72

‘EN IK VOND SESAMSTRAAT VROEGER niet eens leuk,’ mopper ik, nadat ik mijn Pino-pak heb uitgetrokken en Trudie gevonden heb.

‘Weet je zeker dat je nergens pijn hebt?’ vraagt ze, oprecht bezorgd.

‘Nee, dat is het enig positieve aan dat hele pak,’ antwoord ik. ‘Al dat rubber biedt zoveel bescherming dat ik van de zuidhelling van de Krakatau had kunnen rollen zonder er een schrammetje aan over te houden.’

Het feest is in volle gang en iedereen is in een opperbeste stemming. Mike King heeft minstens zes glazen bisschopswijn op en moet er voortdurend op gewezen worden zijn toga een beetje dicht te houden.

Trudie en ik hebben het afgelopen uur met een hele kluwen kinderen spontaan het kerstverhaal nagespeeld, waarbij absoluut niemand de ezel wilde zijn. Uiteindelijk hebben we ons erbij neergelegd dat Eamonn een zebra was.

‘Ik ben zo blij dat ik dit kostuum nog heb kunnen krijgen,’ zegt Trudie.

Zij draagt het verpleegsterspakje dat ik bij de feestwinkel had gezien. Het is echt een piepklein maatje en het verbaast me dat ze op weg hierheen niet is gearresteerd. ‘Dit was het allerlaatste wat ze nog hadden. Ongelooflijk dat niemand dit wilde hebben, vind je ook niet?’

‘Inderdaad,’ jok ik. Ik herschik mijn bandana en pluk er en passant nog wat schilfertjes scrubcrème af.

Ik houd mezelf voor dat het altijd nog erger had gekund.

Die arme Trudie heeft niets meer van Ritchie gehoord sinds zijn mislukte aanzoek in het café, en haar Oprah-waardige bewering dat ze eroverheen is, neem ik met een flinke korrel zout.

‘Hé,’ zegt Trudie en ze port me in mijn zij. ‘Heb je die twee al gespot?’

Amber is diep in gesprek met dominee Paul.

‘Wat ze ook beweert, er is zéker iets aan het opbloeien tussen die twee,’ zeg ik.

‘Kijk nog eens goed,’ zegt Trudie. ‘Ik geloof dat ze zich er niet langer tegen verzet.’

Niet-begrijpend kijk ik nog eens hun kant op – en zie meteen wat Trudie bedoelt: ze houden elkaars hand vast.

‘Nee! Dat meen je niet!’ roep ik uit. ‘Het is niet waar! Ongelooflijk! Gáán die twee met elkaar?’

Trudie gniffelt. ‘Amber heeft blijkbaar besloten dat – hoewel hun manen niet lekker lijnen – hun sterren wel in dezelfde baan zitten en dat het dus toch goed zit. Of zoiets.’

Ik schud mijn hoofd en voel opeens een scherpe tik op mijn schouder.

‘Ik heb Ryan al de hele avond niet gezien,’ zegt Felicity, die kijkt alsof ze net heeft ontdekt dat ze een wielklem heeft. ‘Weet jij waar hij uithangt?’

‘Eh, ik weet niet,’ zeg ik. ‘Hij ging net wat bier uit de garage halen, maar… kan ik je misschien ergens mee helpen, Felicity?’

‘Dat betwijfel ik,’ zegt ze kattig en ze draait zich abrupt om.

‘Heb ik soms iets verkeerds gedaan?’ vraag ik verbaasd.

‘Geen idee, liefje.’ Trudie haalt haar schouders op. ‘Ze heeft er tegen mij niets over gezegd. Ik heb vorige week een hele middag met haar zitten kletsen, en als er iets was had ze het vast wel ter sprake gebracht. O, trouwens, ik moet je nog iets vertellen…’

‘Wat?’

‘Het spijt me heel erg, maar ik ben bang dat ik iets losgelaten heb over jou en Ryan.’

‘O, Trudie,’ kreun ik. ‘Hoe moet dat als zij het aan Tallulah vertelt, en zíj erover praat met Ruby en Samuel? Het is niet de bedoeling dat zij erachter komen. Ik bedoel, het is maar een losse flodder.’

‘Ik weet het, ik weet het,’ zegt Trudie ernstig. ‘Maar ze houdt haar mond. Eerlijk waar. Ze heeft op haar collectie Laura Ashley-schoenen moeten zweren dat ze het geheim zal houden. Sorry, Zoë.’

Dit valt me echt tegen van Trudie, maar op de een of andere manier is zij een van die mensen op wie je niet echt boos kunt worden.

Om me ervan te vergewissen dat Felicity zich aan haar woord zal houden besluit ik haar te gaan zoeken. Ik begeef me in de menigte in de hal en ga richting de keuken. Dan zie ik haar staan, met haar rug naar me toe, één hand op haar heup en de andere arm tegen de deurpost geleund.

‘En, hoe vind je dat ik eruitzie?’ hoor ik haar zeggen, nog voor ik bij haar ben aanbeland. ‘Deze jurk is me op het lijf geschreven, vind je ook niet?’

‘Hoezo?’

Die stem herken ik onmiddellijk. Het is Ryan.

Ik schuifel tussen de mensen door naar de pilaar in de hal, zodat ik hun gesprek kan afluisteren zonder dat ze mij zien. Dit soort dingen doen mensen in Agatha Christie-films – en ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan dat ik me niet verkleed heb als iemand uit Moord op de Nijl.

‘Dus je gaat nu beweren dat je het echt niet snapt?’ Felicity schatert het uit. ‘Ach mijn lieve, lieve Ryan. Jullie Amerikanen zouden echt wat meer boeken moeten lezen. Ik ben Julia natuurlijk. Uit Romeo en Julia. Je weet wel, zoals je mij altijd liefkozend noemde.’

Wat zullen we nou krijgen? Juliet. De vrouw uit Romeo en Julia interesseert me niet. De persoon achter die brieven aan Ryan des te meer. Zou zij het zijn? Dat kan toch niet waar zijn? Komen die brieven van Felicity?

‘Bij mijn weten,’ antwoordt Ryan op afgemeten toon, ‘heb je dat koosnaampje zelf verzonnen. Ik heb je al verteld dat ik liever Steinbeck lees dan Shakespeare.’

Felicity steekt wanhopig haar handen omhoog. ‘Je weet het ook altijd weer te verpesten. Nou, maar ik trek me er niks van aan. Jij bent mijn Romeo. Dat is zo en dat blijft zo. Maar je bent nog veel meer dan dat, hè?’

‘Felicity,’ zegt Ryan op zo’n scherpe toon dat hij er een citroen mee had kunnen doorsnijden, ‘ik heb hier geen tijd voor. Ik heb een huis vol gasten.’

‘En nog liegen ook,’ zegt ze.

‘Zo kan-ie wel weer. Ik heb geen zin in dit gesprek.’

Met getuite lippen zegt ze: ‘Ach, wat zijn we weer charmant. En dan te bedenken dat je me niet eens had uitgenodigd. Na alles wat er tussen ons is voorgevallen.’

‘Je hebt helemaal gelijk,’ antwoordt hij. ‘Je bent niet uitgenodigd. Wat doe je hier eigenlijk?’

‘Ik ben hier op uitnodiging van je nieuwe vriendinnetje.’

Ryan zwijgt.

‘Weet die arme kleine Zoë al wat voor een leugenaar je bent?’

Ryan zwijgt nog altijd.

‘Nee,’ antwoordt ze namens hem. ‘Ik durf te wedden van niet. Ik durf te wedden dat ze nog helemaal opgaat in die hete, romantische affaire van jullie, net als ik destijds. En, vertel eens, wanneer ga je haar bij het grofvuil zetten? Want dat overkomt vroeg of laat alle vrouwen in jouw leven. Of niet soms, Ryan? Je neemt ze voor je in met die pose van ik-ben-zo-zielig-want-mijn-vrouw-is-dood. En dan verleid je ze. En als je genoeg van ze hebt, dump je ze. Zo doe je dat toch, of niet soms?’

‘Misschien heb je wel gelijk, Felicity. Misschien heb je me zo wel heel treffend neergezet. Misschien ken je me na twee avondjes seks inderdaad beter dan wie ook…’

‘Drie!’ roept ze verontwaardigd uit.

‘Het zal wel. Ik wil alleen maar zeggen dat je mij niet kent. Je hebt geen idee hoe ik in het leven sta. En dat wou ik ook graag zo houden.’

Dan klinkt zijn stem ineens een stuk vriendelijker. ‘Hoor eens, het spijt me dat ik je gekwetst heb. Het spijt me echt. Dat was niet mijn bedoeling. Eerlijk waar niet.’

‘Nou, dat is nauwelijks een troo…’

‘Maar, en dit heb ik je al vaker gezegd, het was maar gewoon een… Felicity, luister.’ Hij zucht. ‘Het is verleden tijd. En ik zou het heel fijn vinden om geen brieven meer van je te krijgen. Alsjeblieft, hou daarmee op.’

Er klinkt oprechte spijt door in zijn woorden. Het lijkt alsof hij een beroep doet op haar redelijkheid en of hij, misschien wel tegen beter weten in, hoopt dat de kwestie hiermee uit de lucht is. Maar als Felicity een stripfiguur was, dan zou er nu stoom uit haar oren komen.

‘Mag ik je even iets uitleggen?’ zegt ze snibbig. ‘Over Zoë en mij?’

‘Als je erop staat,’ zegt hij met een uitgestreken gezicht.

‘Ik heb de Villa Pierrefeu finishing school doorlopen. Ik spreek vier talen vloeiend. Er wordt door verschillende toekomstige werkgevers om mij gevochten. En ik draag een keurig maatje 36. Zij daarentegen, is gezakt voor haar eindexamen en draagt – zolang ze niet rondfladdert als een reuzenkanarie – kleren van Dorothy Perkins!’

‘Dorothy Perkins?’ herhaalt Ryan.

Felicity knikt, alsof ze hem zojuist heeft verteld dat ik een zeer besmettelijke ziekte onder de leden heb.

Nu gaat Ryan het voor me opnemen, denk ik. Nu gaat hij zeggen dat het hem geen reet kan schelen dat ik vanavond verkleed was als Pino – dat hij vond dat het de beste verkleedpartij was sinds Moulin Rouge een Oscar won. Hij gaat nu zeggen dat Chanel schromelijk wordt overschat en dat hij de voorkeur geeft aan iemand die al haar kleren koopt bij Dorothy Perkins.

Hij gaat nu iets zeggen – maakt niet uit wat – waardoor Felicity eens en voor altijd weet wat hij voor me voelt. Ik sta al zo’n tijd met ingehouden adem te luisteren dat mijn longen zowat imploderen.

‘Het zal wel,’ antwoordt hij.

‘Het zal wel?’ herhaalt Felicity. Voor het eerst sinds ik hun gesprek volg ben ik bijna net zo kwaad als zij.

‘Felicity, er is echt geen enkele reden om jaloers te zijn op Zoë,’ vervolgt hij.

‘Je hebt mij niet horen zeggen dat ik jal…’

‘Het stelt niks voor,’ onderbreekt hij haar. ‘Helemaal niks.’