64
TE LAAT. HIJ HEEFT AL OPGEHANGEN. Ik werp me op mijn bed en ben zo overweldigd door de gedachten die door mijn hoofd razen dat ik niet eens kan focussen op de lampenkap op mijn nachtkastje.
Ik besef dat ik eigenlijk opgelucht zou moeten zijn, en dat ben ik ook. Denk ik.
Ik ben naar Amerika vertrokken om definitief te breken met mijn verleden en een gesprek met Jason zou wat dat betreft weinig goeds betekenen.
Mijn verstandige ik weet ook dat hij me in de dagen na ons nonhuwelijk had moeten terugbellen na een van mijn vele pogingen met hem in contact te komen. Hij heeft zijn kans gehad. Kansen zelfs.
Ik heb me voorgenomen een sterke, doelgerichte, zelfstandige vrouw te zijn, die niet onder haar verleden gebukt gaat. En ik vind het zonde, nu ik al zoveel vooruitgang heb geboekt, om in een lang telefoongesprek met Jason de oude wonden open te rijten.
En toch klinkt er in me een stemmetje dat me wil overhalen om dat nu juist wél te doen.
Ik heb meer vragen voor hem dan een journalist. Wat is er die dag met hem gebeurd? Was er werkelijk geen andere vrouw in het spel? Wanneer drong het besef tot hem door dat hij niet met mij moest trouwen? En, om eens iets heel specifieks te vragen, waarom wilde hij niet met me trouwen?
De wetenschap dat ik om die fijne, vertrouwde stem te horen alleen mijn telefoon maar hoef te pakken is gewoon ondraaglijk.
Met mijn ogen strak op mijn mobiel gericht vraag ik de laatste beller op. Ik ga het doen. Ik weet dat het stom is, maar ik ga het doen.
Een fractie van een seconde voor ik op het groene knopje druk, wordt er op mijn deur geklopt.
Geschrokken steek ik mijn mobiel onder mijn kussen en leun achterover tegen het hoofdeinde alsof ik op een stretcher lig te wachten tot iemand me insmeert met factor 15.
Ik moet er belachelijk nerveus uitzien.
‘Alles goed?’ vraagt Ryan met een bezorgd ondertoontje.
‘Ja hoor. Natuurlijk!’ verklaar ik. ‘Ik wilde hier gewoon even rustig bellen.’
Hij zegt niets.
‘Met… mijn tante,’ voeg ik eraan toe.
Hij zegt nog steeds niets. Ik speur mijn kamer af op zoek naar inspiratie en mijn blik blijft hangen bij de berg toiletartikelen op mijn bureau.
‘Mijn tante… Lil-let.’ Oeps. Ik heb mijn zogenaamde tante naar een tamponmerk genoemd.
Ryan fronst zijn wenkbrauwen. En schiet in de lach.
Hij komt naar het bed, legt zijn handen in mijn nek en kust me. Vol verlangen voel ik mijn pols versnellen.
‘Je bent zo mooi vandaag,’ fluistert hij en hij streelt mijn wang.
‘Is dat zo?’ vraag ik verbaasd. Ik heb me niet opgemaakt en naast mijn neus komt een puistje op.
‘Absoluut.’ Hij glimlacht. Dan, op weg naar de gang, aarzelt hij.
‘Ik wist niet dat je een tante… Lillet had.’
‘Hm,’ antwoord ik.
‘Is ze Frans of zo?’
‘Nee… eh, ja. Nee.’
Ryan trekt een wenkbrauw op.
‘Ik bedoel… ze komt uit België,’ stamel ik.
‘Heb jij daar familie dan?’
‘O, ja.’ Ik wou dat ik mijn mond kon houden tot er eindelijk hersens in mijn hoofd zaten. ‘Zát. Ze zijn stuk voor stuk dol op bier. En bonbons.’
Zoë, hou je kop.
‘Maar.. ik wilde hier even bellen, want tante Lillet doet soms een beetje vreemd,’ voeg ik eraan toe en ik sla mijn ogen ten hemel.
‘Hoe dat zo?’
‘Mmm,’ vervolg ik. ‘Ze is in de overgang en heeft ongelooflijk veel last van opvliegers. Daar belde ze ook over – dus daarom wilde ik niet met haar praten waar Ruby en Samuel bij waren.’
Diepe stilte.
‘Het komt blijkbaar allemaal door die chocola,’ zeg ik, en ik heb er onmiddellijk spijt van.
‘Wat komt door de chocola?’
‘Die opvliegers. Van bonbons krijgt ze opvliegers.’
‘Echt?’
‘Mmm, jazeker. Nou en of. Ze…’
Ik hou op met praten. Ryan staat me aan te kijken en gelooft zo te zien geen woord van wat ik heb verteld.
‘Nou,’ zegt hij uiteindelijk. ‘Doe haar de volgende keer maar de groeten van me. Ik ga nu naar beneden. Ik wilde alleen even weten of alles goed met je was.’
‘Met mij? Ha! Natuurlijk. Kan niet beter.’
Hij lacht naar me. Ik probeer ook naar hem te lachen.
En als hij de deur achter zich heeft dichtgedaan, staar ik naar mijn telefoon. Hoe haalde ik het in mijn hoofd? Hoe haalde ik het in mijn hoofd? Ik wis het nummer van de gemiste oproep – Jasons nummer – en zet mijn mobiel uit.
‘Ryan,’ roep ik, de deur opentrekkend. ‘Wacht even. Ik kom mee naar beneden.’