41
Logan stond op de bovenste tree van de stoep voor de bed & breakfast en luisterde naar de tirade van Steel. ‘Weet je het zeker?’ vroeg ze, toen de bron van scheldwoorden eindelijk was opgedroogd. ‘Post-it-blok jes?’
‘Tientallen. Enveloppen, paperclips, ringbanden, noem maar op.’
Nog meer gevloek. ‘De commissaris vermoordt me…’ Ze nam een woedende trek van haar sigaret. ‘Hij denkt dat we de Vleesmeester hebben gepakt, niet een of andere sukkel die kasten met briefpapier leeg rooft.’
‘Heeft Nowak niets gezegd toen je hem ondervroeg?’
‘Natuurlijk niet. Die bleef alleen maar zeuren om een advocaat.’ Ze nam nog een paar geïrriteerde trekjes. ‘Hoor eens, weet je het écht zeker? Helemaal geen stukken vlees daarbinnen?’
‘Niet eens een worstje. Het schijnt dat Nowak dit in Polen ook deed. Waarschijnlijk liet hij het daadwerkelijke stelen over aan Kowalczyk, Wisniewski en Laszenyk. Ik heb Rennie de buurtkroegen langs gestuurd om te informeren of iemand misschien onlangs een verdachte faxmachine of een partij gele markeerstiften aangeboden heeft gekregen.’
‘Verdomme.’ Steel zweeg even. ‘Kun je je nou nooit eens op de échte dader richten? We hadden hem bijna te pakken!’ Ze smeet haar peuk op het tuinpad en drukte hem uit met haar laars.
‘Maar die was het toch niet?’
‘Ja, dat weet ik nou wel, als je dat nog een keer zegt trap ik je verrot!’
‘Bedankt.’
Inspecteur Steel had gelijk. Commissaris Bain was niet blij met het nieuws. POLITIE ARRESTEERT ABATTOIRKANNIBAAL was veranderd in MAN GEPLET DOOR VOLKSWAGEN GOLF WEGENS DIEFSTAL POST-IT-BLOKJE. Of dat zou het geval zijn zodra de kranten erachter kwamen dat Marek Kowalczyk de Vleesmeester helemaal niet was.
Logan sloop weg voordat iemand op het idee kwam hem van alles de schuld te geven. Hij ging naar de kantine om te lunchen. Het was tenslotte maandag en dat betekende maar één ding: lasagne en friet, lasagne en friet, lasagne en… shit.
Toen hij zich, met het dienblad in de hand, omdraaide van de toonbank, zag hij Insch zitten aan een tafel bij het raam, samen met Jackie. Alsof dat op zich nog niet erg genoeg was keek de inspecteur hem strak aan. Net als Jackie trouwens.
De dikke man duwde de stoel aan de andere kant van de tafel met zijn voet naar achteren.
Verdomme… Logan liep met zijn lunch naar de tafel, ging zitten en probeerde zo ontspannen mogelijk te kijken terwijl hij de azijn pakte. ‘Inspecteur, Jackie.’
Ze deed zelfs niet alsof ze zijn voornaam ooit had gekend. ‘Brigadier.’
Er viel een ongemakkelijke stilte.
Logan nam een hap van zijn lasagne. Als hij maar snel at kon hij er ook snel weer vandoor. Waarom moest Insch hem nou weer per se…
‘Zodra je klaar bent,’ zei de inspecteur, terwijl hij het laatste beetje pudding uit zijn schaaltje lepelde, ‘ga je een wagen voor ons halen. Wij gaan samen een bezoekje brengen aan Andrew McFarlane.’
Logan had plotseling geen trek meer. ‘Het spijt me, inspecteur, maar de commissaris heeft je strikte instructies gegeven…’
‘… me niet met de Vleesmeester-zaak te bemoeien? Nou, brigadier, laat ik je dan geruststellen. We gaan met meneer McFarlane praten over een recent geval van vandalisme. En dat valt nog wél onder mijn bevoegd heden.’
Logan keek Jackie aan, in de hoop op bijval, maar het enige wat hij van haar terugkreeg was een ijzige stilte.
Hij probeerde het opnieuw. ‘Maar denk je niet dat…’
‘Nee. En schiet eens op met die lasagne.’
‘Zo,’ zei Logan terwijl hij naar de pui van de slagerij keek, ‘dus je was aan het lunchen met Jackie…?’ Voor de ramen van de winkel waren multiplex platen getimmerd, waarop posters van nachtclubs waren geplakt en kreten waren gekalkt zoals: ‘TERINGLIJER!’, ‘VUILE MOORDENAAR’, ‘SCHORUM’, en om een of andere reden ook: ‘ENGELSEN OPROTTEN’.
Insch pakte een chocolaatje uit, stak het in zijn mond en stopte het wikkeltje in zijn zak. Hij wees naar de blauwe voordeur naast de ingang van de slagerij. ‘Schiet op.’
Naast de intercom was een plastic strookje geplakt met de naam van McFarlane erop. Logan drukte op de bel. Geen antwoord. Dus drukte hij nog een keer. En nóg een keer. Door de luidspreker klonk een angstige stem: ‘Ga weg! Of ik bel de politie!’
‘Dit ís de politie, meneer McFarlane. Dit is brigadier McRae, we hebben elkaar al een keer gesproken in de gevangenis, weet u nog? We zijn hier vanwege de vernielingen.’
‘O…’
Er klonk een langdurige, donkere zoemtoon en Logan duwde de deur open. Via een gangetje liepen ze de witgeschilderde trap op.
McFarlane wachtte hen boven op. Hij zag er niet veel beter uit dan de laatste keer dat Logan hem had gezien. De kneuzingen waren bijna verdwenen maar de slager had een ingevallen gezicht. Hij zag eruit alsof alle lucht uit hem was weggelopen. Een lege huls met een gebroken neus en een paar ontbrekende tanden.
Hij ging hun voor naar de woonkamer.
Het appartement van McFarlane zag er anders uit dan Logan had verwacht van een eenzame alcoholist die boven zijn eigen winkel woont: lege verpakkingen van kant-en-klaarmaaltijden, lege flessen, afbladderend behang en een geluidsinstallatie die deprimerende countrymuziek produceerde. In plaats daarvan was het appartement onberispelijk schoon. Aan de in lichte kleuren geschilderde muren hingen waterverfschilderijen van landschappen. Uit de stereo klonk muziek die verdacht veel leek op de opera Carmen.
Op de schoorsteenmantel stonden wat ingelijste foto's: McFarlane, McFarlane met een jongere vrouw, dezelfde vrouw gekleed voor een afstudeerplechtigheid, het tweetal tijdens hun huwelijk. Ze was achttien jaar geleden bij hem weggegaan, maar haar foto's stonden er nog steeds. Als dat geen ware liefde was…
De slager liet zich in een leren fauteuil zakken. Een literfles wodka stond onder handbereik. Het tumblergas schudde toen hij het volschonk. ‘Ik wil u ook wel wat aanbieden, maar ik neem aan dat jullie niet drinken in diensttijd.’
‘Maakt u zich geen zorgen.’ Insch stond met zijn handen in zijn zakken in het midden van de kamer en liet zijn ogen dwalen langs de foto's, de kamerplanten en de schilderijen. ‘U hebt een mooi huis.’
De slager haalde zijn schouders op en dronk zijn glas in één teug half leeg.
‘Dus…’ Insch glimlachte naar hem. ‘Dus u wilt ons nog steeds laten geloven dat u niets weet van die menselijke resten in uw zaak?’
McFarlane wreef in zijn ogen. ‘Ik dacht dat jullie hier waren vanwege de vernielingen.’
‘Even tussen ons gezegd en gezwegen, McFarlane, volgens mij kon het een wel eens met het ander te maken hebben.’
‘Ze komen iedere avond. Ze gooien met dingen. U moest eens weten hoe mijn zaak eruitziet… Het leek wel alsof er een bom was ontploft toen ik uit de… toen ik weer thuiskwam.’
‘En hebt u Wiseman nog gesproken in de gevangenis?’
‘Ik heb niets gedaan maar toch is mijn leven kapotgemaakt.’ Een nieuwe slok wodka. ‘Wie komt er nu nog vlees kopen in mijn winkel? Na dit alles? Ik heb er jaren over gedaan mijn zaak op te bouwen…’
‘Ik geloof graag dat iedereen meeleeft met uw verlies. Ik heb er zéker begrip voor. Want mijn dochter ligt in het lijkenhuis!’
McFarlane schonk opnieuw een flinke hoeveelheid wodka in zijn glas, en vervolgens in zichzelf. ‘Dat is mijn schuld niet. Ik heb níéts gedaan.’
‘Ze was VIER!’
‘Inspecteur, misschien kunnen we beter…’
Insch boog zich over de slager, die er ontdaan uitzag. ‘Ze was vier en die klootzak heeft haar vermoord!’
‘Ik…’ McFarlane huiverde en keek toen omhoog naar het paars aangelopen gezicht van de woedende inspecteur. ‘Heb je enig idee hoe het is als een van je naaste familieleden een moordenaar is? Heb je enig idee hoe het is om te moeten leven met de haat, de leugens en de schan de? Zelfs als jij er totaal niets mee te maken hebt?’
‘Ik zou je helemaal in elkaar moeten…’
Logan legde een hand op de arm van de inspecteur. ‘Hij was er niet bij. Hij zat in de gevangenis toen Wiseman de dood van Sophie veroorzaakte.’
‘Hij…’
‘Waarom wacht je niet even op me, beneden in de auto. Dan rond ik het hier wel af.’
Insch verroerde zich niet.
‘Alsjeblieft.’
Even leek Insch op het punt te staan de slager te veranderen in negen tig kilo in wodka gemarineerd gehakt, maar ten slotte draaide hij zich om, verliet het appartement en stormde de trap af.
De slager schonk zich met trillende hand opnieuw in, waarbij de fles de rand van het glas raakte. ‘Ik heb helemaal niets…’
‘Het spijt me. De inspecteur heeft nogal veel aan zijn hoofd, momenteel.’
‘Ik heb het helemaal niet gedaan…’ De wodka verdween.
Logan tilde de lijst met de trouwfoto van de schoorsteenmantel. Het was McFarlane met de zus van Wiseman, op de trappen van de kapel van King's College. Logan kon zich haar naam niet herinneren. Hij droeg een kilt en zij was in het wit. ‘Hoort u nog wel eens iets van haar? Van uw vrouw?’
McFarlane keek naar het tapijt en leek even na te denken. ‘Nee.’ Hij pakte de fles op en zette hem vervolgens weer neer. ‘Achttien jaar. Achttien jaar, verdomme…’ De bloeddoorlopen ogen in zijn ingevallen gezicht begonnen zich te vullen met tranen.
Logan zette de trouwfoto terug tussen de andere foto's op de schoorsteenmantel. Achttien jaar. Hij vermoedde dat het drinken – om te vergeten – toen al was begonnen. ‘Nou, als u verder geen dingen meer heeft…’
‘Het valt niet mee iemand te verliezen van wie je houdt.’ Dit keer bewoog de fles weer helemaal naar het glas. ‘Ik ben alles kwijt. Alles.’ Hij articuleerde minder goed. ‘Mijn hele leven is naar de kloten. Allemaal dankzij… dankzij Ken Wiseman.’ De wodka ging in één teug naar binnen. ‘Maar ja, het is familie, nietwaar? Het is familie, dus moest ik hem wel een baan geven. En kijk nou eens wat er van me is geworden: geen vrouw, geen zaak, geen vrienden. De gevangenis. Wat moet ik nou?’ Hij bracht een trillende hand naar zijn gezicht in een poging de tranen weg te vegen. ‘Wat moet ik nou doen?’
McFarlane stond plotseling op, greep de fles en liep naar de deur. ‘Kijk zelf maar…’ Hij stommelde de trap af, maar in plaats van de buiten deur te openen bleef hij staan voor een kleine deur die vanuit het trappenhuis toegang bood tot de slagerij. ‘Kijk zelf maar.’
Na een paar mislukte pogingen kreeg hij de sleutel in het slot en liepen ze de winkel binnen. Duisternis. De slager vond het lichtknopje en de lichten floepten aan. Het zag er totaal anders uit dan toen Logan er voor het laatst was geweest: met het multiplex voor de ramen leek het op een open graf. De beide koelvitrines waren losgetrokken uit de muur en op de grond gesmeten. Het glas van de vleestoonbank was verbrijzeld. Iemand had een rode brandblusser in de delicatessentoonbank gesmeten. Rode verf bedekte de muren, als slagaderlijk bloed.
‘Twintig jaar.’ McFarlane dronk nu rechtstreeks uit de fles. ‘Twintig jaar heeft het me gekost om dit op te bouwen… en moet je nu eens zien.’ Hij spreidde zijn armen en schreeuwde het uit: ‘KOOP JE VLEES BIJ DE KILOKANNIBAAL!’
Nog een slok en de wodkafles was leeg. Hij keek in de lege fles en draaide hem rond, alsof hij op die manier zijn oude leven weer scherp in beeld probeerde te krijgen. Daarna smeet hij hem tegen de kapotte kassa. Een explosie van glas.
McFarlane stond jankend in het middelpunt van zijn vernielde leven.