25
Het was bloedheet in verhoorkamer twee. Het stonk er naar zweet, sigarettenrook, winden en te veel after shave. Logans kater werd er niet beter van. Bovendien vermoedde hij dat rechercheur Rennie verantwoor delijk was voor de productie van het meest onaangename bestanddeel van het geurenpalet.
Rennie verplaatste zijn gewicht omstandig van zijn ene naar zijn andere been en Logan bereidde zich voor op een volgende milieuonvriendelijke uitstoot.
‘Hou daar nou eens mee op!’
Rennie produceerde een onschuldige gelaatsuitdrukking. ‘Ik doe niks. Het zal ons lachebekje hier wel zijn geweest.’ Hij wees naar de gedetineerde.
‘Val dood.’ De stem van Wiseman klonk als een verroeste kaasrasp. Zijn gezicht zag er trouwens niet veel beter uit: overal schrammen, striemen en korsten en een scheefstaande neus. Om zijn rechterarm zat een gipsverband; dat had van het aanbrengen van de handboeien een interessant werkje gemaakt.
‘Moet je hem horen.’ Rennie stak achter de rug van Wiseman zijn mid delvinger omhoog. ‘Hou je smoel, Kenneth.’
‘Wat wou jij nou?’ De Slager stak zijn handen omhoog en probeerde ze uit elkaar te trekken zodat de handboeien kraakten. ‘Denk je dat dit me ervan weerhoudt je kop eraf te rukken?’
‘Zo is het genoeg. Ophouden allebei.’ Logan staarde naar het plafond. Wanneer kwam Faulds nou eindelijk eens terug? ‘Rennie, jut de verdachte niet op. En, Wiseman, geloof je niet dat je al genoeg problemen hebt? Lijkt het je slim ook nog eens politiemensen te gaan bedreigen?’
‘En jij kan óók doodvallen.’
Formeel was het verhoor geschorst op het moment dat Faulds de kamer had verlaten om met de politiepsycholoog te gaan overleggen, maar de camera's draaiden door. Misschien waren ze bang dat Wiseman iets onverstandigs zou doen. De twee nog aanwezige politiemensen om het leven brengen, bijvoorbeeld.
‘Kom op, Ken, waarom gedraag je je niet een beetje…’
‘Ik zei: VAL DOOD!’
Zo coöperatief was hij al de hele ochtend.
‘Goed, blijf dan maar mokken.’ Ze hadden tenslotte geen bekentenis van hem meer nodig. Ze hadden hem op heterdaad betrapt: wederrechtelijke vrijheidsberoving, zware mishandeling, dierenmishandeling, vernieling, ontvoering, roekeloos rijgedrag met dodelijke afloop. Dat, in combinatie met een heel goede strafrechtadvocaat, zou minstens zestien jaar extra cel opleveren. Maar dat was nog niets bij de straf die hij kreeg als ze konden bewijzen dat hij de Vleesmeester was. Dan zou hij alleen nog maar uit de Peterhead-gevangenis komen in een kist. En hopelijk zou dat niet al te lang meer duren.
Buiten klonk geroezemoes. Het geluid was te ver weg om iets te kunnen verstaan, maar Logan slaakte een zucht van verlichting. Het werd hoog tijd dat Faulds weer terugkwam; en als het een beetje meezat had hij verse koffie bij zich.
De deur ging met een klap open. Het was Faulds niet, het was Insch.
God, nee.
Logan kwam overeind. ‘Inspecteur, ik geloof niet dat dit…’
‘Jij goor stuk vuil!’ De stem van de inspecteur had iets dierlijks en hij rook naar alcohol.
Wiseman glimlachte en zwaaide. ‘Hé, dikzak!’
‘Inspecteur, toe nou, je moet…’
‘Ze was vier!’
‘Ja, jammer, nietwaar? Ik had een boel geld gevangen als ik haar had kunnen verkopen.’
‘Jij bent dóód.’ De inspecteur bewoog een bevende vinger heen en weer in de richting van Rennie en Logan. ‘Jij en jij, wég jullie!’
‘Inspecteur, dat kunnen we niet doen.’
‘Vijftien minuten. Jullie laten me vijftien minuten alleen met deze klootzak hier.’
‘Inspecteur…’
‘ERUIT!’
Rennie keek geschrokken en bewoog in de richting van de deur. Logan keek hem dreigend aan. ‘Waag het niet!’ De rechercheur verstijfde. ‘Inspecteur, we moeten instaan voor de veiligheid van de gedetineerde…’
‘Ze was nog maar vier jaar!’
‘Dat doet pijn, nietwaar?’ Wiseman krabbelde overeind. ‘Kom op dan, dikzak. Laat maar zien hoeveel pijn het doet.’
‘Inspecteur, je moet echt weg. Als je hem ook maar met één vinger aanraakt terwijl hij hier wordt vastgehouden…’
De slager ademde in, rochelde en spuwde. Een geelgroene fluim spatte uiteen op de wang van Insch. En de inspecteur haalde uit.
Rennie maakte een ontwijkende beweging. Logan dook naar de dikke man en probeerde hem met zijn schouder omver te duwen. Samen belandden ze op de grond. De elleboog van de inspecteur belandde in de maagstreek van Logan, precies op het kruispunt van de littekens.
Rennie trok de inspecteur omhoog en naar achteren terwijl Wiseman maar bleef lachen en lachen en lachen.
Eindelijk had Logan eens geluk: hij had een parkeerplaats gevonden op loopafstand van de ingang van het ziekenhuis. Hij manoeuvreerde de recherchewagen in het lege vak en zette de motor af. Ze bleven zwijgend zitten.
Hij wierp een blik op zijn passagier. ‘Weet je zeker dat het weer gaat?’
Insch keek niet op. Hij zat naast Logan en keek naar zijn handen. In ieder geval huilde hij niet meer.
‘Inspecteur?’
De dikke man kromde zijn vingers tot vuisten, zo groot als mokers. Maar zijn stem klonk piepklein: ‘Het is mijn schuld.’
‘Dat moet je niet…’
‘We waren ervan overtuigd dat hij haar ergens had opgeborgen. Brooks… Brooks dacht dat we haar konden redden als we Wiseman aan de praat kregen.’ Hij snoof. ‘Als we hem maar konden dwingen ons te vertellen waar Samantha Harper was. Ik ben niet trots op wat ik heb gedaan… Twee gebroken vingers. Drie tanden. Een blauw oog. Gekneusde ribben. Schouder uit de kom. Maar Wiseman wou het ons nog steeds niet vertellen…’ Langs de wang van de inspecteur biggelde een traan. ‘En toen bleek dat ze helemaal niet vermist was. Ze was ervandoor gegaan met een tapijtlegger uit Lanarkshire. Haar echtgenoot had dat Vleesmeester-verhaal alleen maar verzonnen omdat hij niet wilde dat iemand erachter kwam.’
Logan voelde zich steeds ongemakkelijker worden. Hij keek naar de zeemeeuwen die boven de Aberdeen Royal Infirmary cirkelden en kon zijn oren niet geloven.
‘We waren er zó zeker van dat het Wiseman was…’ Insch veegde de traan weg, maar er verscheen alweer een nieuwe voor in de plaats. ‘En zeventien jaar later komt hij terug en pakt me mijn dochter af. Allemaal omdat ik…’ De inspecteur hief een enorme vuist en liet hem neerkomen op het dashboard. Met ieder woord sloeg hij harder, zodat het kunststof steeds vervaarlijker begon te kraken. ‘… deed – wat – Brooks – wilde!’ De hele auto schudde terwijl Insch met zijn enorme vuist het dashboard bewerkte. Daarna stak hij een vinger in het ontstane gat en begon te trekken.
‘Jezus, rustig aan!’ Logan voelde zich alsof hij met een woedende beer zat opgesloten in een bezemkast.
Een langslopende verpleegster keek naar de auto en versnelde vervol gens haar pas. Waarschijnlijk ging ze de politie bellen.
KRAK. Insch had een stuk dashboard in zijn bloedende handen.
‘HOU OP!’ Logan gaf hem een klap. Hij kreeg er onmiddellijk spijt van toen de inspecteur zijn paarse, woedende gezicht naar hem toe draaide. Er verscheen daadwerkelijk schuim op zijn mond en uit een van zijn neusgaten stroomde een dun straaltje bloed.
Insch hief een massieve, gebalde vuist…
Logan sloot zijn ogen en wachtte op de pijn…
Maar er gebeurde niets.
Stilte.
Toen Logan zijn ogen weer opende zat de inspecteur onderuitgezakt op de passagiersstoel. Zijn lichaam schudde geluidloos en de tranen liepen langs zijn gezicht.
Heather zat met haar rug tegen de metalen muur. Ze voelde hoe de kou diep in haar schouders trok terwijl ze de Duisternis in staarde. Duncan had gelijk: de Duisternis was meer dan alleen maar de afwezigheid van het licht; het was een ding dat leefde en ademde.
Als Duncan haar alleen liet, dan fluisterde de Duisternis haar toe. Vertelde haar afschuwelijke, onzegbare dingen.
Ze drukte haar handen tegen haar oren en begon te zingen om het niet te hoeven horen. Een van die stomme kinderliedjes waar Justin zo van hield… zo van had gehouden.
Ze zong en huilde en probeerde niet te denken aan de Duisternis.
Waar was Duncan, verdomme? Hij had haar in de steek gelaten. Hij wist het, hij wist het, hij wist het, hij wist het, hij…
‘Heather, toe nou, lieverd. Kalmeer.’
Ze keek hem aan terwijl hij daar stond met het aureool van bloed boven zijn hoofd, rood gloeiend als een brandend gebouw. ‘Je hebt me in de steek gelaten!’
‘Ik was alleen maar een minuutje weg.’
‘Je hebt me in de steek gelaten…’
Hij hurkte naast haar. ‘Nee, dat is niet waar.’
‘Je bent doodgegaan.’
‘Maar nu ben ik hier.’
Ze tuurde door de tralies, die ze maar amper kon zien in de vage gloed van Duncans hoofd. De Duisternis zweeg nu. ‘Ik ben bang…’
‘Ssst…’ Hij kuste haar voorhoofd, stond toen op en liep naar de in aluminiumfolie verpakte plakken vlees. ‘Dit begint een beetje vreemd te ruiken.’
‘Je moet me niet alleen laten in het donker.’
‘Maar het is vast nog wel een paar dagen goed. Die uiterste houdbaarheidsdata moet je nooit zo serieus nemen.’
‘Duncan.’
‘Ik beloof het, oké. Ik zal je nooit meer in de steek laten.’
Aan de andere kant van de tralies zweeg de Duisternis.
En wachtte af tot het tijd was.
Wetend dat Duncan haar vroeg of laat alleen zou laten. En dan kon de Duisternis Heather Inglis verzwelgen.