76

RYAN REAGEERT AL OP DE ZACHTSTE aanraking van zijn schouder. ‘Hee,’ mompelt hij met een slaperig lachje. ‘Ik hoopte al dat je erop terug zou komen. Het lijkt wel of ik ’s nachts niet meer zonder je kan.’

Ik zit op de rand van zijn bed, helemaal aangekleed. Het duurt eventjes voor hij dat doorheeft, maar dan komt hij overeind en wrijft in zijn ogen. ‘Wat is er? Is er iets gebeurd?’

‘Nee,’ fluister ik. ‘Alleen…’

‘Waarom ben je dan aangekleed?’ vraagt hij bezorgd.

‘Ryan, ik moet naar huis,’ vertel ik hem. ‘Er zijn een paar dingen waar ik… nou ja, waar ik iets mee moet doen.’

‘Goed,’ zegt hij langzaam en hij legt zijn hand op mijn arm. ‘Kan ik je ergens mee helpen?’

‘Nee,’ antwoord ik. ‘Ik moet gewoon naar huis. Nu meteen.’

Dan begrijpt hij het. ‘Wat? Nu meteen al?’

Ik slik. ‘Er gaat een vlucht over een paar uur,’ zeg ik. ‘Ik had nooit verwacht dat er zo kort voor Kerstmis nog een ticket te krijgen zou zijn, maar het is gelukt. Ik moest het wel doen. Anders had ik pas na de kerstdagen weg gekund.’

Hij staart me ongelovig aan en ik heb het gevoel dat ik mijn beslissing nader moet toelichten.

‘Er is iets met mijn moeder. Ze voelt zich niet goed,’ flap ik er ineens uit, lichtelijk bezwaard dat ik mijn moeders hypochondrie als excuus aanvoer.

‘Is het ernstig?’

‘Nee, dat denk ik niet,’ stamel ik, ‘maar het is beter als ik naar huis ga om haar te zien en…’ Uit mijn achterzak haal ik een envelop tevoorschijn. ‘Hierin leg ik een paar dingen uit, Ryan,’ zeg ik. Zonder zijn ogen van me af te wenden neemt hij hem van me aan. ‘Voordat ik hier kwam is er iets voorgevallen waar ik met niemand over heb willen praten. En dat heb ik dus ook niet gedaan. Niemand weet het. Het was te pijnlijk. Maar ik hoop dat je het zult begrijpen nadat je de brief gelezen hebt.’

Hij kijkt omlaag naar de envelop. ‘Je komt toch wel terug, Zoë?’ vraagt hij.

Mijn gezicht betrekt. ‘Ik… ik heb een bericht ingesproken bij het bemiddelingsbureau. Ik heb gezegd dat ze zo vlug mogelijk vervanging moeten sturen. Hoe het ook verder loopt, de opvang van de kinderen komt niet in gevaar.’

‘Zoë,’ zegt hij fronsend, ‘daar gaat het toch helemaal niet om.’

Mijn ogen worden vochtig.

‘Ik – ik vind het heel erg dat ik Ruby en Samuel geen gedag heb kunnen zeggen,’ vervolg ik, alsof ik zijn laatste opmerking niet heb gehoord. ‘Wil jij ze een kus van me geven en zeggen dat ik ze zo gauw mogelijk zal bellen? Ik heb hun ook een brief geschreven en hun kerstcadeautjes staan in de kast naast mijn bed. Nog niet ingepakt, ben ik bang, maar…’

Er komt langzamerhand een einde aan mijn oeverloze geklets en ik voel dat ik weg moet wezen voor ik mijn tranen niet meer kan bedwingen.

Net als ik wil opstaan, knielt Ryan voor me op het bed en pakt me zachtjes bij mijn arm. Dan neemt hij mijn gezicht in zijn handen en kust me zo teder, zo vol passie, zo heerlijk als nooit tevoren.

Ik weet dat we elkaar voor het laatst op deze manier zoenen en die gedachte doet me heel veel. Ondanks de woorden van Felicity. Ondanks wat ik Barbara bij hem zag doen. Ondanks mijn liefde voor Jason.

Opeens stromen de tranen over mijn wangen en móét ik zijn kus gewoon beantwoorden, ook al voelen mijn lippen opgezwollen en mijn wangen betraand.

Na een tijdje slaag ik erin me van hem los te maken.

‘Het spijt me.’ Ik loop achterwaarts naar de deur en wend mijn blik af van zijn verwarde gezicht. ‘Het spijt me echt.’

Beneden zie ik dat mijn taxi al met draaiende motor voor het huis staat te wachten. Ik trek de voordeur achter me dicht en pak mijn tas. Ik schrik ervan hoe zwaar hij is. Het lijkt wel of ik een dode yak meezeul.

Als ik in de voortuin even opkijk naar Ruby’s raam, trekt mijn maag zich samen. Ik hoop zo dat het briefje dat ik haar en Samuel geschreven heb hun duidelijk zal maken hoezeer ik ze ga missen. Het waren twee geweldige kinderen die ik van mijn levensdagen niet zal vergeten.

Wat was het altijd heerlijk om ze ’s ochtends te knuffelen, die kinderen met hun zachte velletjes, zo warm en zacht als versgebakken koekjes, hun ogen stralend van levenslust. Ik hoop maar dat mijn overhaaste vertrek hun niet al te veel verdriet doet. De kinderen van streek maken is wel het laatste wat ik wil. Maar ik besef terdege dat ik dat nou juist wél gedaan heb. Die twee jonge kinderen, die al afscheid moesten nemen van hun moeder en nu ook nog eens…

Er komt een brok in mijn keel en weer probeer ik mijn tranen te bedwingen. Ik pak mijn tas op en zeg tegen mezelf dat ik niet zo stom moet doen. Ik ben hun nanny, hoor, niet hun moeder.

En toch twijfel ik. O Zoë, doe je hier wel goed aan? Ik heb geen flauw idee.

De taxichauffeur stapt uit om me te helpen met mijn bagage. Zelfs nu we met zijn tweeën aan die grote tas sjorren klaagt hij nog dat hij een hernia riskeert. ‘Naar het vliegveld?’ vraagt hij voor de zekerheid, terwijl ik me op de achterbank hijs.

‘Graag.’

‘Ga je thuis Kerstmis vieren?’ vraagt hij, terwijl we de straat uit rijden.

‘Nee, ik vertrek voorgoed.’

‘Ahhh,’ zegt hij. ‘Dus je had het niet zo naar je zin in Boston?’

‘Ach, je kent het gezegde toch: oost west thuis best.’

‘Ja, ja. Waar kom je vandaan?’

‘Liverpool,’ zeg ik. ‘Engeland.’

‘Liverrr-pooohl,’ antwoordt hij op een manier die eerder doet denken aan een Afrikaans dialect dan aan mijn eigen accent. Ik probeer mijn lachen in te houden.

‘Kwamen de Beatles daar niet vandaan?’

‘Inderdaad.’

‘Mijn vrouw was vroeger weg van Ringo Starr.’

‘Je meent het…’

De chauffeur kletst erop los, maar ik kan het niet opbrengen naar hem te luisteren. Ik word te zeer in beslag genomen door de herinnering aan Ryans kus en zijn liefkozende handen.

De vlucht verloopt zonder problemen. Na het ontbijt, een paar uur na vertrek, probeer ik de tijd te doden door het plastic bekertje, alle bakjes, het bestek en de lege zakjes netjes op te stapelen. Na een tijdje heb ik alles vrij aardig onder controle en biedt het dienblad een keurige aanblik.

Terwijl ik het aanreik aan de stewardess, vallen er opeens een leeg yoghurtbakje, een vork en een ongeopend pakje sinaasappelsap op mijn dienblad. ‘O jee! Sorry, hoor!’ stamelt mijn buurvrouw, zich vooroverbuigend om alles op te rapen. ‘Hè, wat vervelend.’

Ze is een jaar of twintig, heeft een olijfkleurige huid en een hip, kortgeknipt koppie.

Steunend buigt ze zich zo ver voorover om haar lepel te pakken dat haar schouder zowat ontwricht raakt.

‘Wacht, ik pak hem wel even,’ zeg ik, mijn tafeltje inklappend. Terwijl ik me op mijn beurt vooroverbuig om hem op te rapen, snuif ik een aroma op dat bestaat uit minstens zeven verschillende parfums.

Wanneer de lepel eindelijk veilig op de trolley van de stewardess is beland, leunt mijn buurvrouw achterover en blaast een lastig plukje haar uit haar gezicht. ‘Dank je.’ Ze glimlacht en rolt met haar ogen.

‘Graag gedaan,’ zeg ik en ik grinnik in stilte.

‘Dit is mijn eerste intercontinentale vlucht,’ bekent ze.

‘Echt?’ zeg ik, in een poging verbaasd te klinken.

‘Ik ga een jaar reizen. Ik begin mijn trip in Manchester – mijn vader heeft familie daar. Ik heb gelukkig al een baantje geregeld.’

‘Wat leuk, zeg,’ antwoord ik, en ik meen het. ‘Ik hoop dat het een mooi jaar wordt.’

‘Dank je. Trouwens, weet jij of ik dit moet invullen?’ vraagt ze, wapperend met het immigratieformulier. ‘Ik heb er eentje aangepakt, maar heb geen idee of ik er iets mee moet doen.’