53

RYAN HEEFT DE LAATSTE TIJD HEEL WAT dingen gedaan die de kinderen bijzonder hebben verbaasd. En een heleboel dingen die mij bijzonder hebben verbaasd. Maar dit sloeg werkelijk alles.

Het is een doodgewone vrijdag in oktober, wat normaliter betekent dat we hem op zijn vroegst pas morgenochtend weer zien, wanneer hij is teruggekeerd van zijn dagelijkse hardloopsessie. De kans is groot dat hij dan maximaal een uurtje of drie geslapen heeft na een marathonsessie van een iets ander kaliber met een rijkelijk met Dior Addict besprenkelde Elle McPherson lookalike.

Maar als die middag mijn mobiel begint te rinkelen, verschijnt zijn nummer in het venster.

‘Dag, Ryan. Alles goed?’

‘Zeker. Waar ben je?’

‘We zijn even in de supermarkt en gaan straks Ruby van school halen. Samuel kwam de middag niet door zonder Oreo’s. Hij is echt heel lief geweest vandaag en ik wilde hem graag belonen.’

‘Zeg, als je Ruby hebt opgehaald, zou je dan hierheen willen komen?’

‘Hierheen?’ vraag ik. Ik vraag me af waar ‘hier’ dan wel is.

‘Naar huis.’

‘Ben je thuis dan?’

‘Ik wóón hier,’ zegt hij met nadruk. Waar hij natuurlijk groot gelijk in heeft.

‘Ja, dat weet ik,’ geef ik toe. ‘Maar dit is de eerste keer sinds ik je ken dat je op vrijdag om halfdrie thuis bent. De kans is groter dat je belt vanaf de Shetlandeilanden dan vanuit je eigen zitkamer.’

‘Oké, oké. Puntje voor jou. Maar dat is precies de reden waarom ik hier nu ben. Ik heb een verrassing. Voor de kinderen.’

Als we het huis binnengaan, staat Ryan ons in de gang op te wachten met twee weekendtassen aan zijn voeten. ‘Goed, jongens.’ Hij probeert zijn gezicht in de plooi te houden, maar faalt daarbij jammerlijk. ‘Kom eens even bij papa.’ Hij neemt Ruby op zijn ene en Samuel op zijn andere arm. ‘Hebben jullie zin in een klein vakantietje?’

Ruby’s ogen rollen bijna uit hun kassen. ‘Echt?’

‘Vakantie! Vakantie! We gaan op vakantie!’ zingt Samuel.

Ryan kijkt mij aan en zegt lachend: ‘We gaan niet naar Bermuda… maar ik zou het heel leuk vinden als je meeging, Zoë.’

Het blijkt dat Gerald Raven, Ryans baas en mijn toenmalige danspartner (hoe minder vaak dit ter sprake komt, hoe liever het me is) ons de sleutel heeft gegeven van zijn vakantiehuis in New Hampshire. Hij heeft dit blijkbaar in de afgelopen drie jaar al herhaaldelijk aangeboden, maar Ryan maakt nu voor het eerst van het aanbod gebruik.

Als we later die avond bij het huisje aankomen, blijkt het eeuwig zonde dat Ryan dat niet al veel eerder heeft gedaan. Ik had me zoiets voorgesteld als de stacaravan van mijn tante Linda in Cleveleys, compleet met bejaardentehuisvitrage, matrassen waarop je een mountainbikerally kunt houden en een ‘onvergetelijk’ uitzicht (bestaande uit de verzamelde vuilniscontainers van het terrein).

Geralds vakantiehuis moet je gezien hebben, anders geloof je het gewoon niet. Het is prachtig gelegen tussen de ratelpopulieren, suikeresdoorns en ceders, en de kleuren van het natuurschoon zijn zo ongelooflijk fris en fel dat ze net niet echt lijken. En dan heb ik het nog niet over ons onderkomen. Het is een groot en uitermate luxueus afgewerkt houten huis, met een veranda aan de achterzijde die zo ruim is dat je er een galadiner zou kunnen houden.

‘Wat een schitterend huis,’ zeg ik, terwijl Ruby en Samuel opgewonden door de zitkamer stuiteren. ‘Onvergeeflijk dat je hier nu pas voor het eerst komt. Je bent echt gek, jij.’

‘Nu twijfel je alwéér aan mijn geestelijke vermogens,’ zegt Ryan zuinigjes. ‘Maar misschien heb je ditmaal wel een beetje gelijk.’

‘Papa, papa!’ gilt Ruby, ‘wanneer gaan we paardrijden?’

‘Heeft er dan iemand iets over paardrijden gezegd?’ zegt hij plagerig.

We hebben het namelijk de hele heenreis nergens anders over gehad. We hebben waarschijnlijk de afgelopen paar uur meer over paarden gepraat dan de directie van het grootste wedkantoor van heel Amerika in een maand. ‘Ik heb niks over paarden gehoord. Jij wel, Zoë?’ vraagt Ryan.

Ik schud mijn hoofd. ‘Nee. Ik niet. Geen denken aan. Ik moet niets van paarden hebben.’

‘Aááh,’ zegt Ruby met een zeurderig stemmetje. ‘Je had beloofd dat we zouden gaan paardrijden. Pa-paaaa. Zo-eeee! Alsjeblieft!’

‘Oké, oké,’ zegt Ryan en hij geeft haar een kusje op haar voorhoofd. ‘Morgenochtend. Paardenstallen. Direct na het ontbijt. Beloofd!’

Gerustgesteld speelt Ruby daarna met haar broertje op de veranda, terwijl Ryan voor ons allemaal een biefstuk bakt, die hij opdient met een grote en rijkelijk gevulde salade. Vergeleken met die van hem zijn mijn salades maar zielige hoopjes groen waar zelfs een hamster zijn neus nog voor zou ophalen.

Na het eten doen Ryan en ik, met een waterig zonnetje aan de horizon en een koel biertje in de hand, nog een kaartspelletje met de kinderen. We spelen om een bergje M&M’s, die we aan het begin van het spelletje eerlijk onder ons vieren hebben verdeeld – maar na nog geen drie kwartier zijn we volledig ingemaakt door Ruby en Samuel. Of dat nu komt door hun behendigheid met de speelkaarten of doordat ze steeds als wij even niet opletten wat chocolaatjes naar zich toe harken zullen we nooit weten. Maar aan het einde van de avond zitten hun gezichtjes zo onder de chocola dat het lijkt of ze de hele dag hebben doorgebracht op de afdeling kwaliteitscontrole in de fabriek van Willy Wonka.

Ik sla een arm om een triomfantelijk kijkende Samuel: ‘Is gokken eigenlijk wel legaal voor iemand van jouw leeftijd?’

‘In ieder geval is het vanuit opvoedkundig oogpunt niet zo’n goed idee,’ zegt Ryan. ‘Dus ik zou maar gauw naar bed gaan als ik jullie was, voordat iemand Zoë en mij komt arresteren omdat we jullie op het slechte pad brengen.’

Tegen de tijd dat de kinderen hun pyjamaatjes aanhebben, een glas melk gedronken hebben en hun tanden hebben gepoetst, vraag ik me af hoe lang het zal gaan duren voor ze echt slapen. Ruby is zo opgewonden bij het vooruitzicht dat ze morgenochtend gaat paardrijden dat je zou denken dat we haar hebben opgegeven voor de Grand National.

‘Hoe lang denk jij dat het duurt voordat Ruby weer uit bed komt?’ fluister ik, terwijl Ryan de deur van hun kamer dichtdoet.

‘Eh, een halve minuut?’

Maar die halve minuut gaat voorbij. Er gaan vijf minuten voorbij. En als we tien minuten later even om het hoekje van de deur kijken, horen we iets wat we geen van beiden hadden verwacht. Stilte. Ruby en Samuel liggen heerlijk te slapen, zonder dat er overredingskracht, goede argumenten of omkoperij aan te pas zijn gekomen.