16

Ken Wiseman was geen gelukkig mens. Hij was al heel lang ongelukkig. Het was niet zijn eigen schuld: als het maar even kon spande het leven tegen hem samen. Goede dingen waren alleen bestemd voor andere mensen, hem overkwam nooit iets goeds. Het leven was geen lolletje en het leven haatte hem.

Soms was terugvechten het enige wat hij kon doen.

Een tijdlang was alles goed geweest. Rustig. Gewoon… Maar toen begon het allemaal opnieuw uit de hand te lopen. Net zoals de laatste keer. Een mens stukmaken… de hompen vlees… de neerwaartse spiraal die leidde naar de duisternis.

Hij greep het hengsel van de weekendtas steviger beet. Hij was een stuk zwaarder dan hij eruitzag; dat was nu eenmaal zo met messen en zagen. Ze oogden zo mooi en glimmend, maar het bloed dat eraan kleefde maakte ze zwaarder. Maakte ze verraderlijk. Maakte ze tot leugenaars…

Wiseman stond even stil in de portiek en keek naar links en vervolgens naar rechts, om zich ervan te vergewissen dat niemand hem had gezien. Toen opende hij de deur en ging naar binnen.

Het was weer tijd om terug te vechten.

Toen ze Newmacher voorbij waren begon het minder hard te regenen en toen Alec de wagen voor de Redgarth Inn parkeerde was het droog. Het uitzicht vanaf het parkeerterrein was perfect geweest voor Halloween: de steeds uitdijende stadsgrenzen van Oldmeldrum, de glinsterende gele, oranje en witte lichtjes, de donkere velden, de vage gloed van Inverurie verderop, en daarachter het asymmetrische aambeeld van Bennachie dat naar de donkere hemel leek te reiken. Er was zelfs een bolronde maan die een grijs, wasachtig licht verspreidde waardoor de bemodderde, vierwielaangedreven jeeps en SUV's vage schaduwen lieten vallen. Logan verwachtte even ook nog een heks te zien op een bezemsteel – totdat hij zich realiseerde dat zijn moeder zich waarschijn lijk op kilometers afstand van deze plaats bevond.

Binnen was het tamelijk druk. Het vrolijke zaterdagavondgeroezemoes concurreerde met een oud nummer van de Stones dat door de geluidsinstallatie schalde. Logan baande zich een weg naar de bar en wenkte een slungelachtige man met wit haar en een glimlach die deed vermoeden dat daar een binnensmonds tussen de wangen geklemde kleerhanger aan ten grondslag lag. Logan glimlachte terug. ‘Heb je…’ Het voelde vreemd zijn superieur bij de voornaam te noemen. ‘Heb je David Insch gezien? Hij is ongeveer een meter achtentachtig, nogal stevig gebouwd en kaal…’

De man wees naar een lege barkruk en een onbeheerd glas Guinness. ‘Ja, die zit daar. Willen jullie wat eten? Of wordt het vanavond alleen een drankje?’

Logan dacht aan de kant-en-klaarmaaltijd van Marks & Spencer die hij thuis in de koelkast had staan en vroeg om het menu. Toen ze allebei al hadden besteld arriveerde een binnensmonds mopperende Insch, die kwam aangestampt vanuit de kou, gekleed in een enorme, gewatteerde overjas.

‘Was hij er niet?’ vroeg de barkeeper.

Insch knoopte zijn jas open. ‘Hij deed niet open, er brandde geen licht en zijn auto stond niet op de oprijlaan.’ Hij zweeg toen hij Logan en Alec met een drankje aan de bar zag staan. ‘Jullie zijn laat.’

Logan kwam even in de verleiding de chagrijnige dikzak te vertellen dat hij van geluk mocht spreken dat ze überhaupt waren komen opdagen. Je medewerkers op hun neus slaan en in de pisgoot duwen, dat kwam niet uit het handboek Inspirerend leidinggeven.

Insch hees zichzelf op zijn kruk, waarvan de zitting door zijn enorme billen geheel aan het zicht werd onttrokken, en nam een flinke slok van zijn Guinness.

‘Nou,’ zei de barkeeper, terwijl hij een aantal glazen vulde voor een serveerster die stond te wachten, ‘misschien is hij het vergeten. Je weet hoe hij is de laatste tijd. En zijn kleinzoon is toch over uit de Verenigde Staten?’

Insch gromde wat en dronk het laatste restje van zijn bier. ‘Dat was vorige week.’ Hij hield zijn lege glas omhoog. ‘Hetzelfde, Stuart. En geef die twee ook wat.’ Waarschijnlijk was dat zijn manier om excuses aan te bieden. Nogal karig, maar meer zat er niet in, wist Logan.

Ze namen een tafel bij een van de grote ramen met uitzicht op de spookachtige nacht. Alec liet zich in een stoel vallen. ‘Wat ontzettend jammer dat hij niet komt opdagen! Het was een fantastische scène geworden…’

De serveerster arriveerde met placemats en bestek.

Insch wachtte tot ze weg was en vroeg toen: ‘Wie heeft er nu de leiding van het…’

‘Inspecteur Steel.’ Logan nam een slokje van zijn bier. ‘Alleen maar totdat je weer terug bent.’

‘Mooi is dat. Dus als Wiseman boven water komt, gaat zij met de eer strijken.’

‘Misschien houdt Wiseman zich wel even op de vlakte totdat je weer in dienst bent. Het lijkt er in ieder geval niet op dat hij haast heeft zich te laten arresteren.’

‘Nee, en misschien maakt hij ondertussen ook nog wel even een paar mensen af. Dat zou inderdaad geweldig zijn.’

Logan bloosde. ‘Dat bedoelde ik helemaal niet.’

Alec haalde een gloednieuwe HDV-camera uit een hoes en zette hem op tafel zodat hij er de ontvangers voor een paar draadloze microfoons op kon aansluiten. ‘Brooks mag dan niet zijn komen opdagen, maar dat hoeft nog niet te betekenen dat de avond helemaal verloren is.’ Hij pakte twee kleine clip on-microfoons en gaf ze aan Logan en Insch. ‘Het omgevingsgeluid valt wel mee hier; gaan jullie de achtergronden van de zaak maar bespreken.’ Hij zette de camera aan, stelde alles in en strekte een vinger. ‘En, ACTIE!’

Er viel een ongemakkelijke stilte.

‘Dat betekent dat jullie nu iets moeten gaan doen.’

Logan bromde: ‘Doe me een lol, Alec.’

De cameraman staarde hen aan. ‘Na al die stront van vanmiddag zijn jullie me wel wat verschuldigd.’

‘Het was geen stront,’ zei Insch met iets wat op een glimlach leek, ‘het was pis.’ Toen schraapte hij zijn keel en vroeg Logan wat er gaande was op het adres dat ze van Angus Robertson hadden gekregen.

‘Niets,’ antwoordde Logan.

Alec gebaarde net zo lang dat hij iets meer bijzonderheden wilde horen totdat Logan met tegenzin verder begon te praten. ‘Het gebouw is behoorlijk vervallen. In de jaren zeventig is het een rehabilitatiecentrum geweest, maar na een of ander schandaal… Ja, hoor eens, dat weten we toch allang?’

‘Jullie misschien wel,’ zei Alec, terwijl hij de camera op hen gericht hield, ‘maar de kijkers niet.’

Zucht. ‘Er was een schandaal: twee van de “cliënten” hebben om beurten hun maatschappelijk werkster verkracht. En het onderzoek bracht nog wat ongewenste praktijken aan het licht, financiële onregelmatigheden, onhygiënische toestanden en slechte bedrading. Dus hebben ze de boel gesloten… Zullen de kijkers niet zien dat iemand me een hengst op mijn neus heeft verkocht?’

Alec tandenknarste. ‘Hou toch op. Er moet al genoeg worden geknipt in dit materiaal!’

‘Hoe dan ook, ik heb de foto's gezien, het is daar een vuilnisbelt. De helft van de ramen ligt eruit, er groeit onkruid in de woonkamer en het is er vochtig en koud. Hij moet wel verdomd wanhopig zijn als hij daar nog naartoe gaat.’

‘Hij ís wanhopig. De vraag is, wat gaat hij nu doen? Hij moet toch weten dat we hem zullen arresteren zodra hij zijn vijftien minuten mediaroem bij de BBC heeft geïncasseerd…’ Insch leegde zijn tweede glas. ‘Wat zou jij doen als je in zijn schoenen stond? Je weet dat je nog maar een paar dagen vrij rondloopt en dat je daarna voor de rest van je leven achter de tralies verdwijnt.’

Maar Logan had het antwoord al gegeven toen Faulds hem eerder, in het huis van de familie Leith, hetzelfde had gevraagd. ‘Wat ik zou doen?’ Hij stond op: het was tijd voor een nieuw rondje. ‘Ik zou wraak nemen.’

Toen hij eindelijk thuiskwam knipperde het antwoordapparaat kwaadaardig naar hem. Hij drukte de knop in. Zelfs na twee glazen bier en een slok Glen Garioch deed alles nog pijn. U HEBT DRIE BERICHTEN. EERSTE BERICHT: ‘Laz? Ben je wakker? Schiet op, man, neem op…’ Stilte. ‘Je bent er niet. Oké. Morgen, bij het strand, vuurwerk, halfzes bij de Inversnecky.’ Er klonk wat rumoer op de achtergrond en Colin zei: Nee, ik ga hem niet vertellen dat hij een trui aan moet, ik ben zijn moeder niet…Tuuuuuut.

TWEEDE BERICHT: ‘Logan, met je moeder…’

Hij trok zijn jas uit en luisterde maar half naar het gekwebbel over het aanstaande huwelijk van zijn broer.

‘… dus zorg dat je het niet vergeet. En trek deze keer nou eens een kilt aan! De zoon van Barbara..’

Logan drukte op de wisknop.

Tuuuuut.

DERDE BERICHT: ‘Hé… met mij…’ Het was Jackie en ze klonk opnieuw behoorlijk aangeschoten. Hij ging op de rand van de bank zitten en staarde naar de lege open haard. ‘Mis je me? Ik ben… ik ben waarschijnlijk een beetje zat… Komt door de wodka… maar ik mis je, oké? Stomkop. Ik mis je. Ik heb een… een…’ Uit de luidspreker van het antwoordapparaat kwam iets wat klonk als een boer. ‘Oeps. Ik heb een paar dagen vrij. Heb je zin om… je weet wel… met seks en zo…’ Op de achtergrond riep een nauwelijks verstaanbare stem iets over een nieuw rondje. ‘Ik moet nu ophangen. Ik…’ Tuuuut. DIT WAS HET LAATSTE BERICHT.

Logan wiste alles, poetste zijn tanden en ging naar bed.