87
MAMA IS AL EERDER NAAR HET gemeentehuis vertrokken, en nu stappen papa, Trudie en ik samen in een taxi. Wat voel ik me anders dan de vorige keer. Ik ben niet zenuwachtig. Voel zelfs geen spoortje opwinding. Eerder versuft.
Mocht je nu denken dat ik de bibbers heb, dat is het niet. De combinatie van medicijnen en drie glazen champagne is zo sterk dat je er een wolharige mammoet nog mee plat zou krijgen.
‘Gaat het liefje?’ zegt mijn vader en hij geeft me een kneepje in mijn hand.
‘Tuurlijk,’ zeg ik met een geforceerd lachje. ‘Ik ben alleen een beetje… draaierig. Volgens mij komt het door die pillen.’
Opeens kijkt hij me bezorgd aan. ‘Je hebt toch geen twijfels, hè?’
‘Wat bedoel je, papa?’ vraag ik geschrokken.
‘Weet je zeker dat je er volledig achter staat? Dat je van Jason houdt? Dat je met hem je leven wilt delen?’
Ik laat zijn woorden even bezinken. ‘God, pap, ik… natuurlijk weet ik het zeker. Natuurlijk.’
‘Maar…’
‘Pap,’ zeg ik streng. ‘Ik weet het zeker.’
Hij kijkt me aan. ‘Mooi, lieverd. Mooi.’
De rest van de rit verloopt grotendeels in stilte. Geen opgewonden gegiechel. Geen geouwehoer met de chauffeur. Het is zo’n matte bende in die auto dat ik, als we voor het stoplicht naast een rouwauto staan, het idee krijg dat zij nog meer lol hebben dan wij.
‘Gaan jullie eigenlijk op huwelijksreis?’ vraagt Trudie ten slotte maar. ‘Ik bedenk ineens dat ik dat nog niet gevraagd heb.’
‘Nee. Jason ziet het niet zitten. Hij heeft in april al een vrijgezellenweekend voor een vriend en anders wordt het te duur.’
‘O,’ zegt Trudie en ze kijkt maar weer uit het raampje.
In Old Hall Street komt de taxi voor het gemeentehuis tot stilstand. Ik doe het portier open, maar ben nog niet uitgestapt of er springt iemand op mijn nek.
‘Ik heb een ver-rássing voor je!’ roept mijn moeder en ze sleurt me als een zak aardappelen achter zich aan.
‘Wat? Hoezo?’ stamel ik, terwijl ik mijn neus afveeg en het zesde laagje foundation van mijn bovenlip verwijder.
‘De Echo is hier, Zoë. De Echo! Je komt op de voorpagina!’
‘Hè?’ vraag ik, vurig hopend dat ik haar niet goed verstaan heb. ‘Wie heeft in godsnaam de krant uitgenodigd?’
‘Ach, dat is toch leuk?’ zegt mama opgewekt. ‘Kom maar mee, Zoë! Vrouwen van jouw leeftijd willen niets liever dan belaagd worden door een horde paparazzi.’
‘Nou, ik…’
‘Denk maar aan al die glossies. Jij doet niet onder voor de vrouwen die je daarin ziet. Weet je nog, die foto in de krant van gisteren? Een rauwe kip heeft nog mooiere benen.’
Voor de glazen toegangsdeuren drentelt een jonge verslaggeefster heen en weer, kluivend op de achterkant van haar potlood als een hond op een smakelijk bot. ‘Mama,’ zeg ik kattig, ‘ik wil niet in de Echo. Echt niet.’
‘Natuurlijk wel, liefie!’ roept ze uit, rollend met haar ogen. ‘Je bent weg van de Echo, Zoë.’
Ze heeft me zoiets al eerder geflikt. Op mijn vijfentwintigste verjaardag plaatste ze een advertentie in de krant om me te feliciteren, met daaronder een foto van mij als koddige peuter die trots haar rokje optilt om een onderbroek met bruin-oranje strepen te showen.
‘Maar het moest juist een beetje ingetogen zijn vandaag,’ zeg ik. ‘Ik wil niet dat heel Liverpool mijn verhaal in de krant leest.’
‘Doe niet zo mal,’ zegt ze bazig, in de volle overtuiging dat dit de kans van mijn leven is. ‘Ze zagen er een leuk artikel in: jonge vrouw, op haar trouwdag in de steek gelaten, vindt alsnog het geluk.’
Getverdemme.
‘Ik zie de kop al voor me,’ vervolgt mijn moeder opgetogen, ‘TWEEMAAL IS SCHEEPSRECHT VOOR BRUIDJE ZOË. O, dat is een goeie, zeg. Ik kan hier mijn brood mee gaan verdienen!’
‘Dus jíj hebt ze uitgenodigd.’
‘Eh, zal ik je even voorstellen aan Michelle,’ zegt mijn moeder, zonder acht te slaan op mijn verwijt. ‘Zij is journalist.’
‘Ja. Hallo. Ik ben Mandy.’ De verslaggeefster schudt me de hand. ‘Ik… eh, ik ben nog niet echt journalist. Ik loop stage. Maar je moeder heeft wel gelijk. Op de redactie vonden ze het een schitterend verhaal.’
‘Luister. Het spijt me, hoor,’ zeg ik met een verontschuldigende blik, ‘maar ik heb hier helemaal geen zin in. Het moest een bescheiden ceremonie worden. Bijna niemand weet dat we vandaag trouwen. Het spijt me echt.’
‘O,’ antwoordt ze zwakjes. ‘Nou ja, het maakt niet uit. Het is jouw dag. Ik heb er wel begrip voor.’
‘Dank je.’
‘Maar… ik had zo gehoopt me hiermee te kunnen bewijzen. Mijn artikel staat gepland voor bladzijde drie. Ik wilde het knipsel gebruiken voor de portfolio waarmee ik me ga aanmelden bij de School voor de Journalistiek.’
Ik zucht eens diep.
‘Maar maak je geen zorgen.’ Ze snuift. ‘Bij de Netto willen ze me vast wel hebben.’
Ik kreun. ‘O god, nou vooruit dan maar. Maar schiet wel een beetje op.’
Na een interview van twee minuten en drie haastig genomen foto’s – waar mijn moeder zich op slinkse wijze ook op wist te dringen – duw ik mama zachtjes naar binnen, snuit mijn neus nog eens goed en doe een poging mezelf onder controle te krijgen.
‘Vergeet je niet je telefoon uit te zetten?’ vraagt mijn vader.
‘Ach ja, natuurlijk,’ zeg ik, nog draaieriger dan daarnet.
Net als ik mijn mobiel uit mijn satijnen tasje wil peuteren, overvalt me plotseling een sterke drang om Trudie iets te vragen. ‘Trudie,’ fluister ik, ‘denk jij… eh, weet je…’
‘Wat?’ vraagt ze.
‘Heb jij aan Ryan verteld dat je zou overkomen voor mijn huwelijk?’
Trudie aarzelt heel even. Dan knikt ze. ‘Ja, kindje. Ik heb het verteld. Vind je het erg?’
‘Nee,’ verzeker ik haar en ik voel voor het eerst die dag een sprankje levenslust.
‘Ik vroeg me alleen af… Dus hij weet dat ik ga trouwen? Dat ik vandaag ga trouwen? Nu? Hier?’
Ze knikt weer.
‘Oké. Ik vroeg het me gewoon af. Meer niet.’ Ik werp een blik op mijn mobiel en bijt op mijn lip. Geen gemiste oproepen.
We gaan de centrale hal binnen en worden verwelkomd door een vrouw met pluishaar die me ondanks haar strakke rokje doet denken aan Mrs. Beeton.
‘Zoë?’
Ik knik.
‘Ik ben een van de assistenten. Ik zal je even voorgaan.’ Ze wijst naar een vertrek aan haar rechterhand. ‘Jason is al binnen. Hij staat te popelen om je te zien.’
Ha, dus ditmaal is hij komen opdagen.
Ik weet dat ik opgetogen zou moeten zijn, maar dat ben ik niet. Ik voel me gewoon raar. Gespannen. Die verrekte pillen ook.
‘Zullen we dan maar, lieverd?’ vraagt papa.
‘Ja, daar gaan we.’
De brede deuren zwaaien precies tegelijk open.
Jason draait zich naar ons om. Hij straalt.
Zijn ouders werpen elkaar een vergenoegde blik toe.
En mama dept haar ogen met een zakdoekje, net zoals ze altijd doet bij het einde van The Sound of Music.
Ik schrijd naar voren en heb het gevoel buiten mijn lichaam te zijn getreden. Wanneer ik naast Jason ben gaan staan, nemen Trudie en mijn vader achter mij plaats. De ambtenaar van de burgerlijke stand steekt van wal en weet van geen ophouden. Ik kan zijn verhaal niet volgen, daarvoor gieren er te veel medicijnen en champagne door mijn lijf. Het enige wat ik hoor is een stemmetje dat zegt: Ryan, waar blijf je?
In gedachten die vier woordjes prevelend kijk ik achterom naar de deur. De tranen prikken in mijn ogen.
Ryan. Waar blijf je nou?
Dan hoor ik ineens, alsof ik net wakker word, de stem van de ambtenaar mijn naam uitspreken. Ik moet antwoorden. Maar voor ik daartoe de kans krijg, schiet er een gedachte door mijn hoofd die al mijn aandacht opeist. Het is iets wat ik, heel diep vanbinnen, de hele tijd al geweten heb.
Ik wil Ryan.
Ryan moet komen.
Verdomme! Nu weet ik het zeker, ik hou van Ryan!
‘Zoë?’ Jason pakt me bij de elleboog. ‘Wat is er?’
Ik kijk nogmaals achterom naar de deur die ik zo graag open zou zien zwaaien.
Maar er gebeurt niets. En ik moet me neerleggen bij een ongekend grote en schokkende teleurstelling: Ryan komt me niet redden.
‘Shit,’ hoor ik mezelf mompelen. ‘Shit, shit en nog eens shit.’
‘Zoë, je laat me schrikken,’ zegt Jason. ‘Gaat het wel?’
Ik besef dat het niet alleen weer tijd is om mijn neus te snuiten, maar ook om hem van mijn zojuist verworven inzicht op de hoogte te stellen.
‘Deeh, Jason,’ zeg ik. Ik kan vandaag niet om die neus heen.
‘Wat?’ vraagt hij.
‘Nee,’ zeg ik nog eens. ‘Het gaat helemaal niet.’
Hij spert zijn ogen open en de genodigden snakken als één man naar adem.
Ik heb de hoop nog altijd niet opgegeven en wend me nogmaals naar de deur. Hij is dicht en blijft dicht.
Als niemand me dan komt redden – als Ryan me dan niet komt redden – dan zal ik het zelf maar moeten doen.
‘Trudie, mag ik nog een tissue alsjeblieft?’ vraag ik, met uitgestoken hand. Er klinkt een zucht van verlichting terwijl ze me er eentje aanreikt.
‘Mijn god,’ stamelt Jason, ‘ik dacht heel even dat je ging zeggen dat je er toch van afziet. Maar je wilde gewoon je neus nog een keertje snuiten.’
De aanwezigen grinniken. De ambtenaar, Trudie, mijn moeder, Jasons ouders…
‘Jason,’ zeg ik, ‘dat wilde ik inderdaad zeggen. Ik kan niet met je trouwen. Het spijt me, maar het kan echt niet.’