook. Want god mag weten hoe ik er dan aan toe zou zijn.

En dan bedenk ik nog iets anders. Ik heb de hele avond nog geen enkele keer aan Jason gedacht.